Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
- de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden;
- [appellant] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde;
- [appellant] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 14.234,40 aan huurachterstand, berekend tot en met augustus 2022;
- [appellant] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.100,00 aan contractuele boete;
- [appellant] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.916,64 aan huur per maand na 1 september 2022 tot aan de ontbinding;
- [appellant] te veroordelen tot betaling van € 1.916,64 per maand ten titel van schadevergoeding/gebruiksvergoeding tot aan de ontruiming;
- [appellant] te veroordelen in de kosten van de procedure.
- 33,5% over de periode 15 maart 2020 tot en met 31 december 2020;
- 32,5% over het gehele jaar 2021;
- een nog een nader te bepalen huurkorting over januari 2022 tot en met het einde van de overheidsmaatregelen in 2022.
5.Beoordeling
de vierde vestigingheeft gegenereerd, door de coronamaatregelen zodanig is teruggelopen dat [geïntimeerde] de ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mocht verwachten. Artikel 6:258 BW ziet namelijk op een verstoring van het contractuele evenwicht door de coronacrisis. Het omzetverlies dient daarom te worden bepaald voor het huurobject waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, en dat is (uitsluitend) de vierde locatie.
potentieeldoor middel van een huurkorting (mede) voor rekening van de verhuurder moet komen. De door [appellant] overgelegde verklaringen van [Persoon 2] en [Persoon 3] leiden niet tot een ander oordeel, omdat ook zij zijn uitgegaan van de door [appellant] bepleite referentieperiode, die naar het oordeel van het hof niet als uitgangspunt kan worden genomen.
€ 2.428,00(tarief II, twee punten)