4.3.1Feit 1
Het hof is het grotendeels eens met de motivering van de rechtbank over het bewijs (
vonnis van de rechtbank vanaf paragraaf 3.3.2 “Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1”), en neemt deze overweging hieronder over, met een aantal tekstuele aanpassingen en aanvullingen.
Inleiding
Op 4 januari 2023 omstreeks 13:57 uur belt de verdachte 112 met de melding dat in de carport op het terrein van de [adres] te Sint Pancras, [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] dan wel het slachtoffer) bewegingsloos in de carport ligt en dat hij denkt dat [benadeelde 1] dood is. De verdachte zegt dat hij niet weet wat er is gebeurd, omdat hij daar net aankomt en zegt dat er allemaal bloed is. De verdachte geeft aan de meldkamer aan dat [benadeelde 1] op zijn rug ligt met de stoel bovenop hem. Omstreeks 14:05 uur komt de politie ter plaatse. De politiemedewerkers treffen in de carport een man aan liggend onder een omgeklapte tuinstoel. Deze persoon heeft een snijwond in zijn nek en er is veel bloed bij het hoofd zichtbaar. Bij het lichaam ligt een mes. De hulpdiensten proberen deze persoon tevergeefs te reanimeren.
Bewijs
Uit onderzoek blijkt dat [benadeelde 1] meerdere verwondingen in het gelaat heeft, waaronder botbreuken in het gezicht en losliggende gebitselementen. Op het achterhoofd worden meerdere huidverwondingen geconstateerd. De arts en tevens forensisch patholoog is op basis van aanvullend forensisch pathologisch onderzoek tot de conclusie gekomen dat het overlijden van het slachtoffer kan worden verklaard als gevolg van schedelhersenletsel door meervoudige hevige stomp botsende krachtinwerking op het hoofd. Een andere doodsoorzaak is niet gebleken.
Er is aan de rechterzijde van de hals steekletsel waargenomen, maar daarbij waren geen vitale structuren geraakt. Dat letsel heeft niet bijgedragen aan het overlijden van [benadeelde 1] .
Op de locatie waar het feit plaatsvond, stonden camera’s gericht. Op de beelden van deze camera’s is te zien dat [benadeelde 1] op 4 januari 2023 omstreeks 13:39 uur voorovergebogen op een stoel naast de carport zit te bellen. Vanaf 13:42 uur is de verdachte in beeld. Hij staat dan aan de kant van de woning op enkele meters schuin achter [benadeelde 1] , die nog altijd zit te bellen. De verdachte draagt handschoenen en kijkt omstreeks 13:45 uur omhoog richting de beveiligingscamera, die is bevestigd aan de woning. Om 13:47 uur is te zien dat de verdachte achter het bellende slachtoffer staat en vervolgens een zwaaiende beweging naar achteren maakt met zijn linkerarm. Op het eerstvolgende beeld staat de verdachte nog steeds achter [benadeelde 1] , die dan niet meer voorovergebogen zit, maar achterover in de stoel ligt. [benadeelde 1] beweegt niet. Op de beelden van omstreeks 13:49 uur is te zien dat de verdachte een slaande beweging maakt richting [benadeelde 1] . Hierbij maakt hij gebruik van een voorwerp. De verdachte zwaait met zijn armen naar achteren en slaat op [benadeelde 1] , waardoor zijn lichaam in de stoel beweegt. Hierna buigt de verdachte voorover, kijkt even naar [benadeelde 1] en slaat hem nogmaals met dezelfde beweging. Op de eerstvolgende beelden is te zien dat de verdachte [benadeelde 1] aan zijn benen de carport intrekt, waarbij de stoel wordt meegetrokken. Om 13:51 uur zijn de verdachte en [benadeelde 1] niet meer te zien op de beelden.
Omstreeks 13:55 uur is de verdachte weer in beeld en staat hij bij de ingang van de carport met iets in zijn handen, vermoedelijk een telefoon, gelet op zijn melding bij 112 om 13:57 uur. Om 13:58 uur is op de beelden te zien dat de verdachte aan de kant van de woning staat en weer terugloopt naar het schuurtje, waarna omstreeks 14:05 uur de eerste politieagenten ter plaatsen komen.
Bij onderzoek op de plaats waar het delict plaatsvond, is op de rugleuning en de voorzijde van de zitting van de tuinstoel, die over het slachtoffer lag, bloed aangetroffen. De stoel is voor onderzoek teruggeplaatst naast de carport op de positie waar [benadeelde 1] heeft gezeten, zoals te zien is op de camerabeelden. Ter hoogte van de rugleuning werden op de houten buitenzijde van de carport bloedspatjes aangetroffen. Deze bloedspatjes zijn volgens onderzoekers passend als veroorzaakt door inwerking van een kracht op bloed. Uit het onderzoek volgt dat de waarnemingen op de buitenzijde van de carport nabij de tuinstoel, het bloed en de vernielde rugleuning van de stoel, de letsels op het hoofd en de camerabeelden passend zijn wanneer [benadeelde 1] zittend in de stoel meerdere keren en tot bloedens toe geslagen is met een stomp voorwerp.
Alternatief scenario
Door de verdediging is gesteld dat de verdachte [benadeelde 1] waarschijnlijk drie keer heeft geslagen tegen de nek. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij [benadeelde 1] tussen zijn schouder en oor heeft geraakt. De verdachte ontkent dat hij [benadeelde 1] ernstig letsel heeft toegebracht. Bepleit is dat het fatale letsel door een ander dan de verdachte in de carport is toegebracht gedurende de tijd dat de verdachte buiten liep en 112 belde.
De verklaring van een verdachte wordt door de rechter beoordeeld tegen de achtergrond van het bewijs dat beschikbaar is. Ook zal de rechter de geloofwaardigheid en aannemelijkheid van deze verklaring onderzoeken. Als er geen bewijs is dat het scenario van de verdachte niet waar is, kan de rechter ook voorbij gaan aan een verklaring van de verdachte over dat scenario als die verklaring ongeloofwaardig is of niet aannemelijk is geworden. In dat geval is het niet steeds nodig het scenario te weerleggen door middel van bewijs. Naast deze gevallen kan het ook zijn dat een scenario zo onwaarschijnlijk is dat een uitdrukkelijke weerlegging niet vereist is, niet door bewijs en ook niet door een redenering.
De verdediging heeft er terecht op gewezen dat de aanduiding van de tijd op de beelden hapert. Op sommige momenten blijft de secondenotering stilstaan, waarna de tijd een sprong maakt en verder loopt. Dit heeft tot gevolg dat de tijdnotering soms achterloopt op de werkelijke tijd. Niet is gebleken dat de tijdnotering voor uit heeft gelopen op de werkelijke tijd. Het hof houdt er bij het waarderen van het bewijs rekening mee dat de tijdnotering soms stilstaat.
Het hof stelt vast dat de verdachte na het slaan en verplaatsen van het slachtoffer enige tijd in de carport met het slachtoffer heeft doorgebracht, voordat hij 112 heeft gebeld. Uit het dossier volgt niet dat de verdachte, zoals hij stelt, tien minuten bij het slachtoffer vandaan is geweest en een rondje heeft gelopen. Uit de tijdstippen van de camerabeelden in samenhang met het tijdstip van de 112-oproep volgt immers dat de verdachte, nadat hij de carport weer uitkwam, hooguit enkele minuten niet bij de ingang van de carport heeft gestaan. In dat tijdsbestek zou, in het scenario van de verdachte, een ander persoon de carport moeten zijn ingegaan en het slachtoffer ernstig en dodelijk verwond moeten hebben door het slaan met een voorwerp én daarnaast het slachtoffer ook met een mes moeten hebben gestoken in de hals. Dit moet zijn gedaan door een persoon die de verdachte naar eigen zeggen niet bij het slachtoffer heeft gezien of gehoord. Enig aanknopingspunt dat een ander persoon geweld tegen [benadeelde 1] heeft gebruikt ontbreekt. Dat er kanttekeningen geplaatst kunnen worden bij de verklaring die getuige [getuige] heeft afgelegd maakt dit niet anders. Die kanttekeningen maken misschien dat kan worden getwijfeld of hij alles juist heeft waargenomen, maar nog niet dat er aanknopingspunten zijn voor zijn betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. Gelet op al het voorgaande, waaronder ook het korte tijdsbestek tussen het verslepen van [benadeelde 1] naar de carport en de oproep naar de meldkamer acht het hof het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario niet geloofwaardig en ook niet aannemelijk geworden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [benadeelde 1] is overleden aan schedelhersenletsel dat is toegebracht door meervoudige hevige stomp botsende krachtinwerking op het hoofd. Uit een reconstructie van de situatie volgt ook dat het letsel en de aangetroffen bloedsporen buiten de carport passen bij de situatie dat [benadeelde 1] zittend in zijn stoel naast de carport is geslagen met een voorwerp. Uit de camerabeelden volgt dat de verdachte [benadeelde 1] met een voorwerp tegen zijn hoofd slaat, terwijl [benadeelde 1] in de stoel zit en (later) ligt. Het hof komt op grond van de inhoud van de bewijs tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die (excessief) geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. Dit geweld heeft volgens het hof mede bestaan uit het ten minste drie keer met een voorwerp en met kracht op het hoofd slaan van het slachtoffer, als gevolg waarvan hij is overleden.
Voorbedachte raad: juridisch kader
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij [benadeelde 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. Voor het bewijs van ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar dit hoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvonden, dat slechts sprake was van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad pas tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan.
De feiten en omstandigheden in deze zaak
Op de dag van het feit houdt de verdachte [benadeelde 1] in de gaten. Op de camerabeelden voorafgaand aan het feit is te zien dat de verdachte een aantal minuten op de parkeerplaats staat te kijken naar [benadeelde 1] , die op dat moment in de stoel naast de carport aan het bellen is. De verdachte draagt handschoenen. Terwijl de verdachte daar staat kijkt hij omhoog naar de beveiligingscamera, die bevestigd is aan de woning. Vervolgens stapt de verdachte naar achteren om nogmaals naar boven te kunnen kijken. De verdachte loopt vervolgens rustig, maar vrij resoluut, op het slachtoffer af. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer op zijn schouder tikte, waarop het slachtoffer hem een woeste blik zou hebben gegeven, die de verdachte erg boos zou hebben gemaakt. Het op de schouder tikken door de verdachte en het hem aankijken door het slachtoffer blijkt niet uit de camerabeelden. Wel blijkt uit de beelden dat de verdachte het slachtoffer, die voorovergebogen zat te bellen, van achteren heeft benaderd, waardoor het slachtoffer hem niet kon zien aankomen. De verdachte heeft bij de politie hierover verklaard dat het slachtoffer een lange man was en dat hij zittend op de stoel kwetsbaarder was. Als hij iets wilde doen, moest hij hem raken. Nadat het slachtoffer achterover in de stoel ligt, heeft de verdachte het slachtoffer nog tweemaal geslagen. Na het slaan heeft hij het slachtoffer direct aan zijn benen de carport in gesleept. De verdachte draagt bij dit slepen nog steeds handschoenen. In deze carport is een mes gevonden, waarmee het slachtoffer in zijn nek is verwond. Het mes was een opvallend en herkenbaar mes van een medebewoner, dat voorhanden was in de algemeen toegankelijke keuken, waartoe ook de verdachte toegang had.
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij heeft getwijfeld en gebeden tot God voor hulp. De verdachte heeft verklaard dat hij heeft getwijfeld om de moed te krijgen om iemand dood te maken. De verdachte heeft meerdere keren verklaard dat het 'nu of nooit was'. In dat verband heeft hij ook tegenover de politie bij confrontatie met de camerabeelden verklaard dat het nu of nooit was, omdat de volgende dag een afspraak was bij de notaris om een deel van de stal over te schrijven op naam van een dochter van het slachtoffer. Dat vond de verdachte vreselijk. De verdachte heeft ook verklaard, nadat de politie hem voorhoudt dat hij weg had kunnen lopen, dat hij een bepaald besluit had genomen.
Zowel uit de hiervoor beschreven uiterlijke verschijningsvorm als uit de verklaring van de verdachte over zijn afwegingen, blijkt dat de verdachte niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld, maar heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. De verdachte heeft er bewust voor gekozen om het slachtoffer om het leven te brengen.
Contra-indicaties
Het hof ziet geen contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De verdachte heeft weliswaar zelf 112 gebeld, maar pas na enige tijd. Uit de 112-melding volgt dat de verdachte overstuur is, maar ook blijkt dat hij in strijd met de waarheid verklaart dat hij niet weet wat er is gebeurd, omdat hij net aan komt lopen. Een mogelijke contra-indicatie kan ook worden gevonden in het feit dat de verdachte het slachtoffer onder het oog van de beveiligingscamera heeft geslagen. Tegen de ter plaatse gekomen politieagenten heeft de verdachte echter verklaard dat de camera's niet zouden werken en de verdachte verifieert dit voorafgaand aan het feit ook door meermalen omhoog richting de camera's te kijken. Het hof merkt hierbij op dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in de richting van een camera keek die stuk was. Het hof gaat er dan ook van uit dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat deze camera's niet werkten en ziet in de aanwezigheid van de camera's daarom geen contra-indicatie.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft beraden op het genomen besluit om [benadeelde 1] van het leven te beroven. Hij heeft niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij heeft de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het hof is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad [benadeelde 1] van het leven heeft beroofd. Dit wordt ‘moord’ genoemd.