ECLI:NL:GHAMS:2025:405

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
23-000271-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van poging tot doodslag en verkrachting met een gevangenisstraf van zeven jaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1968, werd beschuldigd van poging tot doodslag en verkrachting van zijn vrouw, [benadeelde 1], op 12 december 2021 in Medemblik. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken, maar het hof kwam tot een andere conclusie. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte had zijn vrouw gewurgd en haar met geweld gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder het inbrengen van een fles in haar vagina. Het hof legde een gevangenisstraf van zeven jaren op, waarbij het ook rekening hield met de impact van de feiten op de aangeefster en hun minderjarige zoon. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000271-23
datum uitspraak: 13 februari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-332927-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboorteland] 1968,
[adres 1]

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat hij, kort en zakelijk weergegeven, zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.
primair: poging tot doodslag van [benadeelde 1] op 12 december 2021te Medemblik;
subsidiair: poging tot zware mishandeling van [benadeelde 1] op 12 december 2021 te Medemblik;
2.
primair: verkrachting van [benadeelde 1] op 12 december 2021 te Medemblik;
subsidiair: aanranding van [benadeelde 1] op 12 december 2021 te Medemblik;
meer subsidiair: mishandeling van [benadeelde 1] op 12 december 2021 te Medemblik.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof – anders dan de rechtbank – komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

4.Bewijsoverweging

4.1
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De verklaringen van de aangeefster zijn gedetailleerd, consistent en authentiek. De punten die volgens de verdediging reden geven aan die verklaringen te twijfelen, zijn van te geringe betekenis om aan de juistheid van de aangifte in haar geheel af te doen. Er is voldoende steunbewijs voor de verklaringen van de aangeefster. Dit steunbewijs bestaat uit het studioverhoor van [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ), het DNA dat is aangetroffen op de bodem van de wijnfles en het bij de verdachte geconstateerde letsel. De verdachte heeft geen sluitend alibi.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. Daartoe is het volgende aangevoerd. De verklaringen van de aangeefster zijn inconsistent en vinden onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen. De verdachte kan niet worden geplaatst op de plaats delict. De verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . De verklaring van [benadeelde 2] is onvoldoende bruikbaar voor het bewijs vanwege onduidelijkheden en tegenstrijdigheden. In het dossier zit ontlastend bewijs, te weten het feit dat geen DNA van de aangeefster bij de verdachte is aangetroffen, geen DNA van de verdachte bij de aangeefster is aangetroffen en het zendmastonderzoek bevestigt de aanwezigheid van de verdachte in Wervershoof ten tijde van het delict.
4.3
Oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verklaringen van de aangeefster
De aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij op 12 december 2021 in haar woning in Medemblik op de bank in slaap was gevallen en dat zij, toen zij wakker werd, zag dat de verdachte boven op haar zat en voelde dat hij met volle kracht en met zijn beide handen haar keel dichtkneep. Zij voelde dat zij geen lucht kreeg. Zij kon geen ademhalen en raakte in paniek. Ze heeft hem toen een klap gegeven maar hij liet niet los en toen kreeg ze nog meer paniek. Hij heeft haar niet losgelaten. De aangeefster gaf de verdachte vuistslagen in het gezicht en kon vervolgens weer ademhalen. Zij probeerde te vluchten en toen heeft de verdachte haar hard in het gezicht en op het hoofd geslagen. Ook heeft hij haar met het hoofd op de grond geslagen. Zij heeft vervolgens het bewustzijn verloren en haar urine laten lopen. De verdachte heeft haar legging en onderbroek uitgetrokken en haar tegen haar vagina geschopt. Hij zei “Ik ga je besnijden, ik maak jou net als die meisjes in Afrika” en heeft een koud voorwerp in haar vagina ingebracht. Hij vloekte fluisterend tegen haar en zei daarbij “kurwa”. Nadat de verdachte de woning had verlaten is de aangeefster naar haar buren gegaan voor hulp.
Het hof acht – anders dan de raadsvrouw – de verklaringen van de aangeefster in de kern betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen zijn gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent. De punten die volgens de verdediging aanleiding geven aan de verklaringen te twijfelen, zijn naar het oordeel van het hof van te geringe betekenis om aan de juistheid van de verklaringen in hun geheel af te doen.
Voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster is daarnaast van belang dat deze voldoende steun vinden in het overige bewijs dat het dossier biedt. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Letsel
Uit de geneeskundige verklaring van 12 december 2021 [dossierpagina’s 166-172] blijkt dat de aangeefster meerdere kneuzingen op het hoofd, een tweetal scheurverwondingen aan het linkeroor en een tand door haar lip had. In het aangezicht had zij kneuzingen en bloeduitstortingen, waarbij haar bovenste oogleden zodanig waren opgezwollen dat de ogen nauwelijks geopend konden worden. De forensisch arts rapporteert dat deze letsels passen bij de door de aangeefster gemelde toedracht, te weten het meermaals slaan op het hoofd en het meermaals met het hoofd tegen de grond worden geslagen. In de halsregio waren bloeduitstortingen en kneuzingen zichtbaar. Deze letsels passen volgens de forensisch arts bij de gemelde toedracht, te weten het wurgen met de handen. Ook blijkt uit de geneeskundige rapportage dat de aangeefster in het uitwendig genitaal gebied een kneuzing, schaafverwondingen en bloedende slijmvliesletsels had. Uit het onderzoek blijkt dat er meermalen geweld is toegepast op het genitaal gebied. De forensisch arts rapporteert dat de toedracht onbekend is. De algemene ontstaanswijze wordt door de arts gerapporteerd als drukkende of botsende stompe geweldsinwerking.
Gelet op het voorgaande worden de verklaringen van de aangeefster gesteund door het bij de aangeefster geconstateerde letsel en het feit dat deze letsels passen bij de door de aangeefster gemelde specifieke toedracht van dat letsel, te weten het wurgen met de handen, het slaan tegen het hoofd, het met het hoofd slaan tegen de grond en het schoppen tegen de vagina.
Forensisch onderzoek
In de woning aan de [adres 2] te Medemblik is door de politie forensisch onderzoek verricht. Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek [dossierpagina’s 31-43] blijkt dat er in de hal bij de voordeur geen bijzonderheden werden aangetroffen. In de keuken en de bijkeuken werden geen delictgerelateerde sporen aangetroffen. De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie op
12 december 2021 [dossierpagina’s 281-287] verklaard dat hijzelf, de aangeefster en hun zoon de beschikking hebben over een sleutel van de woning. Ook [benadeelde 2] heeft verklaard dat, als het huis op slot is, de verdachte, de aangeefster en hijzelf de woning kunnen betreden. Het hof leidt hieruit af dat alleen de verdachte, de aangeefster en [benadeelde 2] over een sleutel van de woning aan de [adres 2] beschikten en op die manier de woning konden binnengaan.
De verbalisanten troffen in de woonkamer een lege wijnfles aan. Op deze wijnfles zat een rode substantie. Het NFI heeft deze wijnfles op biologische sporen en DNA onderzocht. Uit het rapport van het NFI [dossierpagina’s 47-58] blijkt dat DNA van de aangeefster op de bovenkant van de dop, ter hoogte van de hals, nabij de bodem en in de holle bodem van de fles is aangetroffen. Ook heeft het NFI onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vaginale cellen in de bemonsteringen van de wijnfles via RNA-celtypering. Uit dit onderzoek blijkt dat de resultaten van het RNA-onderzoek aan de bemonstering van het bloedspoor op de bovenkant van de dop van de wijnfles veel waarschijnlijker zijn wanneer bemonstering AAPC7141NL#01 vaginale cellen en/of menstruele secretie bevat, dan wanneer de bemonstering uitsluitend andere celtype(n) bevat. Dit betekent dat (een deel van) het DNA in bemonstering AAPC7141NL#01, dat gekoppeld is aan slachtoffer [benadeelde 1] , afkomstig kan zijn van vaginale cellen. Het hof is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster, inhoudende dat een koud voorwerp in haar vagina is ingebracht, wordt gesteund door de resultaten van het NFI-rapport.
Getuigenverklaring buren
De aangeefster heeft verklaard dat zij, nadat de verdachte de woning had verlaten, naar de buren is gegaan. De getuige [getuige 4] [dossierpagina’s 60-61], woonachtig op [adres 3] te Medemblik, heeft verklaard hij omstreeks 05:00 uur geluiden hoorde. Deze geluiden klonken als zacht ‘gebonk’ tegen de muur. Omstreeks 06:00 uur hoorde hij de hond blaffen en zag hij zijn buurvrouw bij de voordeur staan. Hij heeft haar binnengelaten en hij zag dat zij ‘klappen had gehad’. Zijn buurvrouw droeg op dat moment alleen een lang T-shirt en één sok.
De getuige [getuige 1] [dossierpagina’s 173-177] heeft verklaard dat zij op 12 december 2021 de hond hoorde blaffen en hoorde dat de deurbel ging. Haar partner heeft open gedaan en de aangeefster binnengelaten. De aangeefster verklaarde tegen getuige [getuige 1] dat haar partner haar had geslagen, dat hij haar begon te wurgen toen zij sliep en dat hij denkt dat de aangeefster hem bedriegt met iemand anders. Ze zei dat ze bang was dat hij haar dood zou maken. Ook verklaarde de aangeefster dat zij bewusteloos was geweest.
Het hof acht de verklaringen van getuigen [getuige 4] en [getuige 1] passend bij de verklaring van de aangeefster dat zij, nadat de verdachte de woning had verlaten, naar haar buren is gegaan voor hulp. De aangifte wordt verder ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 4] dat hij rond 05:00 uur gebonk bij de buren hoorde en de verklaring van getuige [getuige 1] dat de aangeefster direct tegen haar heeft verklaard dat zij door de verdachte was gewurgd terwijl zij lag te slapen en dat zij was geslagen.
Getuigenverklaring [benadeelde 2]
, de zoon van de verdachte en de aangeefster, heeft op 11 januari 2022 een verklaring afgelegd tijdens een studioverhoor [dossierpagina’s 219-259]. [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij op 12 december 2021 in de nacht wakker werd en dat hij hoorde dat de verdachte op de trap liep. Hij wist dat het zijn vader was omdat die zijn keel schraapte en lucht zoog door zijn tanden. [benadeelde 2] verklaart dat de verdachte deze geluiden bijna elke dag maakt. Ook hoorde [benadeelde 2] de verdachte fluisteren en in het Pools schelden met “een scheldwoord met een K”. Als de verhoorders doorvragen vraagt [benadeelde 2] of hij dit k-woord mag gebruiken en verklaart dat het ging om “kurwa”. De verklaring van [benadeelde 2] komt op het hof authentiek over en sluit aan bij de verklaring van de aangeefster dat de verdachte die nacht in de woning was. Het hof merkt op dat de verklaring van [benadeelde 2] op deze punten specifieke details bevat, waarvan uit het verhoor volgt dat [benadeelde 2] dit spontaan, zonder dat de verhoorders hem daarnaar vragen, verklaart.
Motief
Uit de verklaring die de verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, de verklaring van de getuige [getuige 2] [dossierpagina’s 178-182] en de verklaring van getuige [getuige 3] [dossierpagina’s 183-186] volgt dat de verdachte kennis had gekregen van de seksueel getinte berichten en foto’s die de aangeefster en een andere man met elkaar hebben uitgewisseld via Facebook Messenger. De verdachte was als gevolg van deze berichten van streek.
Uit het onderzoek aan de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen [dossierpagina’s 341-415 en 417-418] blijkt dat de verdachte op 12 december 2021 om 00:44:19 uur en om 01:10:17 uur heeft gebeld naar de aangeefster. Ook blijkt uit het onderzoek aan de telefoon dat de verdachte op
12 december 2021 om 01:03:08 naar de aangeefster stuurt: “Ik denk dat ik moet hoeveel genaaide vrouw. Ik haat ik heb bewijzen. Ziek zijn bent. Ik stuur het naar je moeder”. Vervolgens belt de aangeefster om 01:04:56 uur naar de verdachte, die de oproep weigert. De verdachte stuurt om 01:13:17 uur het bericht “Ik ga je zo halen, ik weet niet hoe moet ik zeggen slet. Dankje?”. De aangeefster bericht om 02:01:02 terug dat zij de politie zal roepen als de verdachte haar iets aan doet.
De zus van de aangeefster heeft verklaard [dossierpagina 63] dat zij in de nacht van 12 december 2021 driemaal door de aangeefster is gebeld. De aangeefster vertelde haar dat ze bang was voor de verdachte, want hij had op haar Facebookaccount gekeken en berichten gelezen waardoor hij boos en jaloers werd. De verdachte zou de aangeefster hebben gebeld en hebben gezegd dat hij haar kwam vermoorden.
Het hof is van oordeel dat op grond van het vorenstaande een motief van de verdachte om de aangeefster iets aan te doen naar voren komt, namelijk jaloezie en woede als gevolg van de seksueel getinte Messengerberichten tussen de aangeefster en een andere man.
Het alibi
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte niet op de plaats delict kan worden geplaatst. Het hof overweegt daarover als volgt.
Het alibi dat door de verdachte naar voren is gebracht, is niet sluitend. De verdachte had zich op
11 december 2021 vanaf 16:00 uur gevoegd bij de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] . Getuige [getuige 2] ging die nacht rond 02:00 uur slapen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de verdachte en zij rond 03:00 uur gingen slapen. De getuigen sliepen boven en de verdachte zou op de bank beneden slapen. Getuige [getuige 3] kwam de volgende ochtend om 07:30 uur beneden en zag toen de verdachte op de bank liggen.
Deze omstandigheden sluiten niet uit dat de verdachte de woning die nacht heeft verlaten om later terug te keren. Dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld op welke specifieke wijze de verdachte de woning in Wervershoof heeft verlaten en hoe hij zich naar Medemblik heeft verplaatst, doet niet af aan voornoemde waarnemingen van de aangeefster en haar zoon. Het gegeven dat geen DNA van de aangeefster bij de verdachte is aangetroffen, of vice versa, kan niet als belastend of ontlastend worden aangemerkt, nu evenmin DNA van een ander dan de verdachte bij de aangeefster is aangetroffen. Daarnaast betekent het ontbreken van DNA niet dat de verdachte de feiten niet heeft gepleegd. Ook het gegeven dat uit zendmastgegevens niet naar voren is gekomen dat de telefoon van de verdachte zich die nacht richting de woning van de aangeefster heeft verplaatst, betekent niet dat de verdachte zich niet naar die woning heeft begeven.
Oordeel van het hof
De verklaringen van de aangeefster, de waarnemingen van haar zoon [benadeelde 2] , het geconstateerde letsel bij de aangeefster, het motief van de verdachte om haar iets aan te doen, de dreigende berichten van de verdachte richting de aangeefster gedurende de bewuste nacht, de ervaringen van de buren direct na, kort gezegd, de aanval op de aangeefster, acht het hof – in onderling verband en samenhang bezien –redengevend voor het bewijs dat de verdachte deze aanval heeft gepleegd. Wat de verdachte daar tegenin heeft gebracht, heeft naar het oordeel van het hof deze redengevendheid niet ontzenuwd. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met inachtneming van het volgende.
Ten aanzien van de kwalificatie van feit 1 overweegt het hof als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in casu de dood van de aangeefster – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Het hof is van oordeel dat het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood heeft opgeleverd. Naar algemene ervaringsregels roept het met de handen hard knijpen of drukken in de hals en het dichtknijpen van de keel de aanmerkelijke kans in het leven dat dat slachtoffer daardoor komt te overlijden. In de hals bevinden zich meerdere (verbindingen) van vitale organen en voor wat betreft de keel kan het dichtknijpen hiervan leiden tot zuurstofgebrek in de hersenen en uiteindelijk overlijden, alsmede tot fatale kwetsuren aan het strottenhoofd. Het hof stelt verder vast dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is. Wanneer op het hoofd fors geweld wordt uitgeoefend bestaat de aanmerkelijke kans dat letsel wordt toegebracht dat tot de dood leidt. Het is immers een algemene ervaringsregel dat dit soort geweld kan leiden tot onder meer schedelfracturen, bloedingen onder de schedel en in de hersenen en kwetsuren van onder meer de nekwervels, die de dood kunnen veroorzaken. Dit is in deze zaak niet anders. Hierbij wordt in casu meegewogen dat de verdachte eerst met beide handen met volle kracht in de keel van de aangeefster heeft geknepen en haar hals heeft dichtgedrukt. De aangeefster kon geen adem halen. Vervolgens heeft de verdachte de aangeefster meermaals met haar hoofd op de grond geslagen. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer het bewustzijn verloren en haar urine laten lopen.
Nu het algemene ervaringsregels betreft wordt eenieder – en dus ook de verdachte – geacht wetenschap te hebben van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. De hierboven omschreven wijze van (ver)wurgen, in samenhang beschouwd met het op de grond slaan van het hoofd van de aangeefster, zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het intreden van de dood, dat hieruit volgt dat verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken.
Op grond van voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de verdachte door dit handelen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat de aangeefster zou komen te overlijden. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.
Ten aanzien van de kwalificatie van feit 2 overweegt het hof als volgt.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen – in het bijzonder de verklaring van de aangeefster en het
NFI-rapport – af dat de bovenkant van de wijnfles in de vagina van de aangeefster is ingebracht. Ook gelet op voornoemde uitingen van de verdachte jegens de aangeefster ten tijde van deze handeling acht het hof bewezen dat de verdachte hiermee seksueel is binnengedrongen in het lichaam van de aangeefster. Het hof is van oordeel dat daarmee is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.
Het hof acht daarom de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1 primair

hij op 12 december 2021 te Medemblik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • met beide handen met kracht de keel van die [benadeelde 1] heeft dichtgeknepen en met beide duimen op de hals van die [benadeelde 1] heeft gedrukt, en
  • meerdere keren met kracht op het gezicht en hoofd van die [benadeelde 1] heeft geslagen, en
  • die [benadeelde 1] meerdere keren met haar hoofd op de grond heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2 primair

hij op 12 december 2021 te Medemblik door geweld en bedreiging met geweld, te weten door
  • met beide handen met kracht de keel van die [benadeelde 1] dicht te knijpen en met beide duimen op de hals van die [benadeelde 1] te drukken, en
  • meerdere keren met kracht op het gezicht en hoofd van die [benadeelde 1] te slaan, en
  • die [benadeelde 1] meerdere keren met haar hoofd op de grond te slaan, en
  • tegen de vagina van die [benadeelde 1] te schoppen, en
  • tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij haar zou maken zoals meisjes in Afrika en dat hij haar zou besnijden,
[benadeelde 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten het brengen van een fles in de vagina van die [benadeelde 1] .
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in
bijlage IIzijn vervat.

6.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

8.Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om, bij een bewezenverklaring, een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft geprobeerd zijn vrouw van het leven te beroven door het uitoefenen van extreem geweld. Deze geweldsexplosie vond plaats in de eigen woning van het slachtoffer en de verdachte, terwijl hun tienjarige zoon boven in bed lag. De verdachte heeft onder meer de keel van het slachtoffer dichtgeknepen, haar meermaals tegen haar hoofd geslagen en haar met het hoofd op de grond geslagen. Het slachtoffer is daarbij het bewustzijn verloren. Daarnaast is sprake van verkrachting door het inbrengen van de bovenkant van een wijnfles bij het slachtoffer. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij dacht dat zij dood zou gaan. Zij was zodanig toegetakeld dat zij haar ogen nauwelijks kon openen. Verder had zij onder meer kneuzingen aan haar hoofd, letsel aan haar genitaliën en kneuzingen en bloeduitstortingen in haar hals. Uit de verklaring die het slachtoffer ter zitting in hoger beroep van
30 januari 2025 heeft laten voordragen blijkt dat zij nog altijd bang is voor de verdachte en slapeloze nachten en nachtmerries heeft. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat ook hun zoon grote gevolgen heeft ondervonden van het handelen van de verdachte. Hun zoon heeft leerproblemen en kan geen nieuwe vriendschappen opbouwen.
De eigen woning is bij uitstek een plek waar het slachtoffer zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen pijn en letsel veroorzaakt en daarmee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar heeft ook dat gevoel van veiligheid geschaad waarop het slachtoffer en hun minderjarig kind in hun eigen woning moeten kunnen vertrouwen. Ook wordt door gewelddadige feiten als deze het veiligheidsgevoel in de samenleving in bredere zin aangetast. Het hof rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 januari 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof heeft verder acht geslagen op de inhoud van het Pro Justitia rapport van 9 mei 2022, opgesteld door GZ-psycholoog M. Shashtawy. Uit dit rapport blijkt onder meer dat er geen psychische stoornis, verstandelijke beperking en/of psychogeriatrische aandoening bij de verdachte is vastgesteld. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde volledig aan de verdachte toe te rekenen en rapporteert dat er geen gronden zijn om een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen.
Het hof heeft tevens gelet op het reclasseringsadvies van 7 juni 2022, opgesteld door mevrouw
[naam 1] . Uit dit reclasseringsadvies blijkt dat de reclassering geen inschatting kan maken van de risico’s op recidive, letselschade en onttrekken aan voorwaarden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden, nu zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Redelijke termijn
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep in deze zaak het volgende. Het openbaar ministerie heeft op 26 januari 2023 hoger beroep ingesteld. Op 13 februari 2025 wordt onderhavig arrest gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in de fase van hoger beroep in beperkte mate, te weten met 18 dagen, overschreden. Vanwege deze geringe overschrijding is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
De op te leggen straf
Het hof acht, alles afwegende, alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden en zal een straf opleggen conform de eis van de advocaat-generaal. Gelet op de ernst van de feiten acht het hof een straf, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, geen passende afdoening.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Vorderingen van de benadeelde partijen

9.1
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde stelt te hebben geleden. Tevens is verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
weggenomen mobiele telefoon € 675,00
broek € 41,99
verplicht eigen risico € 385,00
niet vergoede zorgkosten (in Nederland) (het hof begrijpt bij natellen afzonderlijke posten in bijlagen) € 359,25
niet vergoede zorgkosten (in Polen) € 248,79
kosten schoonmaken meubilair, vervangen sloten, verhuizing hond € 978,00
reiskosten € 2.816,22
parkeerkosten € 3,66
verhuiskosten € 1.570,00
huishoudelijke hulp € 1.653,00
zelfredzaamheid/mantelzorg € 630,00
verplaatste schade: reiskosten € 898,27
verplaatste schade: inkomstenderving
€ 3.196,64
€ 13.453,94
De gestelde immateriële schade betreft een bedrag van € 20.000,00 op grond van lichamelijk letsel en dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast doordat zij psychische schade heeft opgelopen.
De benadeelde partij heeft het hof subsidiair verzocht om dat deel van schadepost g dat ziet op de reiskosten naar de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep, de advocaat en het gesprek met de officier van justitie toe te wijzen als proceskosten. De gevorderde reiskosten (€ 1.803,91) bestaan uit € 115,91 ten behoeve van de eerste aanleg en tweemaal € 844,00 ten behoeve van het hoger beroep.
Het hof overweegt als volgt.
Schadeposten b, c, d, e, i, j en l
Het hof is van oordeel dat de
schadeposten b, c, d, e, i, j en ldienen te worden toegewezen, nu deze posten niet dan wel onvoldoende door de verdediging zijn betwist. Naar het oordeel van het hof is genoegzaam vast komen te staan dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten én deze het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
Ten aanzien van
schadepost dzal het hof de vordering toewijzen ten bedrage van € 359,25. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen waarvan uit de bijlagen 8 en 9 volgt dat deze niet zijn vergoed, te weten
€ 16,39, € 162,57, € 55,79, € 100,00, € 9,99 en € 14,51.
Ten aanzien van
schadepost ioverweegt het hof dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij niet de mogelijkheid had om in de woning aan de [adres 2] in Medemblik te blijven wonen, nu de woning aan de verdachte toebehoort en het onderhavige ernstige geweldsdelict in die woning heeft plaatsgevonden. De schade die de benadeelde partij heeft geleden ten behoeve van de verhuizing kan daarom als rechtstreekse schade worden aangemerkt en is voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van
schadepost jblijkt uit de vordering en de toelichting daarbij naar het oordeel van het hof voldoende dat de benadeelde partij na de feiten zoals bewezen verklaard gedurende een periode van enkele weken ondersteuning van een huishoudelijke hulp nodig heeft gehad. Het hof zal schadepost j toewijzen conform de richtlijn, maar zal een andere maatstaf toepassen dan is gehanteerd in de vordering. In de vordering is aansluiting gezocht bij de maatstaf “gezin met inwonende kinderen jonger dan 5 jaar”. Het hof zal de maatstaf “gezin met inwonende kinderen ouder dan 5 jaar” hanteren, nu de zoon van de benadeelde partij is geboren in 2011.
[naam 2] heeft gedurende een periode van twee weken en twee dagen hulp verleend. De schade die is gemaakt in deze periode behelst € 318 x 2,29 = € 728,22. [naam 3] heeft gedurende een periode van een week en een dag hulp verleend. De schade die is gemaakt in deze periode behelst
€ 159 x 1,14 = € 181,26. De totale schade komt daarmee uit op € 909,48. Het hof zal het overig gevorderde bedrag onder schadepost j, inhoudende € 743,52, afwijzen.
Schadeposten a, f, g, h, k en m
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering ten aanzien van
schadeposten a, f, g, h, k en m.
Het hof is ten aanzien van
schadepost avan oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde.
Het hof is ten aanzien van
schadeposten f, g en mvan oordeel dat deze, mede gelet op de betwisting daarvan, onvoldoende zijn onderbouwd. Behandeling van de vordering levert, nu nader onderzoek is vereist om een gedegen beslissing te nemen over het toe- of afwijzen van deze posten, een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ten aanzien van
schadeposten h en koverweegt het hof dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij kan thans in haar vordering ten aanzien van de schadeposten
a, f, g, h, k en mniet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Het hof is, gelet op de onderbouwing en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, nu sprake is van lichamelijk letsel en aantasting in de persoon “op andere wijze” als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Het hof stelt vast dat het slachtoffer door het onrechtmatig handelen van de verdachte letsel heeft opgelopen. Dit letsel is onder overweging 4.3, onder het kopje ‘Letsel’, reeds omschreven. Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij veel pijn heeft gehad en dat zij door het letsel werd belemmerd in haar beweging en dagelijks leven. Uit een in het geding gebrachte brief van Abate van 21 juli 2022 blijkt dat de benadeelde partij lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, wat een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is. Om die reden gaat het hof ervan uit dat sprake is van aantasting in de persoon “op andere wijze”. Het geweld en het letsel dat daar het gevolg van is geweest en de aantasting in de persoon “op andere wijze”, bieden naar het oordeel van het hof grondslag voor vergoeding van (een deel van) de gestelde en onderbouwde immateriële schade.
Het hof begroot de immateriële schade naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waar onder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede, in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Voorts let het hof bij de begroting op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Het hof begroot de immateriële schade op € 15.000,00 en zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade voor het overige afwijzen.
Proceskosten
De gemachtigde van de benadeelde partij heeft ter onderbouwing van de vordering van de proceskosten gewezen op de Europese richtlijn 2012/29/EU en gesteld dat de Wet van 8 maart 2017 tot implementatie van de richtlijn niet voldoet aan het kostenvoorschrift van de richtlijn.
Het hof overweegt daarover het volgende.
Artikel 14 van de Europese richtlijn 2012/29/EU luidt als volgt:
“De lidstaten bieden het slachtoffer dat actief deelneemt aan de strafprocedure de mogelijkheid om de hieruit voortvloeiende kosten vergoed te krijgen, overeenkomstig de rol van het slacht offer in het toepasselijke strafrechtstelsel. De voorwaarden of procedureregels inzake de vergoeding van kosten van slacht offers worden door het nationale recht bepaald.”
De nationale wetgever heeft blijkens artikel 14 van de richtlijn de mogelijkheid om voorwaarden te stellen of procedureregels inzake de vergoeding van de kosten van het slachtoffer te bepalen. Het hof is van oordeel dat op grond van deze bepalingen geen verplichting op de lidstaten rust om ervoor te zorgen dat benadeelde partijen recht hebben op een vergoeding van de kosten die zij maken voor een bezoek aan hun raadsman of aan de zitting.
Uit artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat (alleen) een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten als proceskosten vergoed kan krijgen. In deze procedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde en dus niet in persoon. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval een uitzondering zou moeten worden gemaakt, zijn gesteld, noch gebleken.
De reiskosten die betrekking hebben op reizen naar de advocaat, het arrondissementsparket of zittingen worden, gelet op het voorgaande, afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
9.2
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg met tussenkomst van een bijzonder curator in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde stelt te hebben geleden. Tevens is verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De gestelde materiële schade bestaat uit € 106,50, te weten reiskosten ten behoeve van de therapie van de benadeelde partij. De gestelde immateriële schade betreft een bedrag van € 5.000 op grond van shockschade. Verder heeft de benadeelde partij een bedrag van € 242,00 gevorderd aan proceskosten.
Materiële schade
Het hof is van oordeel dat de gevorderde materiële schade dient te worden toegewezen, nu deze post niet door de verdediging is betwist. Naar het oordeel van het hof is genoegzaam vast komen te staan dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten én deze het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Immateriële schade
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade sluit het hof aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door
  • i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of
  • ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan.
Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zal zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige - waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog - tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld. Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking. De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De benadeelde partij heeft in de vordering het verzoek tot vergoeding van shockschade onderbouwd. Het hof stelt vast dat de bij [benadeelde 2] een hevige emotionele schok is teweeggebracht doordat hij is geconfronteerd met de directe gevolgen van het bewezenverklaarde. De benadeelde partij was ten tijde van het feit 10 jaar oud. Hij is in de ochtend van 12 december 2021 met het slachtoffer, zijn moeder, in de ambulance meegereisd naar het ziekenhuis. Hierbij is hij geconfronteerd met het ernstige letsel dat de verdachte – zijn vader – aan zijn moeder heeft toegebracht. Dit heeft geleid tot geestelijk letsel, te weten trauma gerelateerde klachten en PTSS, waarvoor de benadeelde partij vier EMDR-sessies heeft gehad en meerdere sessies bij een psycholoog. Gelet daarop kan de benadeelde partij aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. Het hof zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade volledig toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Proceskosten
In de vordering wordt een bedrag van € 242,00 gevorderd aan proceskosten. Deze kosten zijn gemaakt om de vordering in te kunnen laten dienen, omdat een bijzonder curator moest worden benoemd. Dit bedrag is opgebouwd uit € 156,00 aan eigen bijdrage voor gefinancierde rechtsbijstand en € 86,00 aan griffierecht.
Het hof overweegt dat uit artikel 14 van het Besluit slachtoffers van strafbare feiten volgt dat artikel 1:250 BW overeenkomstig wordt toegepast bij een belangenconflict tussen de uitoefenaren van het ouderlijk gezag en een minderjarig slachtoffer. Artikel 1:250 BW bepaalt dat de rechtbank een bijzonder curator benoemt indien de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige.
Het hof is op basis van het voorgaande van oordeel dat het voor de benadeelde partij noodzakelijk was de opgevoerde kosten te maken ten behoeve van de indiening van de vordering. Het hof zal daarom bepalen dat de verdachte wordt veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij reeds heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging zal maken, tot op heden begroot op € 242,00.
BEM-clausule
Het hof zal tevens bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding aan [benadeelde 2] zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 2] (geboren op 4 augustus 2011) te openen rekening met een zogenoemde ‘BEM-clausule’, ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot hij achttien jaar is.
Het hof bepaalt tevens dat de advocaat van de benadeelde partij uiterlijk binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van het arrest het openbaar ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij is geopend.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 242 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder
1 primair en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 19.412,78 (negentienduizend vierhonderdtwaalf euro en achtenzeventig cent),bestaande uit € 4.412,78 (vierduizend vierhonderdtwaalf euro en achtenzeventig cent) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 5.743,52 (vijfduizend zevenhonderddrieënveertig euro en tweeënvijftig cent)bestaande uit € 743,52 (zevenhonderddrieënveertig euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 19.412,78 (negentienduizend vierhonderdtwaalf euro en achtenzeventig cent) bestaande uit
€ 4.412,78 (vierduizend vierhonderdtwaalf euro en achtenzeventig cent) materiële schade en
€ 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 131 (honderdeenendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
12 december 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.106,50 (vijfduizend honderdzes euro en vijftig cent)bestaande uit € 106,50 (honderdzes euro en vijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 242,00(tweehonderdtweeënveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.106,50 (vijfduizend honderdzes euro en vijftig cent) bestaande uit € 106,50 (honderdzes euro en vijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
12 december 2021.
Bepaalt dat als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 2] (geboren op 4 augustus 2011) te openen rekening met een BEM-clausule (nader op te geven door de advocaat van de benadeelde partij zoals in het arrest bepaald).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. H.A. van Eijk en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van
mr. M.S. Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 februari 2025.
Mr. Van Eijk en mr. Jansen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tekst van de tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • met beide handen met kracht de keel/nek van die [benadeelde 1] heeft dichtgeknepen en/of met beide duimen op de hals/nek van die [benadeelde 1] heeft gedrukt, en/of
  • meerdere keren met kracht op/tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde 1] heeft geslagen, en/of
  • die [benadeelde 1] meerdere keren met haar hoofd op de grond heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • met beide handen met kracht de hals/nek van die [benadeelde 1] heeft dichtgeknepen en/of met beide duimen op de hals/nek van die [benadeelde 1] heeft gedrukt, en/of
  • meerdere keren met kracht op/tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde 1] heeft geslagen, en/of
  • die [benadeelde 1] meerdere keren met haar hoofd op de grond heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
  • met beide handen met kracht de keel/nek van die [benadeelde 1] dicht te knijpen en/of met beide duimen op de hals/nek van die [benadeelde 1] te drukken, en/of
  • meerdere keren met kracht op/tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde 1] te slaan, en/of
  • die [benadeelde 1] meerdere keren met haar hoofd op de grond te slaan, en/of
  • (met geschoeide voet) tegen de vagina/schaamstreek van die [benadeelde 1] te schoppen/trappen, en/of
  • tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij haar zou maken zoals meisjes in Afrika en/of dat hij haar zou besnijden,
[benadeelde 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten het brengen/duwen van een fles en/of multitool, althans een hard voorwerp, in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [benadeelde 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
  • met beide handen met kracht de keel/nek van die [benadeelde 1] dicht te knijpen en/of met beide duimen op de hals/nek van die [benadeelde 1] te drukken, en/of
  • meerdere keren met kracht op/tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde 1] te slaan, en/of
  • die [benadeelde 1] meerdere keren met haar hoofd op de grond te slaan, en/of
  • (met geschoeide voet) tegen de vagina/schaamstreek van die [benadeelde 1] te schoppen/trappen, en/of
  • tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij haar zou maken zoals meisjes in Afrika en/of dat hij haar zou besnijden,
[benadeelde 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (met kracht) duwen van een fles en/of multitool, althans een hard voorwerp, tegen de schaamlippen
en/of schaamstreek van die [benadeelde 1] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Medemblik, [benadeelde 1] heeft mishandeld door (met kracht) een fles en/of multitool, althans een hard voorwerp, tegen de schaamlippen en/of schaamstreek van die
[benadeelde 1] te duwen.
Bijlage II: De bewijsmiddelen
De hierna vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van30 januari 2025.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op de avond van 11 december 2021 was ik verdrietig, omdat ik de Messengerberichten van [benadeelde 1] aan een andere man had gelezen. Ik heb toen een aantal keer gehuild.
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 12 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 281-287).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
12 december 2021 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
de verdachte:
V: Wie hebben er een sleutel van je woning?
A: Ik had een sleutel. Mijn vrouw. Mijn kind.
3.
Een proces-verbaal van aangifte van 13 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 87-92).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
13 december 2021 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
aangeefster [benadeelde 1]:
A: Ik wil graag aangifte doen tegen mijn man [verdachte] , geboren op [geboorteland] 1968, van poging tot moord en van verkrachting op 12 december 2021 aan de [adres 2] te Medemblik.
V: Hoe was 11 december 2021 overdag verlopen?
A: Ik was rond 16 uur thuis. [verdachte] ging om 16 uur weg. Hij was nog nuchter toen hij weg ging. Toen zag ik dat mijn man had ingebroken op mijn facebook Messenger. Hij belde mij toen op en vroeg wie de personen waren met wie ik op Messenger had gesproken. Hij vond dat ik een verhouding had met iemand anders.
V: Hij belde jou over de gesprekken op facebook Messenger, hoe ging dat gesprek?
A: Ik weet niet hoe laat het was, het was rond middernacht. Hij vroeg mij; met wie praat je, ik heb alles gezien. Hij was heel boos. Hij vroeg mij dus wie die man was. Hij zei: Ik geef je de tijd om op te hoepelen, om je koffers te pakken. Hij zei: Je moet je kind thuis achterlaten, neem de hond en kat mee ga de deur uit.
V: Hoe is het verder gegaan, hebben jullie nog contact gehad?
A: Wij hebben geen contact met elkaar gehad. Ik ging op de bank liggen omdat ik bang was dat als hij thuis kwam dat hij mij wat aan zou doen. Ik ben in slaap gevallen. Ik ben wakker geworden toen hij mij aan het wurgen was. Ik werd wakker toen hij met volle kracht met beide handen om mijn nek kneep. Met beide handen om mijn nek, zijn handen over elkaar met de duimen aan de voorzijde. Ik lag op de bank, hij zat boven op mij en keek mij recht in mijn ogen aan. Hij fluisterde tegen mij; maak het kind niet wakker. Hij drukte mijn hals dicht en zei: het is al te laat om te smeken.
V: Wat ging er door u heen toen hij u keel dicht kneep?
A: Ik kon geen ademhalen en ik raakte in paniek. Ik heb hem toen een klap gegeven maar hij liet niet los en toen kreeg ik nog meer paniek. Hij heeft mij niet losgelaten. Ik raakte in paniek en heb toen met vuisten en zo hard mogelijk een vuistslagen in het gezicht gegeven. Pas toen kon ik weer wat ademhalen. Ik heb geprobeerd om op te staan om te gaan vluchten, om naar de deur te gaan. Maar hij sloeg mij vreselijk hard op mijn gezicht en op mijn hoofd. Ik ben toen op de grond neergevallen. Hij sloeg mij meerdere keren om mijn hoofd en in het gezicht. Ik ben toen mijn bewustzijn verloren. Op een gegeven moment ben ik weer bijgekomen.
V: Wat merkte je toen je weer bij kwam?
A: Ik hoorde dat hij van de trap naar beneden kwam lopen. Hij kwam weer naar mij toe gelopen en ontkleedde mijn onderlichaam. Hij trok mijn onderbroek en legging uit. Hij sloeg en schopte tegen mijn vagina. Hij zei: “ik maak jou net als die meisjes in Afrika”.
V: Toen hij zei dat over de meisjes in Afrika, had hij toen iets in zijn hand of bij zich?
A: Ja. Ik voelde iets kouds. Ik voelde ook van binnen iets en het was ook aan de buitenkant. Vlak voordat ik mijn bewustzijn verloor sloeg hij mij op mijn gezicht. Op dat moment heeft hij zijn vingers in mijn mond en ogen te stoppen zodat ik niet kon zien wat ik deed en niet meer kon praten.
V: Wat is er na de verkrachting gebeurd?
A: Na verloop van tijd heeft hij de woning verlaten. Toen ben ik liggend en kruipend naar de deur gegaan. Ik ben toen bij de buren terecht gekomen.
4.
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster van 15 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 97-105).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
15 december 2021 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
aangeefster [benadeelde 1]:
V: Ik lees ook in de aangifte van maandag dat je verklaart dat je bent verkracht. Wat versta jij onder verkrachting?
A: Mij dwingen tot seksuele handelingen door mij uit te kleden, door mij te slaan tussen mijn benen op mijn geslachtsorgaan en een voorwerp in mijn vagina schuiven of zetten. (opmerking tolk: tekstueel is dit inbrengen).
V: Wie heeft jou verkracht?
A: Mijn man, [verdachte] .
V: Hoe weet je nu zeker dat het je man [verdachte] was die jou verkracht heeft?
A: Ik leef met hem 11 jaar. Ik heb hem met mijn eigen ogen gezien.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: Afgelopen zondag, 12 december.
V: Vertel vanaf het begin van wat jij noemt ‘de verkrachting’?
A: Ik dacht eerst dat hij mij wou afmaken. En ik denk dat het hem een beetje boos maakte toen ik probeerde mij te bevrijden. Ik denk dat hij zich alleen concentreerde om mij zo hard mogelijk te slaan zodat ik geen geluid kon maken, zodat ik stil bleef, zodat ik niet om hulp kon vragen, zodat onze zoon niet wakker werd. Hij bleef maar zo hard mogelijk slaan. Hij was mij met zijn knieën aan het drukken, hij stak vingers in mijn ogen en mond.
V: Maar hoe ging het dan verder?
A: Ik stopte mij te verdedigen, ik was de realiteit kwijt. Toen was ik weer bewust. Ik hoorde mijn man boven, ik probeerde mij te bewegen, ik wou vluchten. Maar toen besefte ik dat ik mij niet eens kon omdraaien. Toen besloot ik om zo roerloos te blijven, om te doen alsof ik dood ben. Omdat ik me hoe dan ook niet kon bewegen en ik wou hem ook niet weer boos maken omdat ik bang was dat hij weer zou gaan slaan. Ik dacht dat ik het niet zou overleven. Ik had gewoon geen kracht meer om mij te verdedigen.
V: Je hebt dit eerder in de aangifte van afgelopen maandag verteld. We willen het hebben over de verkrachting. Je had gezegd dat [verdachte] jou had ontkleed.
A: Hij kleedde mij uit en zei tegen mij “Ik ga je besnijden, je wordt als een Afrikaans meisje”. Hij zei toen dat hij mijn clitoris ging uitsnijden. Hij zei: “Ik ga je kut eraf snijden”.
V: En toen?
A: Hij deed mijn benen uit elkaar. Hij deed dingen in mijn vagina. Alles was bedekt met bloed en plas. Ik had geplast toen hij mij aan het wurgen en slaan was en daarom was alles glad, plas en bloed. Hij probeerde iets in mijn vagina te brengen. Het voelde alsof hij iets erin en eruit probeerde te doen, het was een soort van rukkende pijn alsof hij iets in mijn vagina stopte, niet te diep, en dat hij het er gelijk weer uit rukte. Ik voelde het niet echt diep van binnen, ik voelde de pijn ondiep en rond mijn schaamstreek.
Hij was verschrikkelijk boos, hij bleef maar vloeken. Hij zei: letterlijk in het Pools: “Kurwa”.
V: Weet je nog wel iets van wat [verdachte] zei?
A: Hij zei “ik laat je het zien, ik heb je er nu naar toen geleid, ik heb je gewaarschuwd en ik had het kunnen weten”.
V: Op wat voor manier zei hij dat?
A: Hij fluisterde, hij vloekte ook fluisterend.
V: Je zei dat het donker was en dat je ogen dicht zaten?
A: Ik opende mijn ogen in het begin toen hij mij aan het wurgen was. En had ook de indruk dat er wat licht van buiten, vanaf de straat, naar binnen kwam. Ik denk dat het licht was van onze ingang, dat is licht met een sensor, die brandt niet lang.
V: Je zei dat hij dingen in je vagina deed, wat bedoel je daarmee?
A: Het voorwerp voelde koud aan.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 12 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 23-24).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 12 december 2021 omstreeks 08.45 uur waren wij in het [ziekenhuis] te Hoorn. In het ziekenhuis hebben wij gesproken met [benadeelde 1] . Ik hoorde haar zeggen dat zij in slaap was gevallen op de bank. Op een gegeven moment werd zij wakker en zag dat [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) op haar zat en met zijn handen haar keel dicht kneep. Ze voelde dat ze geen lucht kreeg en dacht dat hij haar ging vermoorden. [verdachte] was haar ook de hele tijd aan het slaan. [benadeelde 1] probeerde van de bank af te komen en viel hierdoor op de grond. [verdachte] heeft toen haar hoofd meerdere keren tegen de grond geslagen, waardoor ze bewusteloos raakte.
6.
Een geneeskundige verklaring van 12 december 2021 (doorgenummerde pagina’s 166-172).
Dit schriftelijke bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van T. Engelhart , forensisch arts KNMG, GGD Hollands Noorden:
Client: [benadeelde 1] , geboren 12-02-1991
Onderzoek op 12-12-2021 om 12.20
Letsels
1.
lichaamsdeel hoofd
soort zwelling
beschrijving Bovenste oogleden beiderzijds zijn fors paars gezwollen. Slachtoffer kan nauwelijks de ogen openen. Oogarts heeft slachtoffer op de SEH (spoed eisende hulp) onderzocht.
past gemelde toedracht bij letsel goed
toelichting Gemelde toedracht bij het letsel: Volgens slachtoffer meermaals geslagen op het hoofd en haar hoofd is vastgepakt en meermaals tegen de grond geslagen.
2.
lichaamsdeel hoofd
soort kneuzing
beschrijving Op de behaarde hoofdhuid 2 huidverkleuringen en 3 zwellingen:
-ca 2cm en 4 cm boven het rechter oor een tweetal rode huidverkleuringen van ca 1 cm en ca 2 cm doorsnede.
-ca 8cm boven het rechter oor een rode zwelling van ca 5 cm doorsnede.
-op de kruin een rode zwelling van ca 4 bij 3 cm doorsnede
-boven het linker oor een zwelling van ca 8 bij 5-6cm (niet goed meetbaar wegens vastgekoekt bloed vanuit linker oor in haar).
De huidverkleuringen zijn passend bij bloeduitstorting en de zwellingen bij kneuzing.
past gemelde toedracht bij letsel goed
toelichting Gemelde toedracht bij letsel: Volgens slachtoffer meermaals geslagen op het hoofd en haar hoofd is vastgepakt en meermaals tegen de grond geslagen.
3.
lichaamsdeel hoofd
soort kneuzing
beschrijving Het aangezicht is op meerdere plekken gezwollen, met name de linker zijde van het gelaat en de kin en deel van de hals. Over de kin en linker gedeelte van de huid ter plaatse van de onderkaak is tevens een blauwe huidverkleuring. De zwellingen zijn passend bij kneuzing en de huidverkleuringen bij bloeduitstortingen.
past gemelde toedracht bij letsel goed
toelichting Gemelde toedracht bij het letsel: Volgens slachtoffer meermaals geslagen op het hoofd en meermaals is haar hoofd tegen de grond geslagen. Tevens gewurgd met handen. Dader hield op met wurgen toen zij zich dood hield.
4.
lichaamsdeel hoofd
soort tand door lip
beschrijving Uit de rechter mondhoek loopt een horizontaal opgedroogd bloedspoor (passend bij liggende positie van het hoofd). Twee slijmvliesbeschadigingen aan binnenzijde van bovenlip. Slijmvliesbeschadiging aan binnenzijde van onderlip met paarse zwelling van de onderlip. Passend bij tanden door de boven- en onderlip en kneuzing van de onderlip.
past gemelde toedracht bij letsel goed
toelichting Gemelde toedracht bij het letsel: Volgens slachtoffer meermaals geslagen op het hoofd en meermaals is haar hoofd tegen de grond geslagen.
5.
lichaamsdeel hoofd
soort kneuzing
beschrijving Linker oor is bebloed, in zijn geheel gezwollen en heeft aan bovenzijde van de oorschelp een scheur van ca 0,5 cm met wijkende randen (later behandeld met twee hechtingen). Op de oorschelp een bloedend scheurtje van ca 1 cm lengte (later behandeld met wondlijm). Passend bij scheurverwondingen en kneuzing van het oor
past gemelde toedracht bij letsel goed
toelichting Gemelde toedracht bij het letsel: Volgens slachtoffer meermaals geslagen op het hoofd en meermaals is haar hoofd tegen de grond geslagen.
6.
lichaamsdeel hals
soort kneuzing
beschrijving Er zijn zowel links en rechts in de halsregio meerdere roodpaarse huidverkleuringen zichtbaar (variërend van 0,5-3cm), enkele krassen in halsnekregio (variërend van 0,5-4cm) en zwelling van de hals met name aan de linker zijde. Passend bij bloeduitstortingen en kneuzingen van de hals.
past gemelde toedracht bij letsel goed
toelichting Gemelde toedracht bij het letsel: Volgens slachtoffer gewurgd door echtgenoot met de handen.
7.
lichaamsdeel genitaliën
soort kneuzing
beschrijving Op de schaamheuvel ca 1 cm boven de clitoris is centraal een rode huidverkleuring van ca 1 cm doorsnede. De linker buitenste schaamlip is rood gezwollen met puntvormige bloedinkjes waarbij een deel van de huid oppervlakkig beschadigd is. Dit letsel lijkt door te lopen op de binnenzijde van het linker bovenbeen (een rode huidverkleuring met puntvormige bloedinkjes). Er liggen losse stukjes opgerolde huid. Bovenstaand letsel aan de linker buitenste schaamlip past bij een kneuzing gecombineerd met schaafverwonding.
past gemelde toedracht bij letsel toedracht onbekend
toelichting Gemelde toedracht bij het letsel: Slachtoffer geeft aan tijdelijk buiten bewustzijn te zijn geweest. Toen zij weer bij bewustzijn kwam, bemerkte zij dat haar echtgenoot haar pijn deed in de genitaalregio. Ze kon niet goed zien wat hij deed. Slachtoffer verklaart dat hij gezegd heeft dat hij hetzelfde met haar ging doen als de vrouwen in Afrika.
8.
lichaamsdeel genitaliën
soort slijmvliesletsel
beschrijving Aan de binnenzijde van de rechter buitenste schaamlip naast de clitoris enkele oppervlakkig bloedende beschadigingen in het slijmvlies over een oppervlakte van ca 0,5 bij 1 cm. In het midden van de binnenzijde van de rechter buitenste schaamlip oppervlakkige bloedende slijmvliesbeschadigingen die doorlopen in de binnenste schaamlip, ca 0,75cm lengte. Aan de onderzijde van de binnenzijde van de rechter buitenste schaamlip een bloedend scheurtje, halve maanvormig, van ca 1 cm lengte. Clitoris is intact. Speculumonderzoek liet geen verwondingen zien aan de vaginawanden. Deze waren wel bebloed en ook de ingang van de baarmoedermond, passend bij het verhaal van menstruatie.
Gemelde toedracht bij het letsel: Slachtoffer geeft aan tijdelijk buiten bewustzijn te zijn geweest. Toen zij weer bij bewustzijn kwam, bemerkte zij dat haar echtgenoot haar pijn deed in de genitaalregio. Ze kon niet goed zien wat hij deed. Slachtoffer verklaart dat hij gezegd heeft dat hij hetzelfde met haar ging doen als de vrouwen in Afrika.
past gemelde toedracht bij letsel toedracht onbekend
toelichting -
9.
lichaamsdeel armen
soort verkleuring
beschrijving Aan de buitenzijde van de rechter elleboog een rode huidverkleuring van ca 6 bij 4 cm met oppervlakkige huidbeschadiging. Passend bij schaafletsel. Aan zowel binnenzijde als buitenzijde van beide armen meerdere huidverkleuringen (blauw en paars) variërend van 1 tot 2 cm doorsnede. Passend bij bloeduitstorting.
past gemelde toedracht bij letsel toedracht onbekend
toelichting -
10.
lichaamsdeel handen
soort verkleuring
beschrijving Midden op de linker handrug een blauwe plek van ca 2 bij 1 cm. Bij de linker middelvinger een blauwe plek van ca 1 cm doorsnede. Passend bij bloeduitstorting. Bij bijvoorbeeld stomp geweld op het hoofd hebben mensen de neiging om met armen en handen hun hoofd af te schermen. Bovenstaande letsel zou kunnen passen bij afweerletsel.
past gemelde toedracht bij letsel toedracht onbekend
toelichting -
11.
lichaamsdeel voeten
soort verkleuring
beschrijving Buitenzijde rechter enkel is paars verkleurd (ca 4 cm doorsnede). Passend bij bloeduitstorting. Binnenzijde linker voet een viertal huidverkleuringen (variërend van 0. 5 tot 1,5 cm doorsnede). Binnenzijde rechter voet een tweetal huidverkleuringen (0,5 en 1 cm doorsnede).
past gemelde toedracht bij letsel toedracht onbekend
toelichting -
12.
lichaamsdeel hele lichaam
soort kneuzing
beschrijving Op de linker schouder een paarsrode huidverkleuring met lichte zwelling van ca 2 bij 2 cm, vierkant van vorm. Passend bij kneuzing.
past gemelde toedracht bij letsel toedracht onbekend
toelichting
13.
lichaamsdeel hele lichaam
beschrijving: samenvatting letsels
1. Slachtoffer heeft meerdere kneuzingen op het hoofd passend bij meerdere keren stompe geweldsuitwerking op het hoofd. Stomp geweld op het hoofd kan potentieel levensgevaarlijk zijn wegens het kunnen optreden van traumatisch hersenletsel.
Toelichting: Er is verhoogde kans op traumatisch hersenletsel wanneer uitwendig hematomen zichtbaar zijn en/of er bewustzijnsverlies geweest is zoals bij slachtoffer. (bron: NHG standaard Hoofdtrauma)
Hersenbloedingen zijn middels CT scan niet gezien bij slachtoffer. In theorie kan in de uren/dagen na het trauma nog een subduraal hematoom ontstaan. Een hersenschudding is een klinische diagnose en niet zichtbaar op een hersenscan. In de eerste dagen tot weken na trauma op het hoofd kunnen klachten optreden die meestal spontaan afnemen zoals: hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid, nekpijn, wazig zien, geheugen- en concentratieproblemen, slaperigheid, sneller geïrriteerd zijn en overgevoeligheid voor licht en geluid. In 10-30% van de gevallen houden klachten van concentratieverlies en vermoeidheid langer dan 3 maanden aan. (Bron: www.hersenstichting.nl).
2. Het linker oor had een tweetal scheurverwondingen die gehecht zijn en geplakt. Tevens kneuzing van het linker oor. Algemene ontstaanswijze: Scheurverwondingen van de huid ontstaan door stomp geweld met grote kracht tegen een harde oppervlakte zoals een schedel of vloer of door overstrekking van de huid. Een kneuzing ontstaat door botsend of drukkend stomp geweld. Toelichting: Bij stomp geweld op het oor kan potentieel een 'bloemkooloor' (schrompeloor) ontstaan. Dit is pas na enkele weken zichtbaar als nieuw kraakbeen gevormd is.
3. Slachtoffer heeft in het uitwendig genitaal gebied kneuzing, schaafverwondingen en bloedende slijmvliesletsels. Er is meerdere malen geweld op het genitaal gebied toegepast. Inwendig (vaginaal) is geen letsel te zien, wat echter vaginale penetratie niet uitsluit. Door de verwondingen kon zij in beginsel niet plassen. Algemene ontstaanswijze: Schaafverwondingen met kneuzing ontstaan door stompe geweldsinwerking met schuivende en of drukkende geweldsinwerking.
4. Kneuzingen en bloeduitstortingen van het aangezicht. Bovenste oogleden waren geheel gezwollen en konden nauwelijks geopend worden. Oogarts is in consult geweest op SEH. Informatie wordt opgevraagd. Algemene ontstaanswijze: Kneuzingen en bloeduitstortingen ontstaan door drukkende of botsende stompe geweldsinwerking.
5. Op de handen zijn letsels (bloeduitstortingen) zichtbaar die zouden kunnen passen bij afweerletsel.
6. Slachtoffer heeft in halsregio kneuzing en bloeduitstortingen. Algemene ontstaanswijze: Door samenknijpend of botsend geweld in de halsregio kunnen bloeduitstortingen en zwellingen in deze regio ontstaan. Toelichting: Knijpend geweld op de hals is potentieel levensgevaarlijk wegens kans op verstikking (zuurstofgebrek) door dichtknijpen halsslagaders of luchtpijp.
7. Wegens ernstige hoofd pijn is sterke pijnstiller (fentanyl) icm paracetamol voorgeschreven.
8. Na trauma kan op lange termijn angststoornis, depressie en/of PTSS ontstaan.
past gemelde toedracht bij letsel goed
toelichting FO heeft foto's gemaakt van de letsels tijdens onderzoek door de FA
-op de SEH zijn een CT brein, CT halswervelkolom en aangezicht en ECHO buik gedaan
-oogarts, neuroloog en gynaecoloog zijn in consult gevraagd door de SEH arts
-slachtoffer is daarna opgenomen in het ziekenhuis voor de afdelingen chirurgie en neurologie
-informatie over diagnostiek en behandeling in ziekenhuis wordt opgevraagd
7.
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 22 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s31-43).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 12 december 2021 te 08:42 uur hebben wij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in een woning op de [adres 2] te Medemblik, gemeente Medemblik.
In de hal bij de voordeur werden geen bijzonderheden aangetroffen.
In de woonkamer op de vloer bij het bureau zagen wij een lege fles wijn liggen. Op deze fles zagen wij een rode substantie zitten. Deze fles werd door ons in beslaggenomen, veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN: AAPC7141NL.
Verder zagen we in de woonkamer dat er een houten tafel op zijn kant lag en dekens verspreid op de grond lagen. De losse rugkussens op de hoekbank lagen rommelig op de bank en op de leuning werden op bloed gelijkende vlekken aangetroffen. Naast de bank bij de leuning werd een hoofdkussen aangetroffen eveneens met bloede gelijkende vlekken. Bij de woonkamerdeur deels onder een gekleurde deken werd een zwarte legging met daarin een zwarte onderbroek aangetroffen. De vouwgordijnen in de woonkamer waren omhoog. In de woonkamer op de vloer, houten stoel naast bankstel, bankstel, hoofdkussen en deur zagen wij op meerdere plekken rode op bloed gelijkende sporen.
In de keuken en bijkeuken werden door ons geen delict gerelateerde sporen aangetroffen.
8.
Een NFI-rapport “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf in Medemblik op 12 december 2021” van14 maart 2022 (doorgenummerde pagina’s 47-58).
Dit schriftelijke bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van dr. H Mujčić en dr. S. van Soest, NFI-deskundigen forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA:
Politie Eenheid Noord-Holland heeft verzocht om fles AAPC7141NL en de bemonsteringen in onderzoeksset zedendelicten ZAAE0032NL van slachtoffer [benadeelde 1] te onderzoeken. De bemonsteringen zijn als respectievelijk AAPC7141NL#01 tot en met #03 (bloedsporen), en #06 en #07 (vettige substantie) veiliggesteld voor een DNA- en RNA-onderzoek.
Tabel 2 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving bemonstering
Fles AAPC7141NL
AAPC7141NL#01
deel van een bloedspoor op de bovenkant van de dop
AAPC7141NL#02
deel van een bloedspoor ter hoogte van de hals
AAPC7141NL#03
bloedspoor nabij de bodem
AAPC7141NL#04
(met bloed) deel nabij de bodem
AAPC7141NL#05
(met bloed) gehele holle bodem
AAPC7141NL#06
delen van de vettige substantie
Onderzoeksset zedendelicten ZAAE0032NL van slachtoffer [benadeelde 1]
ZAAE0032NL#01
hals nat
ZAAE0032NL#01
hals droog
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
Sin (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
Fles AAPC7141NL
AAPC7141NL#01
t/m #03
(bloedsporen)
één persoon:- slachtoffer [benadeelde 1]
- meer dan 1 miljard
AAPC7141NL#04
(deel nabij bodem)
minimaal twee personeneen relatief grote hoeveelheid DNA
(afgeleid DNA-hoofdprofiel):
- slachtoffer [benadeelde 1]
een relatief geringe hoeveelheid DNA:
- minimaal één andere persoon
- meer dan 1 miljard
- niet van toepassing
AAPC7141NL#05
(bodem)
minimaal twee personeneen relatief grote hoeveelheid DNA
(afgeleid DNA-hoofdprofiel):
- slachtoffer [benadeelde 1]
een relatief geringe hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
- meer dan 1 miljard
- meer dan 1 miljard
AAPC7141NL#06
(vettige substantie)
minimaal één persoon:- slachtoffer [benadeelde 1]
- meer dan 1 miljard
Onderzoeksset zedendelicten ZAAE0032NL van slachtoffer [benadeelde 1]
ZAAE0032NL#01
(hals nat)
één persoon:- slachtoffer [benadeelde 1]
ZAAE0032NL#02
(hals droog)
één persoon:- slachtoffer [benadeelde 1]
Op basis van de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat bemonsteringen AAPC7141NL#01 tot en met #06 van de fles DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van slachtoffer
[benadeelde 1] . In overleg met [naam 6] van Politie Eenheid Noord-Holland zijn bemonsteringen AAPC7141NL#01 en #02 (bloedsporen op dop en hals fles) onderworpen aan een onderzoek naar onder meer de aanwezigheid van vaginale cellen via RNA-celtypering.
AAPC7141NL#01
Op basis van de resultaten van de RNA-celtypering is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van vaginale cellen en/of menstruele secretie in bemonstering AAPC7141NL#01.
De resultaten van het RNA-onderzoek aan bemonstering AAPC7141NL#01 zijn beschouwd onder het volgende hypothesepaar.
Hypothese 1: De bemonstering bevat vaginale cellen en/of menstruele secretie (en mogelijk andere type(n) cellen)
Hypothese 2: De bemonstering bevat geen vaginale cellen en geen menstruele secretie (maar wel andere type(n) cellen)
De resultaten van het RNA-onderzoek aan bemonstering AAPC7141NL#01 zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is.
Dit betekent dat de resultaten van het RNA-onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer bemonstering AAPC7141NL#01 vaginale cellen en/of menstruele secretie bevat, dan wanneer de bemonstering uitsluitend andere celtype(n) bevat. Dit betekent dat (een deel van) het DNA in bemonstering AAPC7141NL#01, dat gekoppeld is aan slachtoffer [benadeelde 1] , afkomstig kan zijn van vaginale cellen.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen van 12 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 60-61).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 12 december 2021 omstreeks 10:00 uur hebben wij gesproken met [getuige 4] . Hij woont op het adres [adres 3] te Medemblik. Wij hoorden hem onder andere zeggen dat:
 hij op 12 december 2021 omstreeks 05:00 uur geluiden hoorde
 deze geluiden klonken als zacht ‘gebonk’ tegen de muur
 hij omstreeks 06:00 uur de hond hoorde blaffen
 hij uit zijn slaapkamerraam is gaan kijken
 hij zag dat zijn buurvrouw bij zijn voordeur stond
 hij zijn buurvrouw binnen gelaten heeft in zijn woning
 hij zag dat zijn buurvrouw ‘klappen’ had gehad
 hij zag dat haar gezicht ‘in elkaar zat’
 hij zag zij uit haar mond bloedde
 hij begreep dat zij klappen in haar buik had gehad
 zijn buurvrouw eruit zag alsof zij bijna dood was
 hij zag dat zijn buurvrouw alleen een lang T-shirt en één sok droeg
10.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 12 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 173-177).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
12 december 2021 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
getuige [getuige 1] :
V: Wat kun je ons vertellen over vanmorgen?
A: Vanochtend hoorde ik onze hond blaffen en ik hoorde gerinkel van onze deurbel. Mijn partner liep naar beneden. Ik hoorde dat iemand zei: “Ik ben het, [benadeelde 1] ” (het hof begrijpt: [benadeelde 1] ). Onze slaapkamer is boven aan de voorzijde. Ik ben ook naar beneden gelopen. Mijn partner liet de buurvrouw binnen. Mijn partner belde de politie en ik hielp haar. Ik vroeg aan de buurvrouw wat er was gebeurd en zij antwoordde dat haar partner haar had geslagen. Ik begreep van haar dat hij begon met haar te wurgen toen zij sliep. Zij zei dat ze bang was dat hij haar dood zou maken. Zij vertelde mij dat haar man denkt dat [benadeelde 1] hem bedriegt met iemand anders. Zij vertelde mij dat ze bewusteloos was.
11.
Een proces-verbaal van bevindingen van 12 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina 63).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 12 december 2021 heb ik telefonisch contact gehad met de zus van het slachtoffer [benadeelde 1] . De zus is genaamd [naam 2] . [naam 2] vertelde dat ze afgelopen nacht drie keer was gebeld door [benadeelde 1] . [benadeelde 1] vertelde in de telefoongesprekken dat ze bang was voor [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte). [verdachte] had op het Facebookaccount gekeken van [benadeelde 1] en zou daar berichten hebben gelezen en waardoor hij boos en jaloers werd. [verdachte] zou [benadeelde 1] hebben gebeld en hebben gezegd dat hij haar kwam vermoorden en dat ze nu nog de tijd had om weg te komen.
12.
Een proces-verbaal uitwerking studioverhoor van 15 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 219-259 inclusief bijlagen).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
11 januari 2022 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
getuige [benadeelde 2] :
A: Ik kom je vertellen wat weet ik over wat er op 12 december is gebeurd. In het midden van de nacht hoorde ik mijn vader naar beneden gaan. Van de trap. Ik weet dat hij het is, omdat ik hoorde hem:
O: [benadeelde 2] schraapt zijn keel.
A: doen. En iets met zijn tanden.
O: [benadeelde 2] zuigt lucht door zijn tanden.
A: En mijn vader doet dat bijna elke dag. Daarom wist ik dat het mijn vader was. Ik weet dat het 12 december was, omdat ik dezelfde nacht wakker werd gemaakt door de politie. Ik was die nacht wakker geworden omdat een emmer van mijn bed viel.
V: Je zegt van: Op 12 december lag je in bed. En je zegt: Ik hoorde mijn vader naar beneden gaan. En hoe weetje nou dat het je vader is?
A: Ik hoorde hem fluisteren. Ik hoorde hem gewoon fluisteren. Ik denk dat hij schold onder zijn breath. En ik weet omdat mijn vader deed.
O: [benadeelde 2] schraapt zijn keel.
A: En dan was hem zeker, mijn vader. Want ik ken mijn vader zijn
O: [benadeelde 2] schraapt zijn keel.
A: En iets met zijn tand. Dat hij doet zo.
O: [benadeelde 2] maakt een geluid door zijn tanden.
V: En waar was jij toen je dat hoorde?
A: In mijn kamer en aan het liggen.
V: En waar hoorde je dat.
O: [naam 5] schraapt haar keel?
A: Ik denk hij in de gang was want ik hoorde hem wel goed.
V: En eh, en je zegt, klopt het, je zei: Je hoorde je vader iets zeggen? Zei je dat nou?
A: Ja, zoiets, onder zijn breath. En ik denk dat hij schold in het Pools.
V: en hoezo denk je dat?
A: Ik denk omdat het een kort woord was. En ik weet dat het begon met een K. En er is in het Pools een scheldwoord met een K.
V: Jij ligt dan in bed. En je zegt: Dan hoor ik mijn vader naar boven of naar beneden gaan. En ik hoor hem in de gang want je hoorde.
O: [naam 5] schraapt haar keel.
V: En toen?
A: En toen hoorde ik zijn tand. Dan hoorde ik eh, dan eh, ja, fluisteren. Scheldwoord fluisteren.
V: En wat voor scheldwoord hoor je?
A: Ik denk een K-woord. Ik denk koer eh... Mag ik dat zeggen?
V: Je mag hier alles zeggen.
A: Pools: kurwa Vertaling: Godverdomme/hoer. (Vertaald door Poolse tolk nr 584)
V: Oké en hoe weetje nou dat, dat het eh, dat papa, dat het papa was?
A: Ik weet wel dat het papa was want ik hoorde zijn stem toen hij fluisterde en ik hoorde hem met zijn.
O: [benadeelde 2] schraapt zijn keel.
A: Doen en iets met zijn tand.
O: [benadeelde 2] maakt een geluid door zijn tanden.
(…)
V: Maar als het huis op slot is, wie kan er dan in het huis?
A: Ik, mama en papa.
13.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 178-182).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
14 december 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
getuige [getuige 2] :
V: Ik heb begrepen dat [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte) afgelopen zaterdag (het hof begrijpt: 11 december 2021) bij uw woning is gekomen. Hoe laat was hij er ongeveer?
A: Ik denk dat het ongeveer 16.00 uur was, misschien even over vier. Hij kwam naar ons toe om even uit te huilen. Om te praten omdat hij er achter was gekomen dat zijn vrouw vreemd gaat. Hij werkte van zeven tot half vier en tijdens het werk heeft hij op één of andere manier ingelogd op Messenger van zijn vrouw. Daar zag hij berichten en vunzige foto’s en naaktfoto’s, dus hij was vrij zeker dat zij vreemd gaat. Hij wilde met ons praten en de foto’s er ook afhalen als bewijs. Toen hij dat vertelde heeft [getuige 3] er screenshots van gemaakt. Hij wilde er bewijsstukken van hebben voor een scheiding. We hebben gegeten en gedronken. Hij was veel aan het huilen. Hij heeft wel vijf keer gehuild.
V: Hoe laat zijn jullie gaan slapen?
A: Ik ben rond twee uur gaan slapen. [getuige 3] iets later.
V: Waar sliep u in de woning?
A: Ik sliep boven in mijn slaapkamer, [getuige 3] sliep boven in haar slaapkamer. [verdachte] sliep beneden.
V: Waar was de telefoon van [verdachte] ?
A: Eerst had hij zelf zijn telefoon. Toen heeft [getuige 3] hem gehad voor de screenshots. Daarna heeft hij hem weer zelf gehad. Op een gegevens moment, ongeveer om 01.00 uur, toen we al gedronken hadden kreeg [verdachte] het idee om zijn vrouw te bellen. Kijken hoe zij zou reageren. Ik zei hem toen nog om geen stomme dingen te zeggen. Hij zou haar vragen of zij hem wilde ophalen. Hij ging ervan uit dat ze dat toch niet wilde doen. Zijn vrouw [benadeelde 1] vertelde dat zij hem niet wilde halen omdat ze iets gedronken had of iets anders aan het doen was. [verdachte] vroeg toen hoe het met haar minnaar was. Ik heb toen [getuige 3] gebeld, zij was op dat moment boven. Zij is toen naar beneden gekomen en heeft de telefoon van [verdachte] afgepakt. Ik ben vrij kort na dat telefoontje naar bed gegaan. Ik hoorde van [getuige 3] dat de vrouw van [verdachte] rond 02.00 uur een berichtje stuurde naar de telefoon van [verdachte] dat hij haar niet bang moest maken en dat zij anders de politie zou bellen. Ik denk dat [getuige 3] niet het hele berichtje heeft gelezen maar alleen het deel dat in het scherm verschijnt. [verdachte] had toen zijn telefoon al niet meer.
14.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 183-186).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
14 december 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
getuige [getuige 3] :
V: Wat is er zaterdagavond (het hof begrijpt: 11 december 2021) gebeurd?
A: [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte) kwam naar ons omdat hij bewijs had gezien op de telefoon dat zijn vrouw vreemd was gegaan. Hij wist niet wat hij met zichzelf moest doen en hij kwam met alcohol. Hij wilde meer drinken. Hij heeft eerder op het werk wel eens gezegd dat hij toegang heeft tot de Messenger van zijn vrouw. Daarop heeft hij gezien dat zijn vrouw vreemd ging. We hebben bij ons thuis alcohol gedronken. We zijn omstreeks 03.00 uur gaan slapen. Ik sliep boven in mijn eigen kamer en [verdachte] sliep in de woonkamer.
V: Welk telefoonnummer heeft u van [verdachte] ?
A: [telefoonnummer 1] . Tijdens de avond of nacht ben ik nog even boven geweest. In de tussentijd appte ik met [getuige 2] en die stuurde mij dat [verdachte] berichten aan het sturen was met zijn telefoon.
V: Heeft [verdachte] de gehele tijd zijn telefoon bij zich gehouden?
A: Ik heb na berichten van [benadeelde 1] de telefoon van [verdachte] omstreeks 2.00 uur afgepakt.
15.
Een proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 341-415 inclusief bijlagen).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 12 december 2021 is aangehouden verdachte: [verdachte] . [verdachte] was tijdens zijn aanhouding in het bezit van een mobiele telefoon, welke in beslag is genomen. In dit proces-verbaal wordt de inhoud van de inbeslaggenomen telefoon beschreven.
Ik zag dat er op 11 en 12 december 2021 een gesprek plaats vindt tussen Moj Holandia [telefoonnummer 2] en [verdachte] . Voor de inhoud en vertaling verwijs ik naar bijlage 3.
Bijlage 3 (doorgenummerde pagina’s 411-415):
Uitwerking bijlage 3: Letterlijke vertaling
MOJ HOLANDIA (vertaling: mijn Nederland)
[verdachte]
Ik denk dat ik moet hoeveel genaaide vrouw. Ik
haat ik heb bewijzen. Ziek zijn bent.
Ik stuur het naar je moeder.
Mam, ik heb bijna alles (bijna alles is de
interpretatie van de tolk)
Inkomende oproep
Oproep afgewezen.
Ik ga je zo halen, ik weet niet hoe moet ik
zeggen slet. Dankje?
[verdachte] , ik ga politie roepen als jij mij iets
aandoet.
Ik ga niet aarzelen.
16.
Een proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 417-418).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik heb onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [verdachte] . Op de printlijst is te zien dat hij op 12 december 2021 om 00:44:19 uur uit belt naar zijn aangeefster [benadeelde 1] op telefoonnummer + [telefoonnummer 2] . Op 12 december 2021 om 01:10:17 uur belt hij uit naar aangeefster [benadeelde 1] , op telefoonnummer + [telefoonnummer 2] .
[…]