In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie naar aanleiding van een gewijzigde hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een verzoek ingediend tot wijziging van de kinderalimentatie die de man, verweerder in hoger beroep, aan haar diende te betalen. De man had op zijn beurt verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen, [kind 1] en [kind 3], sinds maart 2023 bij de man is, terwijl [kind 2] bij de vrouw woont. Dit leidde tot een wijziging van de alimentatieverplichtingen. De vrouw had verzocht om de kinderalimentatie te herzien, maar het hof oordeelde dat de wijziging van omstandigheden rechtvaardigde dat de alimentatie opnieuw werd beoordeeld. Het hof heeft de ingangsdatum van de wijziging vastgesteld op 1 september 2021 en de hoogte van de kinderalimentatie voor [kind 2] vastgesteld op € 439,- per maand, terwijl de vrouw voor [kind 1] en [kind 3] € 175,- per kind per maand dient te betalen aan de man. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het hof heeft het verzoek van de vrouw om de bestreden beschikking te vernietigen, gedeeltelijk toegewezen.