ECLI:NL:GHAMS:2025:468

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
23-003418-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontnemingsmaatregel in strafzaak met wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2022. De zaak betreft een ontnemingsmaatregel waarbij de betrokkene, geboren in 2000, werd veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen met behulp van een valse sleutel. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel had van € 62.000,00 en hem de verplichting opgelegd tot betaling van € 20.666,66 aan de Staat. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 februari 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging gehoord. De advocaat-generaal stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 62.000,00 geschat moest worden, terwijl de verdediging een verdeelsleutel van twintig procent voorstelde, gebaseerd op het aantal betrokken personen bij de diefstallen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er drie personen betrokken waren bij de gepleegde strafbare feiten.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel opnieuw geschat op € 62.000,00, waarbij het bedrag werd verdeeld over de drie plegers. De betrokkene werd verplicht om € 20.666,66 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 413 dagen. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003418-22
datum uitspraak: 20 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2022 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-244716-21 tegen de betrokkene
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 21.446,00.
De betrokkene is bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2022 - kort gezegd - veroordeeld ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 8 december 2022 het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op een geldbedrag van € 62.000,00 en de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20.666,66 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft bij conclusie van 5 februari 2025 geconcludeerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moet worden op een geldbedrag van € 62.000,00 en ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd en dat de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20.666,66 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een verdeelsleutel van twintig procent dient te worden toegepast, omdat uit het dossier naar voren komt dat de feiten zijn gepleegd door vijf personen en niet door drie personen, zoals door de rechtbank is vastgesteld.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt.
De onderhavige vordering heeft betrekking op het geval van veroordeling wegens een strafbaar feit waarbij de betrokkene voordeel heeft gekregen door middel van of uit de baten van dit feit. De betrokkene is bij voornoemd vonnis van de rechtbank Noord-Holland in de strafzaak veroordeeld voor diefstal in vereniging met behulp van een valse sleutel, in de periode van 13 juli 2021 tot 31 augustus 2021 van de navolgende bedragen:
- € 5.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 1] (zaak 4), en
- € 5.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 2] (zaak 2), en
- € 5.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 3] (zaak 1), en
- € 2.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 4] (zaak 5), en
- € 5.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 5] (zaak 3), en
- € 5.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 6] (zaak 6), en
- € 5.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 7] (zaak 7), en
- € 5.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 8] (zaak 8), en
- € 5.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 9] (zaak 9), en
- € 10.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (zaak 10), en
- € 10.000,00, toebehorende aan [slachtoffer 12] (zaak 10a).
Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat de veroordeelde met betrekking tot die diefstallen voordeel heeft verkregen. Op grond van deze veroordeling kan daarom aan de betrokkene de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij de vaststelling van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neemt het hof als uitgangspunt de berekening zoals deze is gemaakt in de ontnemingsrapportage [1] . In het rapport wordt verwezen naar het dossier in de onderliggende strafzaak, waarover het hof ook de beschikking heeft gehad.
De ontnemingsrapportage houdt – zakelijk weergegeven - het volgende in.
Het totaal van de weggenomen bedragen bij de aangevers bedraagt € 69.399,99. Aangezien onduidelijk is welke kosten betrokkene heeft gemaakt, wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 69.399,99.
Nu de betrokkene in het vonnis van de onderliggende strafzaak is vrijgesproken van het wegnemen van de geldbedragen € 1.319,99 en € 1.020,00 in zaak 5 en een geldbedrag van € 5.000,00 in zaak 10, zal het hof deze bedragen, evenals de rechtbank in eerste aanleg, in mindering brengen op voornoemd bedrag. Daarmee wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel in beginsel geschat op € 62.000,00.
Het hof volgt de raadsman niet in zijn stelling dat er minstens vijf personen hebben meegedeeld in het verkregen voordeel. Net zoals de rechtbank leidt het hof uit de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen af dat bij de gepleegde strafbare feiten telkens drie personen betrokken waren.
Het hof zal daarom het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs toerekenen aan de drie plegers en het
wederrechtelijk verkregen voordeelvoor de betrokkene wordt daarom geschat op
€ 20.666,66(€ 62.000,00/3).

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 20.666,66.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
20.666,66 (twintigduizend zeshonderdzesenzestig euro en zesenzestig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 20.666,66 (twintigduizend zeshonderdzesenzestig euro en zesenzestig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 413 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. B.E. Dijkers en mr. L. Daum, in tegenwoordigheid van mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 februari 2025.
Mr. L. Daum is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 25 mei 2022, opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant], hoofdagent bij basisteam Alkmaar van district Noord-Holland-Noord (niet doorgenummerd, aanvullend pv).