ECLI:NL:GHAMS:2025:700

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
23-001887-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2023. De betrokkene, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor hennepteelt. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 31.555,44, aan de Staat moest worden betaald. De rechtbank had deze vordering toegewezen, maar de betrokkene ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 6 maart 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de argumenten van de verdediging. De verdediging stelde dat de betrokkene geen voordeel had genoten uit de hennepkwekerij en dat de vordering afgewezen moest worden. Het hof oordeelde echter dat er voldoende bewijs was dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de hennepteelt, en dat de vordering van het openbaar ministerie gegrond was op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en stelde het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 31.055,44, waarbij het hof rekening hield met de betrokkenheid van meerdere personen bij de hennepteelt. De betrokkene werd verplicht dit bedrag aan de Staat te betalen. Het hof concludeerde dat de betrokkene, ondanks zijn verweer, wel degelijk voordeel had genoten uit de hennepkwekerij, en dat de vordering van het openbaar ministerie terecht was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001887-23
datum uitspraak: 20 maart 2025
TEGENSPRAAK
(Verkort) arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2023 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de
ontnemingszaakmet nummer 15-164660-21 tegen de betrokkene
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres 1].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg schriftelijk gevorderd dat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid Sr wordt geschat, wordt vastgesteld op € 31.555,44 en aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de Staat.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2023 – kort gezegd – veroordeeld ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (hennepteelt), terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Voorts is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2023 – kort gezegd – het door de betrokkene verkregen wederechtelijk verkregen voordeel geschat op € 31.555,44 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 maart 2025 veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De vordering
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 31.555,44 en dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu niet blijkt dat de betrokkene enig voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerij. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel de betalingsverplichting dient te worden gematigd, vanwege (1) het feit dat op er het moment van de ontmanteling 458 planten stonden in de kweekruimte en de daarvoor gemaakte (variabele) kosten van het voordeel dienen te worden afgetrokken en (2) het dossier aanwijzingen bevat dat meer dan twee personen bij de kwekerij betrokken waren.
Oordeel van het hof
Grondslag van de vordering
De vordering is gegrond op artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De betrokkene is in de strafzaak veroordeeld voor hennepteelt. Op grond van voornoemd artikellid kan voordeel worden ontnomen dat is verkregen door middel van of uit de baten van dit feit of andere strafbare feiten, waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan.
In het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht” van 30 maart 2021 [1] (hierna: de ontnemingsrapportage) worden de aanwijzingen genoemd op grond waarvan het hof, mede gelet op de inhoud van het strafdossier, concludeert dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit andere strafbare feiten, namelijk het telen van hennepplanten in de periode vóór 16 oktober 2020. Het verweer van de verdediging dat de betrokkene uit de kwekerij geen voordeel heeft genoten wordt daarmee verworpen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 16 oktober 2020 wordt een hennepkwekerij aangetroffen op het adres [adres 2], het adres waar de betrokkene samen met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) is aangehouden. Er worden twee kweekruimtes aangetroffen, zowel op de begane grond als op de eerste etage. De luchtvoorziening en verversing in de ruimte werd kunstmatig geregeld door middel van een luchtafzuigsysteem met één luchtafzuiger, één koolstoffilter en acht ventilatoren. Daarnaast stonden er dertien assimilatielampen, aangestuurd door een tijdsklok, en een irrigatiesysteem dat bestond uit een waterreservoir, dompelpomp en slang. In ruimte A stonden 220 hennepplanten, per vierkante meter betrof dit 10 planten. Tot slot was er een OptiClimate (watergekoelde airconditioner) aangesloten voor de klimaatbeheersing en een CO2-generator, waardoor het groeiproces werd bevorderd. Ruimte B was op een soortgelijke manier ingericht. In deze ruimte stonden 238 planten, per vierkante meter betrof dit 10 planten. Het hof stelt op basis van de ontnemingsrapportage en het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 7 april 2021 [2] vast dat sprake is van een professionele hennepkwekerij en dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Ten aanzien van de duur dat de kwekerij actief was en eerdere oogsten neemt het hof in aanmerking wat daarover in het ontnemingsrapport aan aanwijzingen is opgenomen, en wat door de betrokkene [medeverdachte] op dat punt is verklaard: als hij daar kwam, was het op verzoek van de betrokkene [betrokkene], hij kwam daar voor het eerst in augustus 2020 en hij was daar ongeveer vijf keer geweest.
Op grond daarvan concludeert het hof dat buiten redelijke twijfel is dat met de kwekerij tenminste één keer is geoogst voordat de politie binnentrad op de in het strafarrest bewezenverklaarde datum.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het hof neemt bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel de berekening uit de ontnemingsrapportage als uitgangspunt. Op een enkel punt – te weten het meenemen van de veroordeling van [medeverdachte] in de berekening van de kosten – zal het hof daarvan afwijken. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het bovengenoemde proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij.
Kweekruimte A, opbrengst
In deze ruimte stonden 220 planten. De opbrengst aan hennep per plant, gekeken naar het aantal hennepplanten per vierkante meter, is 30,0 gram. De totale opbrengst, met toepassing van CO2, bedraagt: 220 planten x 30,0 gram = 6,6 kilogram + 1,32 kilogram (20% meeropbrengst) = 7,92 kilogram. De verkoopprijs is € 4.070,00 per kilogram. De totale opbrengst per oogst bedraagt: 7,92 kilogram x € 4.070,00 =
€ 32.234,40.
Kweekruimte A, kosten
In de kostenberekening wordt uitgegaan van één reeds gerealiseerde oogst. De kosten per oogst zijn als volgt:
Afschrijvingskosten
200,00 euro
Hennepstekken
838,20 euro (3,81 euro per plant)
Variabele kosten
853,60 euro (3,88 euro per plant)
Elektriciteitskosten
0,00 euro (bedrag per oogst/ruimte)
Kosten knippers
0,00 euro
Huisvestingskosten
0,00 euro
Totaal aan kosten
1.891,80 euro
Kweekruimte B, opbrengst
In deze ruimte stonden 238 planten. De opbrengst aan hennep per plant, gekeken naar het aantal hennepplanten per vierkante meter, is 30,0 gram. De totale opbrengst, met toepassing van CO2, bedraagt: 238 planten x 30,0 gram = 7,14 kilogram + 1,41 kilogram (20% meeropbrengst) = 8,55 kilogram. De verkoopprijs is € 4.070,00 per kilogram. De totale opbrengst per oogst bedraagt: 8,55 kilogram x € 4.070,00 =
€ 34.798,50.
Kweekruimte B, kosten
In de kostenberekening wordt uitgegaan van één reeds gerealiseerde oogst. De kosten per oogst zijn als volgt:
Afschrijvingskosten
200,00 euro
Hennepstekken
906,78 euro (3,81 euro per plant)
Variabele kosten
923,44 euro (3,88 euro per plant)
Elektriciteitskosten
0,00 euro (bedrag per oogst/ruimte)
Kosten knippers
0,00 euro
Huisvestingskosten
0,00 euro
Totaal aan kosten
2.030,22 euro
Het hof ziet geen aanleiding om kosten mee te nemen ten aanzien van de planten die bij het aantreffen van de hennepkwekerij in beslag zijn genomen. Nu deze planten geen opbrengst hebben opgeleverd, vallen die buiten de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en komen ten aanzien daarvan gemaakte kosten dus ook niet voor aftrek in aanmerking.
Het hof komt tot de volgende berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat:
Opbrengst
Kweekruimte A
€ 32.234,40
Kweekruimte B
€ 34.798,50
Totaal
€ 67.032,90
Kosten
Kweekruimte A
€ 1.891,80
Kweekruimte B
€ 2.030,22
Totaal
€ 3.922,02
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
(€ 67.032,90 – € 3.922,02 =) € 63.110,88
Verdeling
Het hof ziet in het dossier aanknopingspunten voor de betrokkenheid van meerdere personen bij de teelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel ziet. [medeverdachte] heeft bij vonnis van 27 juni 2023 van de rechtbank Noord-Holland voor de onderhavige zaak een betalingsverplichting opgelegd gekregen van
€ 1.000,00. Voorts ziet het hof ook aanknopingspunten voor de betrokkenheid van [naam]. In het voordeel van de betrokkene zal daarom het wederrechtelijk verkregen voordeel na aftrek van de € 1.000,00 van [medeverdachte] door tweeën worden gedeeld. Het hof schat het door de betrokkene verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel daarmee op € 31.055,44.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 31.055,44.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 31.055,44 (eenendertigduizend vijfenvijftig euro en vierenveertig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 31.055,44 (eenendertigduizend vijfenvijftig euro en vierenveertig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 621 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. B.E. Dijkers en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van
mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 maart 2025.
mr. Van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht van 30 maart 2021, nummer PL1100-2020177230-8, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], werkzaam als aspirant bij de Eenheid Noord-Holland en [verbalisant 2], werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Noord-Holland.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2021, nummer PL1100-2020177230-25, in de wettelijk vorm opgemaakt door [verbalisant 3], werkzaam als brigadier bij de Eenheid Noord-Holland.