ECLI:NL:GHAMS:2025:481

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
23-002674-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens intrekking na aanvang onderzoek ter terechtzitting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 5 oktober 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar heeft na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting op 9 april 2024 besloten het hoger beroep in te trekken. De advocaat-generaal heeft vervolgens verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft bij een nader onderzoek, aangezien hij zijn bezwaren tegen het vonnis heeft ingetrokken. Hierdoor is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. Van der Voet niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002674-23
datum uitspraak: 6 februari 2025
TEGENSPRAAK(verdachte en raadsvrouw na aanhouding niet verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-316398-22 en 13-155249-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2025.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot
niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is op 9 april 2024 aangevangen en geschorst. Blijkens de akte intrekken hoger beroep van 1 november 2024 wenst de verdachte het hoger beroep niet te handhaven, zodat hij geacht moet worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren in te trekken. Daarom zal hij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. M.L.M. van der Voet en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 februari 2025.
Mr. Van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.