ECLI:NL:GHAMS:2025:594

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
200.290.929
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling op eindarrest inzake terugbetaling en wettelijke rente na vernietiging vonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2025 een aanvulling gegeven op een eerder eindarrest van 18 februari 2025. In het oorspronkelijke arrest werd het vonnis waarvan beroep vernietigd en werd de vordering van de geïntimeerden jegens de appellanten afgewezen. De geïntimeerden werden veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag dat de appellanten aan hen hadden betaald, maar het hof had verzuimd te beslissen over de uitvoerbaarheid van deze terugbetaling en de wettelijke rente. De appellanten hebben het hof verzocht om het arrest aan te vullen, zodat de terugbetaling uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard en de wettelijke rente zou worden toegewezen. De geïntimeerden hebben hiertegen geen inhoudelijk verweer gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten recht hebben op terugbetaling van het bedrag en de wettelijke rente, en heeft het verzoek tot aanvulling toegewezen. Het hof heeft de veroordeling tot terugbetaling en de wettelijke rente uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en deze uitspraak is op de minuut van het eerdere arrest gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.290.929/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 8450607 \ CV EXPL 20-3340
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 maart 2025
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

wonende te [plaats] ,
2. [appellant 2] ,
wonende te [plaats] ,
appellanten in principaal appel,
geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. R. van den Berg te Haarlem,
tegen
1. [geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [plaats] ,
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. C.L. Mens te [plaats] .
Partijen worden hierna [appellanten] en [geïntimeerden] genoemd.
1.Verloop van de procedure
In deze zaak is op 18 februari 2025 eindarrest gewezen. Daarin heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering van [geïntimeerden] jegens [appellanten] afgewezen en [geïntimeerden] veroordeeld tot terugbetaling van enig bedrag dat [appellanten] aan hen hebben betaald uit hoofde van het vonnis waarvan beroep, met kostenveroordeling.
Per e-mail van hun advocaat van 21 februari 2025 hebben [appellanten] het hof, zakelijk weergegeven, verzocht om met toepassing van artikel 32 Rv het arrest van 18 februari 2025 aan te vullen door de veroordeling tot terugbetaling alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en op te nemen dat ook de wettelijke rente over dat terug te betalen bedrag moet worden betaald, nu zij dat wel hadden gevorderd maar het hof daarop niet heeft beslist.
[geïntimeerden] , daartoe door het hof in de gelegenheid gesteld, hebben per e-mail van hun advocaat van 4 maart 2025 op dit verzoek gereageerd en het hof verzocht het verzoek af te wijzen.
Daarna is arrest bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1
Het hof constateert dat [appellanten] in hoger beroep hebben gevorderd om [geïntimeerden] te veroordelen om al hetgeen [appellanten] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan hen mocht hebben voldaan aan [appellanten] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling, en dat de terugbetalingsverplichting uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard. Het hof heeft in zijn arrest van 18 februari 2025 per abuis verzuimd op die vorderingen te beslissen.
Uit de bewoordingen van artikel 32 lid 1 Rv volgt dat de rechter in een geval als dit desverzocht ‘te allen tijde’ tot aanvulling overgaat.
2.2
[geïntimeerden] hebben niet betwist dat [appellanten] een deel van het bedrag dat bij het bestreden vonnis was toegewezen hebben betaald, zodat gelet op de vernietiging van dat vonnis bij het arrest van 18 februari 2025 de vordering tot terugbetaling toewijsbaar was. Dat [appellanten] belang hebben bij uitvoerbaar bij voorraadverklaring van die beslissing vloeit uit de aard daarvan voort en [geïntimeerden] hebben daartegen ook geen verweer gevoerd. Zij voeren in de reactie op het aanvullingsverzoek slechts aan dat het hof niet verplicht is om het verzoek op dit punt in te willigen, maar dat is geen inhoudelijk verweer.
In die situatie is het verzoek tot aanvulling toewijsbaar als na te melden.
2.3.
Ook tegen de vordering tot betaling van de wettelijke rente is zowel in de procedure zelf als naar aanleiding van het aanvullingsverzoek geen verweer gevoerd. [appellanten] hebben in de periode tussen de betaling, waaraan naar inmiddels is gebleken de rechtsgrond ontbrak, en de terugbetaling niet kunnen beschikken over het betaalde bedrag. De wettelijke rente is de gefixeerde vergoeding voor de daaruit voortvloeiende schade. Ook op dit punt dient het verzoek dus te worden toegewezen als na te melden.

3.Beslissing

Het hof:
vult het arrest van 18 februari 2025 als volgt aan dat het dictum van het arrest van 18 februari 2025 na: “wijst af de vordering van [geïntimeerden] jegens [appellanten] ” luidt:
veroordeelt [geïntimeerden] tot terugbetaling van enig bedrag dat [appellanten] aan hen hebben betaald uit hoofde van het vonnis waarvan beroep, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot aan de dag van terugbetaling en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat deze uitspraak, met vermelding van de datum daarvan ,zal worden gesteld op de minuut van het arrest van 18 februari 2025.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en M. Kremer en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.