ECLI:NL:GHAMS:2025:600

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
23-003335-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake taxivervoer zonder vergunning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1958, heeft op 23 september 2022 taxivervoer verricht zonder de vereiste vergunning. De tenlastelegging betrof het verrichten van taxivervoer met een voertuig zonder vergunning, wat in strijd is met de Wet personenvervoer 2000. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een geldboete van € 1.200,00, waarvan € 600,00 voorwaardelijk. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 februari 2025 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, stellende dat de wetgever niet heeft beoogd deze gedraging strafbaar te stellen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk inbreuk heeft gemaakt op de wet door taxivervoer te verrichten zonder vergunning. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld, maar in plaats van een geldboete is een taakstraf van 24 uur opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de overtreding. De beslissing is genomen in het belang van toezicht op veilig vervoer en het beschermen van de concurrentiepositie van vergunninghoudende vervoerders.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003335-23
datum uitspraak: 4 maart 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 december 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-049930-23 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) in het jaar 1958,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 september 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer op de weg, de Vetrekpassage, taxivervoer heeft (laten) verricht(en) met een voertuig, gekentekend [kenteken], zonder te beschikken over een daartoe door de Minister van Infrastructuur en Milieu verleende vergunning.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat weliswaar met een strikte wetsuitleg bewezenverklaring zou kunnen volgen, maar dat de wetgever niet heeft beoogd deze gedraging strafbaar te stellen. De bedoeling van de ten laste gelegde bepaling is het normale taxivervoer te beschermen en niet onbedoeld handelingen strafbaar te stellen die niet in die lijn liggen. Van belang is dat het opzet van de vervoerder van tevoren was gericht op betaling van vervoer terwijl hij daarvoor geen vergunning had. De verdediging betwist niet dat de rit heeft plaatsgevonden. Weliswaar is de door de passagier betaalde € 70,00 geen kostenvergoeding, maar dat geld is gegaan naar [naam 1], die zijn bus voor de rit ter beschikking had gesteld. Het opzet van de verdachte was van tevoren niet gericht op financieel gewin.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft op 23 september 2022 een passagier, mevrouw [naam 2], afgezet bij de vertrekpassage op Schiphol. [naam 2] heeft verklaard dat de verdachte haar van Amsterdam-Noord naar Schiphol heeft gebracht. Zij heeft voorts verklaard dat de verdachte in de supermarkt tegenover haar huis werkt, dat zij hem € 70,00 heeft betaald voor de rit en dat zij dat met de verdachte van tevoren heeft afgesproken in de supermarkt. De verdachte heeft bevestigd [naam 2] van Amsterdam naar Schiphol te hebben gebracht. Hij had op dat moment geen taxivergunning. In de portemonnee van de verdachte is
€ 70,00 aangetroffen. Naar het oordeel van het hof kan bewezen worden dat de verdachte taxivervoer heeft verricht zonder de daartoe bestemde vergunning. Niet is gebleken dat het bedrag voor een ander dan de verdachte bestemd was. Het hof is van oordeel dat de wetgever wel degelijk heeft beoogd de onderhavige situatie onder de wettelijke bepaling te laten vallen. De verdachte heeft, door taxivervoer te verrichten zonder vergunning, inbreuk gemaakt op het normale taxivervoer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 september 2022 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer op de weg, de Vertrekpassage, taxivervoer heeft verricht met een voertuig, gekentekend [kenteken], zonder te beschikken over een daartoe door de Minister van Infrastructuur en Milieu verleende vergunning.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 76 lid 1 Wet personenvervoer 2000.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De economische politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 1.200,00, waarvan € 600,00 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg, met dien verstande dat het onvoorwaardelijke deel in zes termijnen van € 100,00 kan worden voldaan.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a Sr. De verdachte is niet de gemiddelde snorder die welbewust de regels omzeilt en de wettelijke bepaling is eigenlijk niet bedoeld voor deze situatie. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om oplegging van een taakstraf, aangezien de verdachte door oplegging van een geldboete verder in de schulden komt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van taxivervoer zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben. Het vergunningsstelsel voor het taxivervoer is onder meer in het leven geroepen om toezicht van de overheid op het veilig vervoer van personen en een correcte opgave van inkomsten mogelijk te maken. Door taxivervoer te verrichten zonder een daartoe afgegeven vergunning heeft de verdachte zich onttrokken aan dit toezicht. Bovendien heeft hij hierdoor de concurrentiepositie van de vervoerders die wel onder een vergunning hun diensten aanbieden verslechterd en hen financieel benadeeld.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden, en in andere omstandigheden, geen aanleiding voor toepassing van artikel 9a Sr. Niet gezegd kan worden dat redelijkerwijs geen doel wordt gediend met het opleggen van een straf of maatregel in onderhavige situatie. Alhoewel het hof in beginsel de door de politierechter opgelegde straf passend en geboden acht, zal het hof, gelet op de geringe draagkracht van de verdachte, in plaats daarvan een taakstraf van na te melden duur opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 76 van de Wet personenvervoer 2000.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 27 februari 2023 onder CJIB-nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 maart 2025.
Mr. M.F.J.M. de Werd en mr. H. Sytema zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.