ECLI:NL:GHAMS:2025:701

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
200.343.848/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris inzake afwikkeling nalatenschap en excessieve declaraties

In deze zaak hebben klagers, die de kinderen zijn van de erflater, een klacht ingediend tegen de notaris die door de kantonrechter was benoemd tot executeur van de nalatenschap van hun vader. Klagers zijn het niet eens met de benoeming van de notaris en hebben beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter. Ze verwijten de notaris dat hij ondanks het hoger beroep werkzaamheden voor de nalatenschap heeft uitgevoerd, excessief heeft gedeclareerd, partijdig heeft gehandeld en zich onbehoorlijk heeft uitgelaten jegens hun gemachtigde. De notaris heeft op zijn beurt verklaard dat hij zijn werkzaamheden zo beperkt mogelijk heeft gehouden en dat hij niet in staat was om de administratie te beheren omdat de voormalig executeur, klaagster, deze onder zich hield. Het hof heeft de klacht van klagers beoordeeld en geconcludeerd dat de notaris, ondanks het hoger beroep, gehouden was om zijn werkzaamheden voort te zetten. Het hof heeft de klachtonderdelen van klagers ongegrond verklaard, met uitzondering van klachtonderdeel 4, dat niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing van de kamer is bevestigd, met uitzondering van klachtonderdeel 4.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.343.848/01 NOT
nummer eerste aanleg : 745840 NT 24-3
beslissing van de notaris - en gerechtsdeurwaarderskamer van 25 maart 2025
inzake

1.[appellant 1] ,

wonend te [plaats 1] ,
2. [appellant 2],
wonend te [plaats 2] , gemeente [plaats 1] ,
appellanten,
gemachtigde: mr. H. Heerebout, advocaat te Hoofddorp,
tegen
mr. [geïntimeerde],
notaris te [plaats 3] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klagers (respectievelijk klaagster en klager) en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

De notaris is door de kantonrechter benoemd tot executeur in de nalatenschap van de vader van klagers (hierna: erflater). Klagers zijn het hier niet mee eens en hebben beroep tegen deze beschikking ingesteld. Klagers verwijten de notaris dat hij hangende dit beroep a) desondanks werkzaamheden voor de nalatenschap bleef uitvoeren waarbij hij b) excessief heeft gedeclareerd, c) partijdig heeft gehandeld en d) zich onbehoorlijk heeft uitgelaten jegens de gemachtigde van klagers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Klagers hebben op 24 juli 2024 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 25 juni 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TNORAMS:2024:13).
2.2.
De notaris heeft op 9 oktober 2024 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 januari 2025. Klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en de notaris zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klager is niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
Bij beschikking van 23 oktober 2023 heeft de kantonrechter te Amsterdam (hierna: de kantonrechter) de notaris met ingang van die datum benoemd tot executeur in de nalatenschap erflater en gelijktijdig klaagster ontslagen als executeur.
Daarbij heeft de kantonrechter klaagster opgedragen binnen vier weken rekening en verantwoording af te leggen aan de notaris en aan hem de goederen over te dragen die zij in beheer heeft.
3.2.
De nalatenschap van erflater bestaat uit een perceel met woonhuis (hierna: het woonhuis). De kantonrechter heeft bij voornoemde beschikking daarover als volgt overwogen:

(…)4.[naam notaris ]
dient (…) zorg te dragen voor verkoop van het onroerend goed tegen het hoogste bod door middel van inschakeling van een makelaar bekend met de lokale woningmarkt. Hierover behoeft hij geen overleg met de erfgenamen te voeren.(…)6. Aan de erfgenamen dient na een redelijke termijn (ter bepaling van de makelaar en[naam notaris ])
inzage te worden gegeven in de biedingen en aan hen dient de mogelijkheid te worden geboden om met inachtneming van een redelijke termijn (wederom ter bepaling van de makelaar en[naam notaris ]
) zelf een bod uit te brengen, waarna het onroerend goed tegen het hoogste bod zal worden verkocht.7. De erfgenamen zijn gehouden aan deze verkoop hun volledige medewerking te verlenen, alsmede aan redelijke verzoeken van[naam notaris ]
noodzakelijk voor het soepel verlopen van het verkoopproces gehoor te geven.(…)
en verder:

I. benoemt[naam notaris ]
, verbonden aan[naam kantoor]
, met ingang van heden tot executeur in de nalatenschap van[erflater]
en ontslaat[naam klaagster]
uit deze positie en bepaald daarbij dat[naam notaris ]
voor zijn werkzaamheden zijn gebruikelijke loon in rekening mag brengen.(…)
3.3.
Bij e-mail van 15 november 2023 hebben zowel klaagster als de gemachtigde van klagers de notaris bericht dat klaagster in hoger beroep zou gaan tegen voornoemde beschikking. De gemachtigde van klagers schreef onder meer: “
(…) De beschikking is echter niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard (…) Dat betekent dat de uitvoering van de beschikking van rechtswege is geschorst en cliënte geen uitvoering zal geven aan deze beschikking. U hoeft derhalve geen kosten te maken en deze zullen door cliënte ook niet worden geaccepteerd. Overigens kon cliënte niet ontheven worden van haar executeurstaak nu zij geen executeur meer was. U ben derhalve ook geen executeur. Een verdelingsvordering kon niet bij de kantonrechter worden aangebracht dus ook heeft u geen bevoegdheid om de nalatenschap te verdelen of de wijze daarvan te bepalen.
3.4.
Bij e-mail van 24 november 2023 heeft de gemachtigde van klagers er bij een medewerkster van de notaris nogmaals op aangedrongen dat vanwege het door klaagster in te stellen hoger beroep de notaris geen kosten mocht maken ten laste van de nalatenschap.
3.5.
Bij brief van 1 december 2023 heeft de notaris aan de erfgenamen van erflater geschreven:

(…)Om mijn opdracht als executeur uit te kunnen voeren is door mij de voormalig executeur op kantoor uitgenodigd voor de overdracht van de administratie en andere benodigdheden in genoemde nalatenschap. Tijdens de bijeenkomst op 31 oktober 2023 heeft de voormalig executeur aangegeven zich te beraden op haar positie en nog niet tot overdracht van de stukken te willen overgaan. Vervolgens is er een vervolgafspraak ingepland op 16 november 2023 welke afspraak is afgezegd door de voormalig executeur met als reden dat de voormalig executeur/erfgenaam in hoger beroep gaat tegen het vonnis. Op dit moment bevinden de stukken zich bij de voormalig executeur en niet op mijn kantoor en voer ik derhalve niet het beheer van de nalatenschap. Volgens opgave van de advocaat van de voormalig executeur is er hoger beroep aangetekend waardoor de beschikking is geschorst en derhalve mijn benoeming tot executeur niet in werking is getreden.Vanuit mijn perspectief is er bij mij als notaris wel een zorgplicht aanwezig om alle erfgenamen er op te wijzen dat de voormalig executeur hangende het beroep wederom in functie danwel dat de erfgenamen tezamen bevoegd zijn om de nalatenschap te beheren (en uiteraard over de nalatenschap te beschikken).Mijn oproep aan alle erfgenamen is om met elkaar in overleg te treden hoe nu over te gaan tot afwikkeling van de nalatenschap zodat verdere procedures bij de rechtbank voorkomen worden. Ik nodig hiertoe alle erfgenamen uit om op dinsdag 16 januari om 13.00 uur op mijn kantoor aanwezig te zijn voor overleg.
3.6.
Bij brief van 2 januari 2024 heeft de notaris aan de erfgenamen van erflater geschreven:

(…)Ondertussen heb ik de Rechtbank gevraagd om verduidelijking van het vonnis op dit moment. In principe ben ik executeur, alleen is er momenteel discussie over de werkzaamheden welke ik mag verrichten. Vandaar dat ik geen werkzaamheden zal uitvoeren.De Rechtbank gaf aan dat de voormalig executeur, mevrouw[naam klaagster]
geen executeur meer is en zij ook niet meer kan beheren over de nalatenschap. Aangezien de erfgenamen niet op één lijn liggen, lijkt het mij verstandig om het beheer over de nalatenschap van uw vader bij ons kantoor te leggen. Vandaar nogmaals het verzoek om de administratie af te geven. Tevens heb ik vernomen dat de sloten in de woning zijn vervangen. Om verdere discussie te voorkomen verzoek ik u allen om alle sleutels in te leveren, zodat niemand meer zonder toestemming van de anderen zich in de woning kan bevinden.(…)
3.7.
Bij e-mail van 16 januari 2024 heeft een medewerkster van de notaris aan de erfgenamen een declaratie verzonden voor de verrichte werkzaamheden, verricht van
10 oktober 2023 tot en met 16 januari 2024.
3.8.
Bij brief van 19 januari 2024 heeft het gerechtshof Amsterdam de notaris bericht dat klaagster hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van 23 oktober 2023.
3.9.
Bij e-mails van 19 en 20 januari 2024 heeft de gemachtigde van klaagster de notaris - onder meer - verzocht zijn ontslag te nemen als executeur, geen kosten meer in rekening te brengen bij de nalatenschap en alleen de kosten tot 15 november 2023 in rekening te brengen.

4.De klacht

4.1
Klagers verwijten de notaris het volgende:
1. De notaris negeert artikel 360 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De beschikking van de rechtbank van 23 oktober 2023 is immers niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Ondanks het bericht van klaagster en haar gemachtigde van
15 november 2023 dat hoger beroep zou worden ingesteld bleef de notaris echter werkzaamheden uitvoeren en heeft hij deze ten onrechte in rekening gebracht.
2. De notaris declareert excessief.
3. De notaris is partijdig door van de wederpartij van klagers aan te nemen dat de sloten van de woning zijn vervangen.
4. De notaris laat zich onbehoorlijk uit tegen de gemachtigde van klagers.
Nieuwe klacht
4.2.
In hoger beroep hebben klagers verder aan de orde gesteld dat de notaris ten onrechte zijn factuur op naam van de nalatenschap heeft gezet, maar dat hij de individuele erfgenamen heeft aangeschreven om te betalen. Een dergelijke manier van declareren wekt de schijn van partijdigheid. Het hof merkt dit aan als een nieuwe klacht.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen de notaris op klachtonderdeel 4 niet-ontvankelijk verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard.
Notaris als executeur
Desgevraagd heeft de notaris ter zitting in hoger beroep verklaard in deze zaak te hebben gehandeld in zijn hoedanigheid van executeur. Naar het oordeel van het hof houden de gedragingen van een executeur voldoende verband met zijn hoedanigheid als notaris , zodat de notaris zich voor zijn handelen als executeur tuchtrechtelijk moet verantwoorden.
Klachtonderdeel 1
5.2.
Klagers stellen dat de notaris ondanks a) de door en namens hen gestuurde e-mails van 15 november 2023 (genoemd onder rov. 3.3) en b) het ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter willens en wetens is doorgegaan met zijn werkzaamheden. Hierdoor heeft de notaris op oneigenlijke wijze declaraties gegenereerd. In hoger beroep brengen klagers naar voren dat het oordeel van de kamer dat het door klagers ingestelde hoger beroep niet betekent dat de notaris geen executeurswerkzaamheden meer mag verrichten, niet juist is. Volgens klagers staat artikel 360 Rv hieraan in de weg.
5.3.
De notaris heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij hangende het beroep inderdaad in verwarring verkeerde over zijn rol als executeur. Hij kon zich in ieder geval niet terugtrekken als executeur omdat hij dan van de wederpartij een klacht zou krijgen. De notaris wist dat hij een boedelbeschrijving moest maken en dat hij de administratie moest beheren; omdat klaagster de administratie onder zich bleef houden was hij hiertoe niet in staat. De notaris heeft zijn werkzaamheden zo beperkt mogelijk gehouden en hij heeft ook uren gemaakt die hij niet heeft gedeclareerd. De notaris heeft bij herhaling geprobeerd om de erfgenamen tot elkaar te brengen maar klagers zijn niet ingegaan op zijn uitnodigingen, aldus de notaris .
5.4.
Het hof oordeelt als volgt. De notaris is bij beschikking van 23 oktober 2023 benoemd tot executeur in de nalatenschap van erflater. Bij een zogenaamde constitutieve beslissing als deze is uitvoerbaarheid bij voorraad en dus art. 360 Rv niet aan de orde. Met de kamer is het hof van oordeel dat de notaris , ook hangende het beroep, gehouden was om zijn executeurswerkzaamheden voort te zetten onder de door de kantonrechter gestelde voorwaarden. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.
Klachtonderdeel 2
5.5.
Klagers stellen dat de notaris de noodzaak van zijn werkzaamheden onvoldoende heeft verantwoord en dat hij zijn declaraties onvoldoende heeft gespecifieerd. Zijn tijdsbesteding is excessief. In hoger beroep voeren klagers aan dat de notaris nooit heeft gereageerd op hun (herhaalde) verzoek om de hoogte van zijn declaraties te verantwoorden.
5.6.
De notaris stelt primair dat deze klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het een declaratiegeschil betreft. Voor het geval deze klacht wel inhoudelijk zal worden beoordeeld voert de notaris aan dat dit verwijt niet terecht is. De notaris is zich zeer bewust van zijn declaratiegedrag; klagers realiseren zich onvoldoende dat hij niet alleen met klagers te doen heeft maar ook met de andere erfgenamen. De kosten die de notaris in rekening heeft gebracht staan in geen verhouding tot de kosten die klagers hem hebben bezorgd als gevolg van het aanspannen van diverse procedures, aldus de notaris .
5.7.
Het hof kan een geschil over de hoogte van een declaratie slechts marginaal toetsen, in het licht van de in artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) neergelegde algemene tuchtnorm. Daarbij wordt van de notaris enerzijds verwacht dat hij de vereiste zorgvuldigheid in acht neemt, maar anderzijds ook dat hij de aan zijn werkzaamheden verbonden kosten afweegt tegen de noodzaak die de gedeclareerde werkzaamheden voor de nalatenschap hebben. Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde declaraties en urenstaten niet blijkt dat er ongebruikelijke werkzaamheden zijn gedeclareerd. Ook de hoogte van de declaraties komt het hof niet excessief en dus niet onbetamelijk voor. Aangezien de notaris op basis van de onder rov. 3.2 genoemde beschikking van de kantonrechter gerechtigd was om zijn gebruikelijke loon in rekening te brengen is het hof, met de kamer, van oordeel dat ook deze klacht ongegrond is voorgesteld.
Klachtonderdeel 3
5.8.
Klagers verwijten de notaris dat hij de stelling van de advocaat van de wederpartij dat de sloten van de woning van erflater zijn vervangen als juist heeft aangenomen. Door deze niet terechte aanname heeft de notaris , volgens klagers, partijdig gehandeld.
Onder verwijzing naar zijn in rov. 3.6 genoemde brief betwist de notaris partijdig te hebben gehandeld.
5.9.
De kamer heeft ook deze klacht ongegrond verklaard. Hierbij heeft de kamer overwogen dat in de brief van 2 januari 2024 (in rov. 3.6) slechts staat: “
Tevens heb ik vernomen dat de sloten in de woning zijn vervangen. Om verdere discussie te voorkomen verzoek ik u allen om alle sleutels in te leveren, zodat niemand meer zonder toestemming van de anderen zich in de woning kan bevinden.
Met de kamer is het hof van oordeel dat hieruit niet blijkt dat de notaris aanneemt dat de sloten van de woning zijn vervangen maar dat hij dit slechts heeft vernomen. Uit zijn verzoek aan alle erfgenamen om de sleutels van de woning bij hem in te leveren blijkt evenmin van partijdig handelen. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging is dan ook niet gebleken. Klachtonderdeel 3 is daarmee ongegrond.
Klachtonderdeel 4
5.10.
Klagers verwijten de notaris dat hij zich onbehoorlijk heeft uitgelaten tegen de gemachtigde van klagers. Zo zou de notaris tegen een medewerkster van hun raadsman hebben gezegd dat hun raadsman geschrapt zou moeten worden als advocaat.
5.11.
Het hof stelt voorop dat klagers voldoende redelijk belang hebben bij een correcte bejegening van hun raadsman door de notaris . Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat klagers daarom wél ontvankelijk zijn in deze klacht. Klagers hebben hun klacht uitsluitend onderbouwd aan de hand van een verklaring van deze medewerkster. Blijkens de mail van 22 januari 2024, 08:42 uur aan de raadsman van klagers ontkent de notaris dat hij gezegd heeft dat de raadsman geschrapt zou worden.
Overige feiten of omstandigheden op grond waarvan dit klachtonderdeel gegrond kan worden verklaard, zijn door klagers niet gesteld en ook niet gebleken. Klachtonderdeel 4 is ongegrond.
Nieuwe klacht
5.12.
Op grond van artikel 107 lid 4 Wna geldt dat het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang behandelt. Dit betekent dat alleen de klachtonderdelen die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest in beschouwing worden genomen. Indien en voor zover klagers hun klacht met het in rov. 4.2 genoemde verwijt hebben willen uitbreiden zullen klagers ten aanzien van dit nieuw geformuleerde klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Conclusie
5.13.
Uit het voorgaande volgt dat de klacht tegen de notaris op alle onderdelen ongegrond is. De conclusie is dat het beroep faalt en dat de beslissing van de kamer, met uitzondering van klachtonderdeel 4, zal worden bevestigd.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover klachtonderdeel 4 niet-ontvankelijk is verklaard;
- verklaart het in hoger beroep nieuw geformuleerde klachtonderdeel in rov. 4.2 niet-ontvankelijk;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel 4 ongegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, J.H. Lieber en J.A.H. Bruggemann en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025 door de rolraadsheer.