Voorts staat het hof op deze plaats stil bij het verloop van de rechtsbijstandverlening aan de verdachte, zoals het hof ook heeft gedaan ter terechtzitting van 16 december 2024.
Deze rechtsbijstandverlening is, in de zin van de continuïteit daarvan, in eerste aanleg rimpelloos verlopen reeds vanaf de eerste terechtzitting op 10 juli 2019 – waarop mr. I.N. Weski als gemachtigd raadsvrouw van de toen nog voortvluchtige verdachte aanwezig was – tot en met de terechtzitting van 19 april 2023, waarop mr. Weski haar dupliek heeft voorgedragen. Aan de rechtsbijstandverlening door mr. Weski is op 21 april 2023, als gevolg van haar aanhouding als verdachte, een einde gekomen.
Vervolgens hebben de advocaten mr. M.P.K. Ruperti, mr. S.T. van Berge Henegouwen en mr. A.S. van der Biezen (in hun gezamenlijkheid door hen aangeduid als “het verdedigingsteam”) zich op 29 juni 2023 als raadslieden gesteld, en hebben deze advocaten op 18 december 2023, dus na bijna zes maanden, de verdediging van de verdachte neergelegd.
Nadat de rechtbank op 27 februari 2024 vonnis heeft gewezen en mr. Ruperti op 11 maart 2024 namens de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, hebben deze drie advocaten zich als het zogenoemde verdedigingsteam van de verdachte op 13 maart 2024 andermaal als zijn raadslieden gesteld. Deze raadslieden hebben de verdachte bijgestaan op de terechtzittingen in hoger beroep van 8, 9 en 11 april 2024, op welke zittingen zij namens de verdachte preliminaire verweren hebben gevoerd c.q. verzoeken hebben gedaan, waarop het hof op 8 mei 2024 heeft beslist. Voorts heeft het hof ter terechtzitting van 11 april 2024 op verzoek en in samenspraak met deze raadslieden, ten behoeve van het door hen kunnen doen van verzoeken met het oog op de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep, niet één maar twee regierondes bepaald, te weten rondes in de maanden juni-juli 2024 en september-oktober 2024.
Vervolgens hebben mr. Van der Biezen en mr. Van Berge Henegouwen op 29 respectievelijk 31 mei 2024 de verdediging neergelegd, wegens persoonlijke omstandigheden respectievelijk zonder opgave van redenen.Ter terechtzitting van 26 juni 2024 heeft mr. Ruperti aangekondigd de verdediging op 19 juli 2024 neer te leggen, nadat het hof op de ingediende verzoeken zou hebben beslist. Die aankondiging heeft hij toegelicht door te wijzen op door hem als advocaat ervaren reputatieschade, en op een door hem geschetste voorgeschiedenis, die voor hem heeft gemaakt dat hij de door hem aan de verdachte verleende rechtsbijstand als gemankeerd heeft getypeerd. Dit neerleggen van zijn verdediging, als laatst overgebleven lid van dat verdedigingsteam, is ook gebeurd, waardoor de verdachte na ruim vier maanden andermaal was verstoken van rechtsbijstand in de strafzaak.
Ter terechtzitting van 16 december 2024 heeft de voorzitter opgesomd wat sindsdien aan acties is ondernomen om de verdachte te voorzien van rechtsbijstand, en dat het hof in dat verband van en namens de verdachte uiteenlopende en tegenstrijdige berichten heeft ontvangen. Het hof stelt vast dat naast de verdachte ook de Raad voor Rechtsbijstand (RvR), na mededeling van de advocaat-generaal op de voet van artikel 40 Sv, en het hof zich metterdaad moeite hebben getroost om het manco van rechtsbijstand zo spoedig mogelijk op te lossen. Nadat de deken van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) in het arrondissement Amsterdam, zijnde het arrondissement waarin het hoger beroep dient, twee advocaten bereid had gevonden om de verdachte als zijn raadslieden bij te staan, heeft de verdachte, parallel aan de inspanningen van de RvR en NOvA, twee andere advocaten als zijn raadslieden gekozen, te weten mr. V.R.C. Shukrula en mr. C. Crince Le Roy, die zich op 7 respectievelijk 11 november 2024 als zodanig hebben gesteld.