ECLI:NL:GHAMS:2025:699

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
23-001886-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het telen van hennepplanten en voor diefstal van elektriciteit. De zaak kwam aan het hof na een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van 13 juni 2023. Tijdens de zitting op 6 maart 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere het telen van 458 hennepplanten en het wegnemen van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor het telen van de hennepplanten, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat de bewijsvoering daarvoor onvoldoende was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een voorwaardelijk deel, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en diverse artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001886-23
datum uitspraak: 20 maart 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 juni 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-164660-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair)
hij op of omstreeks 16 oktober 2020 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten (telkens) (ongeveer) 458 althans een grote hoeveelheid hennepplanten, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
(subsidiair)
een of meer (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 16 oktober 2020 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand op [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) (telkens) (ongeveer) ongeveer 458, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 16 oktober 2020 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest,
door
- ter plaatse (voor (een) ander) de toegangsdeur te openen en/of
- ter plaatse te gaan met een pH meter en/of
- voor die (onbekend gebleven) persoon/personen werkzaamheden ten behoeve van die
hennepkwekerij te verrichten en/of aldaar hennepplanten te (gaan) verzorgen/water te
geven en/of
- voor die (onbekend gebleven) persoon/personen te regelen dat een ander werkzaamheden ten
behoeve van die hennepkwekerij zou verrichten;
2.
hij op of omstreeks 16 oktober 2020 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid electriciteit (totaal ongeveer in elk geval 61010 kWh), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen electriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, door het verbreken/verwijderen van de zegels van de (hoofd)meterkast e/of een aansluiting hebben geplaatst voor die meterkast.;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 2

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden, op basis van het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij en de aangifte van Liander, zij het dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van medeplegen. De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte voor het gehele feit dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van de elektriciteit, schieten die aanwijzingen voor het hof tekort om die betrokkenheid wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Daarom zal het hof de verdachte daarvan vrijspreken.

Bewijsoverweging feit 1

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er wettig en overtuigend bewijs is voor hetgeen onder feit 1 primair is ten laste gelegd, zij het dat de verdachte voor het medeplegen partieel dient te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Zij heeft voor wat betreft het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hennepplanten aangevoerd dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in het halletje van de loods tijdens de instap van de politie, daartoe geen bewijs oplevert. Subsidiair heeft zij bepleit dat de rol van de verdachte van onvoldoende gewicht was om te kunnen spreken van medeplegen.
Ten aanzien van het aanwezig hebben van hennepplanten heeft zij aangevoerd dat de verdachte niet in de kweekruimtes is geweest. Daarom dient de verdachte ook daarvan te worden vrijgesproken. Subsidiair geldt ook hiervoor dat er geen sprake kan zijn van medeplegen, nu niet blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking en tevens niet van een substantiële bijdrage ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben.
Het hof overweegt als volgt.
Naar aanleiding van een aantal anonieme meldingen ontstond het vermoeden dat in het pand aan de [adres 2] te Anna Paulowna zich een hennepkwekerij bevond. Op 16 oktober 2020 werd tijdens een observatie door verbalisanten waargenomen dat de verdachte en de (inmiddels onherroepelijk veroordeelde) [veroordeelde] (hierna: [veroordeelde]) dit pand binnengingen. De toegangsdeur werd – door middel van een sleutel – geopend door de verdachte. De politie is vervolgens het pand binnengetreden en trof een in werking zijnde hennepkwekerij aan, bestaande uit 458 hennepplanten verdeeld over twee ruimtes. Zowel [veroordeelde] als de verdachte zijn in het pand aangehouden. Bij de verdachte werd een pH-meter aangetroffen.
Het hof overweegt dat vaststaat dat de verdachte toegang had tot de loods en ten tijde van de inval door de politie een pH-meter op zak had. Het hof neemt op grond daarvan tot uitgangspunt dat de verdachte wist wat zich in die loods bevond en dat hij daarover beschikkingsmacht had. Het hof gaat er daarbij vanuit dat het de verdachte is die de hennepkwekerij in werking had. De verdachte heeft niets verklaard wat aanleiding geeft om van een ander scenario uit te gaan. Hij is immers in eerste noch in tweede aanleg verschenen en heeft op geen enkel moment een (plausibele) verklaring gegeven waarom hij over de sleutel van de loods beschikte of voor welk doel hij een pH-meter bij zich droeg. Hetgeen de verdediging over dit laatste aspect heeft aangedragen, is niet onderbouwd en ook overigens volstrekt onaannemelijk gebleven.
De betrokkenheid van de verdachte wordt bevestigd door de verklaring van [veroordeelde]. Hij verklaarde telkens in de loods te zijn geweest nadat hij daartoe was benaderd door de verdachte. [veroordeelde] heeft verder verklaard dat hij in augustus 2020 voor het eerst in het pand is geweest en in totaal een keer of vijf. [veroordeelde] zou niet betaald hebben gekregen, maar er zou wel ‘aan hem gedacht worden als er geoogst zou worden’, zo verklaarde [veroordeelde].
De omstandigheid dat het huurcontract van de loods op naam stond van [naam] (hierna: [naam]) maakt dit niet anders. De verhuurster verklaart immers dat zij deze vrouw zelf nooit heeft gezien en dat een vriend van [naam] kwam om het pand te bezichtigen. Dezelfde man kwam op
11 mei 2020 langs met het ondergetekende huurcontract en heeft daarbij voor een jaar de huur contant betaald.
Het hof oordeelt het vorenstaande redengevend voor het bewijs dat de verdachte in de loods op de tenlastegelegde datum hennep heeft geteeld. Derhalve komt het hof tot het oordeel dat feit 1 primair wettig en overtuigend dient te worden bewezen.
Vrijspraak medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen gericht op het voltooien van het delict. Op basis van het dossier kan het hof niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen wat de rol van [veroordeelde] of andere mogelijke betrokkenen is geweest. Daarom zal het hof de verdachte vrijspreken van het onderdeel medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op of omstreeks 16 oktober 2020 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon opzettelijk heeft geteeld, een hoeveelheid van 458 hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 458 hennepplanten. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en gaat deze vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, zoals financiële en fiscale delicten en andere delicten, waaronder geweldsdelicten.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin als oriëntatiepunt voor 100 tot 500 hennepplanten een taakstraf van 120 uren in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand is opgenomen. Voor 500 tot 1.000 planten geldt als oriëntatiepunt een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Het hof stelt vast dat het aantal aangetroffen hennepplanten in deze zaak (458 stuks) tegen de grens zit van het oriëntatiepunt voor meer dan 500 planten. Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof stelt ook vast dat het recht van de verdachte om binnen een redelijke termijn te worden berecht, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), is geschonden. Als uitgangspunt geldt dat de berechting van de zaak in eerste aanleg behoort te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen. Op 17 oktober 2020, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld, is de redelijke termijn aangevangen. De rechtbank heeft op 13 juni 2023 vonnis gewezen. Hieruit volgt dat in eerste aanleg sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van acht maanden. De overschrijding van de redelijke termijn zal het hof in de strafmodaliteit compenseren, in die zin dat de verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, maar de hierna te noemen gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf.
De raadsvrouw heeft nog gewezen op gezondheidsklachten van de verdachte. Een onderbouwing hiervan ontbreekt echter en ook overigens is het hof niet gebleken dat de verdachte geen taakstraf zou kunnen uitvoeren.
Het hof acht, alles afwegende, een (gedeeltelijk voorwaardelijke) taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. B.E. Dijkers en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van
mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 maart 2025.
mr. Van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]