ECLI:NL:GHAMS:2025:644

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
23-001835-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep met bespreking van het verweer en verwerping van het alternatieve scenario

Op 4 maart 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 8 juni 2023 was gewezen. De zaak betreft een verdachte zonder bekende woon- of verblijfplaats, geboren in 1993. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte dezelfde straf opgelegd krijgt als in eerste aanleg. Tijdens de zitting op 18 februari 2025 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken dient te worden, omdat hij geen wegnemingshandelingen zou hebben verricht en enkel in de jassen van de aangevers keek om de eigenaren te achterhalen en de jassen terug te geven. Het hof heeft echter het alternatieve scenario van de verdediging als niet aannemelijk beoordeeld, omdat dit niet voor de hand ligt en weerlegd wordt door de bewijsmiddelen die door de politierechter zijn gebruikt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met toevoeging van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de toegepaste wetsartikelen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de griffier aanwezig, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 4 maart 2025.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001835-23
datum uitspraak: 4 maart 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-131783-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1993,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de toegepaste wetsartikelen en het door de verdediging gevoerde verweer bespreekt.

Bespreking verweer verdediging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte geen wegnemingshandelingen heeft verricht en geen bijdrage heeft geleverd aan de diefstallen. Hij heeft weliswaar in de jassen van de aangevers gekeken, maar dat was om te voelen of er goederen in de jas zaten zodat hij de eigenaren kon achterhalen en de jassen kon teruggeven.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario niet aannemelijk nu dit niet voor de hand ligt en wordt weerlegd door de inhoud van de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen. Het hof gaat dan ook voorbij aan het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr P.J. van Eekeren en mr. C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 maart 2025.