Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
In het principaal hoger beroep ligt de vraag voor wat de omvang is van een van de leningen, of ImmoSec hierop verder moet aflossen en welk rentepercentage geldt. In het incidenteel hoger beroep ligt met name de vraag voor of tussen [bank] en ImmoSec een hoogstpersoonlijke relatie bestond die zich tegen overdracht van de leningen verzet. ImmoSec heeft verder een incidentele vordering ingesteld tot niet-ontvankelijkverklaring van Ortolan.
Het hof wijst die incidentele vordering af en komt voor het overige in hoofdzaak tot een bekrachtiging van de bestreden vonnissen.
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
- de Algemene Voorwaarden voor Geldleningen van [bank] ;
Transferred Assets) will be transferred by way of transfer of contract (contractsoverneming) to the Transferee subject to the terms set out herein; and
agreement on collection mandate(overeenkomst van lastgeving tot incasso, hierna: de lastgevingsovereenkomst) van 7 september 2020 heeft Ortolan aan Promontoria last gegeven om de vordering op ImmoSec op eigen naam te incasseren. De lastgevingsovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
last tot incasso) to the Mandatary as mentioned in article 7:414 DDC, to collect the Assets in and out of court proceedings in name of the Mandatary for the account of the Mandator (the ‘
Collection Mandate’).
Wet op het financieel toezicht), (ii) prejudice the Mandatary or other member of the Mandatary’s group’s continuing relationship with any Regulatory Authority, or (iii) prejudice the Mandatary or other member of the Mandatary’s group’s reputation, nor that those events will occur. In case of any likely er actual (expected) breach of the aforementioned, that either Party is aware of, that Party has the obligation to inform the other Party of this likely or actual (expected) breach.
4.Eerste aanleg, prejudiciële vragen en de antwoorden daarop
- voor zover de rechtbank oordeelt dat de leningen wel geldig zijn overgegaan op Promontoria, Promontoria te gebieden om bij wijze van schadevergoeding anders dan in geld, de leningen terug over te dragen aan [bank] , en Promontoria verder te veroordelen tot schade op te maken bij staat;
De leningen die [bank] aan ImmoSec had verstrekt, maakten onderdeel uit van een hoogstpersoonlijke relatie tussen [bank] en de familie [naam 1] . Vanwege die hoogstpersoonlijke relatie, en de bijzondere aard van de vordering van [bank] op ImmoSec, was de rechtsverhouding tussen [bank] en ImmoSec naar haar aard niet-overdraagbaar, althans niet overdraagbaar aan een partij die niet dezelfde kwalificatie heeft als [bank] . Daarom heeft [bank] de vordering op ImmoSec niet rechtsgeldig aan Promontoria kunnen cederen of anderszins kunnen overdragen. ImmoSec heeft verder bezwaar tegen de overdracht omdat Promontoria een dochtervennootschap is van Cerberus Capital Management. Dit is het meest beruchte “vulture fund” (aasgierenfonds) ter wereld, dat met agressieve praktijken leningnemers onder druk zet om zo snel als mogelijk te betalen. ImmoSec betwist dat zij is tekortgekomen in de nakoming van haar verplichtingen onder de leningen. De rente is steeds betaald en er was voldoende afgelost. Als Promontoria de leningen al zou hebben overgenomen, betwist ImmoSec dat Promontoria gerechtigd was de leningen direct op te eisen of de rente anders vast te stellen dan de rente die ImmoSec met [bank] was overeengekomen. De verhoging van de rente door Promontoria tot 8% is niet rechtsgeldig; 8% is een absurd rentepercentage.
Antwoord op de eerste prejudiciële vraag en het daarmee samenhangende deel van de derde prejudiciële vraag
De cessie door [bank] aan Promontoria is volgens de rechtbank rechtsgeldig geweest en dat betekent dat de primaire vordering van ImmoSec moet worden afgewezen.
5.De vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling
in the broadest sense”. Dat Ortolan de last tot incasso in de meest ruime zin aan Promontoria heeft gegeven, betekent echter niet dat zij haar eigen rechten voor de duur van de lastgevingsovereenkomst heeft willen prijsgeven. ImmoSec heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat de partijen bij de lastgevingsovereenkomst dit hebben bedoeld c.q. dit redelijkerwijs mochten verwachten. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat ook ImmoSec, geen partij bij de lastgevingsovereenkomst, niet heeft begrepen (en ook redelijkerwijs niet mocht begrijpen) dat Ortolan voor de duur van de lastgevingsovereenkomst haar eigen incasso- en procesbevoegdheid had prijsgegeven. Ortolan heeft hierover gesteld dat ImmoSec door de jaren heen veelvuldig met Ortolan heeft gecorrespondeerd over de afwikkeling van de vordering. ImmoSec heeft dat niet gemotiveerd betwist.
Met haar incidentele grief II klaagt ImmoSec, kort gezegd, over het oordeel van de rechtbank dat haar onrechtmatige daadvordering tegen Promontoria niet toewijsbaar is.
private bankergeneraties lang bij de familie [naam 1] betrokken zijn. Naast het verschaffen van de leningen zou [bank] ook allerhande andere diensten aan de familie leveren, zoals betaal- en depositorekeningen, verzekeringen, trust-, management- en adviesverlening en andere (vastgoed)financieringen. In 2003 is de familie [naam 1] een totaalrelatie geworden van [bank] , volgens het bedrijfsmodel van die bank. [bank] heeft sindsdien ook in verregaande mate de financiële belangen van de familie [naam 1] behartigd. Ten behoeve van de familie verleende zij trustdiensten, beheerde depositovolumes en verstrekte vastgoedfinancieringen. De contactpersoon van de familie [naam 1] bij [bank] was altijd een senior
private bankerof een directielid van de afdeling
private banking.
[bank] heeft uitsluitend een kredietrelatie gehad met ImmoSec en haar rechtsvoorganger. [bank] had (en heeft) geen bancaire- of andere relatie met de familie [naam 1] of (een) met de familie verbonden vennootschap(pen). [bank] heeft het familievermogen van de familie [naam 1] niet beheerd en de familie ook niet geadviseerd. [bank] heeft buiten het verschaffen van de leningen geen andere diensten verleend, behoudens zeer beperkte diensten door [bank] Trust op Curaçao, die onder meer een zekere periode als trustmaatschappij medebestuurder was van ImmoSec. [bank] heeft niet geadviseerd over de oprichting van ImmoSec en heeft überhaupt niet geadviseerd over hoe de verwerving van [villa] te structureren. Op het moment dat [bank] de leningen aan Promontoria overdroeg bestond de relatie met ImmoSec alleen uit twee langlopende leningen (de leningen), die [bank] in 2012 al had opgezegd. Enige andere relatie tussen [bank] en ImmoSec of de familie [naam 1] was er toen niet. Er was op dat moment (of daarvoor) geen hoogstpersoonlijke relatie tussen [bank] en ImmoSec (en/of de familie [naam 1] ).
private banking” over te leggen als bewijs van het bestaan van de
private banking-relatie. Deze brieven heeft het hof niet in het dossier aangetroffen. Bij die stand van zaken is het hof van oordeel dat ImmoSec onvoldoende heeft gesteld over de hoogstpersoonlijke relatie, zodat niet kan worden aangenomen dat deze heeft bestaan. Dat betekent dat niet kan worden aangenomen dat de vordering die [bank] had op ImmoSec zo hoogstpersoonlijk met [bank] was verbonden dat zij om die reden onoverdraagbaar was. Bij deze uitkomst hoeft het hof niet in te gaan op hetgeen partijen verder over dit onderwerp hebben aangevoerd, waaronder de betekenis die toekomt aan het arrest Staat/Appels (HR 12 januari 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC2326, NJ 1990/766).
algemenetitel overdraagt aan een andere bank. Beoordeeld naar objectieve maatstaven kan uit deze bepaling niet worden afgeleid dat beoogd is overdracht onder
bijzonderetitel van een vordering die een bank heeft op een klant aan een niet-bank te verbieden of in elk geval de overdracht van zekerheden aan een niet-bank te verbieden.
Volgens Promontoria heeft Immobile[ImmoSec, hof]
in totaal € 1.378.418,72 betaald (...)”. Ortolan heeft terecht aangevoerd dat dit een vergissing betreft. ImmoSec heeft in eerste aanleg niet de stelling ingenomen dat zij al in totaal een bedrag van € 1.378.418,72 op de Grote lening had afgelost. In punt 3.16 van de dagvaarding stelt ImmoSec dat de resterende hoofdsom van de Grote lening op de datum van de dagvaarding € 3.078.315 bedraagt, wat impliceert dat zij op dat moment € 1.321.685 had afgelost. Zij heeft ook naar dit bedrag verwezen in het petitum van de dagvaarding. Na het arrest van de Hoge Raad over de prejudiciële vragen heeft ImmoSec haar eis gewijzigd. Zij heeft daarbij gesteld een aflossing van € 24.614,62 over het hoofd te hebben gezien en dus € 3.052.213,62 op de Grote lening te hebben afgelost. In dat licht bezien moet de opmerking van Promontoria in de akte van 14 oktober 2020 als een vergissing worden beschouwd en niet als een gerechtelijke erkentenis van een – overigens toen niet eens door ImmoSec ingenomen – stelling van ImmoSec.
Voor de geldlening zijn de volgende condities en voorwaarden van toepassing, welke na acceptatie worden vastgelegd in de bij ons gebruikelijke Akte van Geldlening”. Niet in geschil is dat De Vier Elementen de kredietbrief voor akkoord heeft getekend waarmee zij de genoemde condities en voorwaarden heeft geaccepteerd. Dit betekent naar het oordeel van het hof dat op dat moment de overeenkomst van geldlening, die ziet op de Grote lening, tussen [bank] en De Vier Elementen tot stand kwam. Dit brengt met zich dat De Vier Elementen redelijkerwijs mocht verwachten dat de Akte van Geldlening de (nadere) vastlegging zou zijn van hetgeen in de kredietbrief was overeengekomen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat De Vier Elementen er rekening mee moest houden dat de Akte van Geldlening op details zou kunnen worden gewijzigd of aangevuld maar dat de Akte van Geldlening niet af zou doen aan de hoofdlijnen van de overeenkomst zoals blijkend uit de kredietbrief. Dit zou anders kunnen zijn indien [bank] De Vier Elementen erop had gewezen dat de Akte van Geldlening op een of meer van die hoofdlijnen afweek van de kredietbrief en De Vier Elementen dat had aanvaard. Dat dit is gebeurd, is niet gesteld of gebleken. Ortolan heeft hierover nog aangevoerd dat in de Wijziging Geldleningsvoorwaarden van 7 februari 2005 alleen verwezen wordt naar de Akte van Geldlening en niet naar de kredietbrief. Daaruit kan echter, anders dan Ortolan betoogt, niet worden afgeleid dat partijen zijn overeengekomen dat de Akte van Geldlening zou prevaleren boven de kredietbrief.
Voor de geldlening zijn de volgende condities en voorwaarden van toepassing, welke na acceptatie worden vastgelegd in de bij ons gebruikelijke Akte van Geldlening” duidt erop dat na acceptatie volledige overeenstemming zou zijn bereikt over de belangrijkste voorwaarden van de lening. Ortolan heeft niet toegelicht waarom De Vier Elementen niettemin de kredietbrief had moeten begrijpen als een aanbod waarin zij nog de keuze moest maken tussen twee rentevormen. Het hof acht hierbij ook van belang dat Ortolan niet heeft toegelicht waaruit blijkt dat De Vier Elementen vervolgens de keuze voor mogelijkheid (i) heeft gemaakt en dat dit vervolgens op die manier in de Akte van Geldlening is opgenomen. De Vier Elementen heeft de kredietbrief naar het oordeel van het hof zo mogen begrijpen dat [bank] haar daarin wat de rente betreft een aanbod deed van een vaste rente voor de eerste vijf jaar van de looptijd van de lening en vervolgens, voor de resterende looptijd van de lening, een rente van 3-maands Euribor + 1,2%. De Vier Elementen mocht hieruit ook begrijpen dat was overeengekomen dat [bank] geen recht had om de rente tussentijds aan te passen. De tekst van de kredietbrief spreekt over ‘gedurende de looptijd van de lening’ en geeft daarmee steun aan deze uitleg. Voor zover de Akte van Geldlening op dit punt een andere bepaling bevat, bindt die De Vier Elementen (en nu dus: ImmoSec) niet omdat, zoals hiervoor overwogen, de kredietbrief leidend is voor de hoofdlijnen van de tussen [bank] en De Vier Elementen gesloten overeenkomst over de Grote lening.
dat wil zeggentot 75% van de executiewaarde”.
dan weltot 75% van de executiewaarde”.
€ 12.434(tarief VIII, 2 punten)