ECLI:NL:GHAMS:2025:370

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
000838-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing rechtbank Noord-Holland inzake verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verzoekschrift dat was ingediend door de appellant, geboren in 1988, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.I. Takens. Het hoger beroep was ingesteld tegen een beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 23 april 2024, die betrekking had op de artikelen 529 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De appellant verzocht om een schadevergoeding voor kosten die ten laste van de gewezen verdachte waren gekomen, alsook voor kosten van rechtsbijstand in de procedure in eerste aanleg.

Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tegen de beslissing ex artikel 529 Sv niet-ontvankelijk is, omdat tegen een dergelijke beslissing geen hoger beroep openstaat. Echter, het hof heeft het hoger beroep tegen de beslissing ex artikel 530 Sv tijdig geacht. Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de onderhavige procedure, en heeft de appellant een vergoeding van € 340,00 toegekend. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, en is ondertekend door de oudste raadsheer, mr. A.W.T. Klappe, en de griffier, mr. P.M. Groenenberg. De beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van 4 februari 2025.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000838-24 (529 Sv) en 000839-24 (530 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 15-158810-20
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 23 april 2024 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 529 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. R.I. Takens,
Achillesstraat 79, 1076 PX Amsterdam.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 23 april 2023 ingesteld namens verzoeker (hierna: appellant).
Op 4 december 2024 is het standpunt van de advocaat-generaal kenbaar gemaakt.
Op 10 december 2024 is een gewijzigd standpunt van de advocaat-generaal ingekomen.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 14 januari 2025 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant en zijn advocaat zijn niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten die ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen en waarvan de aanwending het belang van het onderzoek heeft gediend, ten bedrage van € 847,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling

Verzoekschrift art. 529 Sv
Het hof zal appellant niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het appel voor zover dit gericht is tegen de beslissing ex artikel 529 Sv, omdat tegen een dergelijke beslissing geen hoger beroep is opengesteld.
Verzoekschrift art. 530 Sv
Het hoger beroep van de beslissing ex artikel 530 Sv is tijdig ingesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 340,00.

4.Beslissing

Het hof:
Verklaart appellant niet-ontvankelijk voor zover dit zich richt tegen de beslissing ex artikel 529 Sv.
Vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover dit ziet op de beslissing ex artikel 530 Sv.
Wijst het verzochte ex artikel 530 Sv toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 340,00 (driehonderdveertig euro).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.M.P. Geelhoed, A.W.T. Klappe en N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 4 februari 2025.
De oudste raadsheer beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 340,00 (driehonderdveertig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Takens Admiraal advocaten o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 4 februari 2025,
mr. A.W.T. Klappe, oudste raadsheer.