ECLI:NL:GHAMS:2025:42

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
23-001107-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake witwassen van geldbedrag

Op 9 januari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 mei 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor het witwassen van een geldbedrag van €1.960,00. Het hof heeft de zaak behandeld op de zittingen van 19 december 2024 en 9 januari 2025. De advocaat-generaal stelde dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte het verwerven, voorhanden hebben en verbergen van de herkomst van het geldbedrag. Het hof heeft vastgesteld dat op 3 augustus 2022 een bedrag van €1.960,00 op de bankrekening van de verdachte was bijgeschreven, waarna er meerdere opnames en betalingen plaatsvonden. Echter, er was onvoldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van deze storting of betrokken was bij de opnames. De verdachte had zijn bankpas en pincode verloren en er was geen bewijs dat hij aanwezig was op de locatie van de opnames.

Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het primair en subsidiair tenlastegelegde, en sprak hem vrij. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht door de verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001107-24
datum uitspraak: 9 januari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2024 in de strafzaak onder parketnummer
13-030325-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 december 2024 en 9 januari 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 augustus 2022, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, a) van een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (in totaal) €1.960,00, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) €1.960,00, was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) €1.960,00, voorhanden heeft gehad,
en/of
b) een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedragen van (in totaal) €1.960,00, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (in totaal) €1.960,00 euro gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 3 augustus 2022 te Amsterdam en/of Zaandam en/of Beilen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
a. a) van een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (in totaal) €1.960,00, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) €1.960,00, was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) €1.960,00, voorhanden heeft gehad,
en/of
b) een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedragen van (in totaal) €1.960,00, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (in totaal) €1.960,00 euro gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij/zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op/in of omstreeks de periode van 19 januari 2022 tot en met 3 augustus 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer beschikbaar te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, te weten het witwassen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair kan volgens de raadsman slechts worden bewezen dat de verdachte medeplichtig is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier volgt dat op 3 augustus 2022 om 11:18 uur € 1.960,00 is bijgeschreven op bankrekening met nummer [rekeningnummer]. Daarna zijn van laatstgenoemde rekening op dezelfde datum vanaf 11:34 uur tot en met 12:48 uur zeventien geldopnames of betalingen gedaan van in totaal
€ 1.902,13. Er zijn daarnaast vijf kleine afschrijvingen gedaan van bedragen tussen de € 1,17 en € 13,48. Dit rekeningnummer staat op naam van de verdachte. Deze bankrekening is op 3 augustus 2022 door de bank geblokkeerd (p. 10 procesdossier) en op 5 augustus 2022 gesloten (p. 8 procesdossier).
Alhoewel de verdachte de bankrekening op 19 januari 2022 heeft geopend en deze op zijn naam stond, is er geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de storting van het bedrag van € 1.960,00 door de aangeefster. Ook is geen bewijs voorhanden waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte betrokken is geweest bij de opnames op 3 augustus 2022 vanaf 11:34 uur tot en met 12:48 uur. Camerabeelden of andere aanwijzingen dat de verdachte aanwezig was op de plek waar deze opnames zijn gedaan, ontbreken. Er is geen onderzoek gedaan naar degene die op 1 en 3 augustus 2022 een tweede bankpas en creditcard zou hebben aangevraagd (p. 16 procesdossier).
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep herhaald dat hij zijn portemonnee met bankpas en pincode is verloren in juli 2022. Er stond geen geld op de rekening van de Bunq bank en de verdachte heeft geen aangifte gedaan van het verlies van deze bankpas met pincode. De verdachte kreeg een bericht op zijn telefoon op het moment dat zijn bankrekeningnummer was geblokkeerd. De verdachte heeft ontkend dat hij in Zaandam is geweest waar de geldopnames zijn gedaan. Op basis van het procesdossier kan het scenario van de verdachte niet worden weerlegd. Er is onvoldoende onderzoek gedaan om te kunnen bewijzen dat de verdachte zijn rekening ter beschikking heeft gesteld aan derden, dat hij wist dat hierop € 1.960,00 is gestort afkomstig van oplichting en/of dat hij bekend was met de opnames die vervolgens zijn gedaan. Evenmin is duidelijk geworden of de verdachte betrokken was bij het aanvragen van een tweede bankpas en/of creditcard in augustus 2022.
Naar het oordeel van het hof kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.D. van Heffen en mr. J.L. Bruinsma,
in tegenwoordigheid van mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 januari 2025.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]