ECLI:NL:GHAMS:2025:548

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
23-001770-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

Op 4 maart 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie tegen de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de betrokkene verplicht tot betaling van een bedrag van € 106.290,40 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het Openbaar Ministerie vorderde in hoger beroep een bedrag van € 117.667,44. De betrokkene stelde dat hij geen voordeel had behaald uit de hennepkwekerij, omdat zijn oogsten waren mislukt. Het hof heeft echter vastgesteld dat de betrokkene wel degelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de betrokkene verplicht tot betaling van € 115.907,44 aan de Staat. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. Het hof heeft de argumenten van de betrokkene met betrekking tot zijn draagkracht verworpen en vastgesteld dat er geen aanleiding was om het bedrag te verlagen. De uitspraak benadrukt de professionaliteit van de hennepkwekerij en de aanwijzingen dat de betrokkene eerder betrokken was bij dergelijke activiteiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001770-24
datum uitspraak: 4 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2024 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-030549-23 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres 1] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 117.667,44.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2024 - kort gezegd - veroordeeld ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 23 juli 2024 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 106.290,40 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 februari 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van € 117.667,44 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Subsidiair heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de kosten van de knippers in mindering moeten worden gebracht, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 115.907,44 dient te worden vastgesteld. De advocaat-generaal heeft zich gebaseerd op de inhoud van het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht” van 29 september 2022 [1] (hierna: de ontnemingsrapportage) en is uitgegaan van één oogst.
De betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat hij geen geld heeft verdiend met de hennepkwekerij, omdat de eerste oogst was mislukt en bij de tweede oogst de politie was binnengevallen. De eerste oogst was mislukt, omdat de henneptoppen waren verbrand. De betrokkene heeft de henneptoppen vervolgens afgeknipt en in gedeeltes weggegooid.
Het hof overweegt als volgt.
Grondslag van de vordering
De vordering is gegrond op artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2024 is de betrokkene in de strafzaak veroordeeld voor – kort gezegd – het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. Op grond van voornoemd artikellid kan voordeel worden ontnomen dat is verkregen door middel van of uit de baten van deze feiten of andere strafbare feiten, waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan.
In de ontnemingsrapportage worden de aanwijzingen genoemd op grond waarvan het hof, mede gelet op de inhoud van het strafdossier, concludeert dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit het in de strafzaak bewezenverklaarde feit. Het verweer van de betrokkene dat hij uit de kwekerij geen voordeel heeft gehad wordt daarmee verworpen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 20 mei 2022 wordt een hennepkwekerij aangetroffen op het adres [adres 2], het adres waarop de betrokkene staat ingeschreven. Er worden vier kweekruimtes aangetroffen. In alle kweekruimtes stonden steeds 220 plastic potten met daarin potgrond, 24 assimilatielampen, één opticlimate, twee afzuigboxen en zeven ventilatoren. Voor de belichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. De hennepplanten werden door middel van een centraal geregeld bevloeiingssysteem of drupsysteem van een voedingsoplossing voorzien. Verder is in elke kweekruimte een CO2
-boosteraangetroffen, waarvan bekend is dat het de kweekcyclus verkort met twee weken.
De aangetroffen koolstoffilters waren in de kwekerij bevestigd door middel van een metalen klemband. Het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Vervuiling van een filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes. Op een knipschaartje dat werd aangetroffen, bevonden zich hennepresten. Verder werden verschillende data aangetroffen op een aantal goederen in de kweekruimtes, waaronder 31 mei 2021 op een elektrakabel, 5 februari 2021 op een pvc pijp, 7 december 2021 en 12 oktober 2021 op afzuigboxen. De hiervoor genoemde omstandigheden duiden op één of meer eerdere opbrengsten uit de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerij.
De betrokkene heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de eerste oogst is mislukt doordat de henneptoppen waren verbrand. Oorzaak hiervan zou zijn dat de betrokkene, naar zijn eigen zeggen, teveel
boosterhad toegevoegd aan de hennepplanten. Hierdoor waren de toppen verbrand. De betrokkene heeft de verbrande toppen vervolgens geknipt en in gedeeltes weggegooid. Ter terechtzitting in hoger beroep zijn twee getuigen gehoord die volgens de betrokkene zouden kunnen bevestigen dat hij dit aan hen heeft verteld.
Het hof stelt op basis van het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij vast dat sprake is van een professionele hennepkwekerij. De stelling van de betrokkene dat de eerste oogst mislukt is, strookt niet met de professionaliteit van de hennepkwekerij, daarbij slaat het hof ook acht op het feit dat de betrokkene blijkens het hem betreffende Uittreksel uit de Justitiële documentatie van 11 februari 2025 eerder betrokkenheid bij een hennepkwekerij heeft gehad, en is voorts niet aannemelijk geworden. Getuige [getuige 1] bevestigt weliswaar dat de betrokkene aan hem heeft verteld dat hij de medicijnen
(het hof begrijpt: de CO2-booster)verkeerd had toegediend, maar kan zich niet herinneren of de betrokkene dit aan hem heeft verteld vóór of na de politie-inval op 20 mei 2022. Getuige [getuige 2] heeft slechts verklaard dat de betrokkene aan hem heeft verteld dat de kwekerij niets heeft opgeleverd als gevolg van de politie-inval. Er zijn geen foto’s of andere stukken die de stelling van de betrokkene kunnen ondersteunen. De betrokkene heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de henneptoppen aan anderen heeft laten zien, maar heeft ook die verklaring niet verder onderbouwd. De ter terechtzitting gehoorde getuigen hebben de hennepkwekerij voorts niet met eigen ogen gezien. Bij de weging van de aannemelijkheid van de verklaring van de betrokkene heeft het hof ook betrokken dat deze verklaring voor het eerst ter sprake komt in hoger beroep en de betrokkene niet eerder heeft verklaard over het verkeerd toedienen van een
boosteren evenmin over de verbrande toppen. Al met al komt het hof tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat de henneptoppen bij de eerste oogst zijn verbrand, zodat ervan moet worden uitgegaan dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het hof neemt bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel de berekening uit de ontnemingsrapportage als uitgangspunt. Op een enkel punt – te weten de kosten van de knippers – zal het hof daarvan afwijken. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 20 mei 2022 [2] zoals hiervoor en hierna opgenomen.
Opbrengst
In elke kweekruimte stonden 220 hennepplanten, meer specifiek zeven hennepplanten en/of potten per vierkante meter. De opbrengst hennep per plant is 31,8 gram. Met toepassing van de CO2
-boosteris sprake van 20 procent meeropbrengst. Dit resulteert in de volgende opbrengst per kweekruimte: 220 planten x 31,8 gram = 6,966 kilogram + 1,3992 kilogram (20 procent meeropbrengst) = 8,3952 kilogram. De verkoopprijs is € 4.070,00 per kilogram. Hiermee komt de totale opbrengst op 8,3952 kilogram x € 4.070,00 = € 34.168,46 per kweekruimte.
Kosten
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het ontnemingsrapport als volgt:
Afschrijvingskosten
200 euro
Hennepstekken
770 euro (3,50 euro per plant)
Variabele kosten
853,60 euro (3,88 euro per plant)
Elektriciteitskosten
2928,00 (bedrag per oogst/ruimte)
Kosten knippers
0 euro
Huisvestingskosten
0 euro
Totaal aan kosten
4.751,60 euro
Het hof gaat er in afwijking daarvan en in het voordeel van de betrokkene vanuit dat er kosten zijn gemaakt voor het knippen van de hennep. Deze kosten bedragen € 2,00 per plant, waardoor de knipkosten per kweekruimte € 440,00 bedragen.
Het hof komt tot de volgende berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat:
Opbrengst
Kweekruimte 1
€ 34.168,46
Kweekruimte 2
€ 34.168,46
Kweekruimte 3
€ 34.168,46
Kweekruimte 4
€ 34.168,46
Totaal
€ 136.673,84
Kosten
Kweekruimte 1
€ 5.191,60
Kweekruimte 2
€ 5.191,60
Kweekruimte 3
€ 5.191,60
Kweekruimte 4
€ 5.191,60
Totaal
€ 20.766,40
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
(€ 136.673,84 – € 20.766,40 =) € 115.907,44

Verplichting tot betaling aan de Staat

De betrokkene heeft aangevoerd dat hij in de toekomst niet over voldoende inkomen zal beschikken om aan een eventuele betalingsverplichting te voldoen.
Het hof verwerpt het draagkrachtverweer. Op grond van hetgeen door de betrokkene is aangevoerd en ook overigens is niet aanstonds aannemelijk geworden dat de betrokkene thans, en evenmin naar redelijke verwachting in de toekomst, in het geheel niet in staat is en zal zijn aan de betalingsverplichting te voldoen. Er is derhalve geen aanleiding wegens ontoereikende draagkracht tot een lagere vaststelling van het door de betrokkene aan de Staat te betalen bedrag te besluiten.
Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 115.907,44.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
115.907,44 (honderdvijftienduizend negenhonderdzeven euro en vierenveertig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 115.907,44 (honderdvijftienduizend negenhonderdzeven euro en vierenveertig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. L.F. Roseval en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van
mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 maart 2025.
Mr. C. Beuze is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht van 29 september 2022, nummer PL1300-2022027423-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant], werkzaam als brigadier bij de Eenheid Amsterdam.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 20 mei 2022, nummer PL1300-2022027423-1, in de wettelijk vorm opgemaakt door [verbalisant], werkzaam als brigadier bij de Eenheid Amsterdam.