ECLI:NL:GHAMS:2025:363

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
200.340.540/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over betekening van arrest

In deze zaak heeft ABC WONEN B.V. een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder, omdat deze naar verluidt een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch niet heeft betekend, ondanks een daartoe verstrekte opdracht. De klacht is ongegrond verklaard. De feiten zijn als volgt: in december 2020 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch een arrest gewezen ten gunste van klaagster, waarbij de gerechtsdeurwaarder werd verzocht dit arrest te betekenen. Klaagster stelt dat zij op 17 december 2020 de gerechtsdeurwaarder opdracht heeft gegeven om het arrest te betekenen, maar de gerechtsdeurwaarder ontkent deze opdracht te hebben ontvangen. De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht heeft ontvangen. Het hof heeft vastgesteld dat het arrest op 28 december 2020 door een andere gerechtsdeurwaarder is betekend, wat de klacht van klaagster ongegrond maakt. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en oordeelt dat er geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is vastgesteld.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.340.540/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/724071 DW RK 22/383
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 februari 2025
inzake
ABC WONEN B.V.,
gevestigd te Wanssum,
appellante,
gemachtigde: [gemachtigde 1] ,
tegen
[geïntimeerde] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: [gemachtigde 2] .
Partijen worden hierna klaagster en de gerechtsdeurwaarder genoemd.

1.De zaak in het kort

In december 2020 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch een arrest gewezen ten gunste van klaagster. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder a) dat hij dat arrest niet heeft betekend ondanks een daartoe strekkend verzoek en b) dat hij ontkent dit verzoek te hebben ontvangen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klaagster heeft op 26 april 2024 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 28 maart 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TGDKG:2024:149).
2.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid (tijdig) een verweerschrift in te dienen, maar heeft op 28 november 2024 wel een nadere productie ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 19 december 2024. Klaagster, vertegenwoordigd door haar bestuurder [gemachtigde 1] (hierna: [gemachtigde 1] ), de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; [gemachtigde 1] en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
Op 27 september 2019 is door de gerechtsdeurwaarder op verzoek van klaagster conservatoir derdenbeslag gelegd onder gerechtsdeurwaarder [bedrijf] op vorderingen die de vennootschap All Technology Investment Group N.V. (hierna: ATI) op gerechtsdeurwaarder [bedrijf] had of nog zou verkrijgen.
3.2.
Op 22 oktober 2019 heeft de [gemeente] een bedrag van € 31.105,37 overgemaakt aan gerechtsdeurwaarder [bedrijf] ter betaling aan ATI.
3.3.
Op 24 oktober 2019 heeft [bedrijf] aan de gerechtsdeurwaarder (van klaagster) verklaard een bedrag van € 27.494,30 voor ATI onder zich te hebben.
3.4.
Op 1 december 2020 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch een arrest gewezen, ten gunste van klaagster en ten nadele van ATI. ATI is daarbij onder andere veroordeeld om aan hoofdsom een bedrag van € 909.919,- aan klaagster te betalen.
3.5.
Op 15 januari 2021 heeft gerechtsdeurwaarder [naam 2] op verzoek van ATI uit hoofde van eerdere executoriale titels executoriaal beslag gelegd onder [bedrijf] op vorderingen die klaagster en haar bestuurder [gemachtigde 1] hadden op gerechtsdeurwaarder [bedrijf] .
3.6.
Op 16 februari 2021 heeft gerechtsdeurwaarder [bedrijf] aan de gerechtsdeurwaarder van ATI afgedragen wat hij op dat moment voor klaagster onder zich had.
3.7.
Vanaf 18 augustus 2022 hebben klaagster en de gerechtsdeurwaarder over en weer met elkaar gecorrespondeerd via e-mail over de vraag of klaagster al dan niet opdracht had gegeven tot betekening van het arrest van 1 december 2020 aan ATI en gerechtsdeurwaarder [bedrijf] .

4.De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij het arrest van 1 december 2020 niet heeft betekend ondanks een daartoe gegeven opdracht. De gerechtsdeurwaarder ontkent ten onrechte de opdracht van klaagster te hebben ontvangen.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond verklaard.
5.2.
Klaagster stelt het volgende. Zij heeft op 17 december 2020 het kantoor van de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven om het arrest van 1 december 2020 te betekenen aan een derde. [gemachtigde 1] had met een medewerker van de gerechtsdeurwaarder afgesproken dat hij het arrest persoonlijk op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder zou afgeven. [gemachtigde 1] heeft dit ook gedaan. Omdat de desbetreffende medewerker niet (meer) aanwezig was, heeft [gemachtigde 1] het arrest aan de balie afgegeven. Klaagster stelt dat uit de door haar overgelegde e-mailcorrespondentie van 17 december 2020 in voldoende mate blijkt dat door haar deze opdracht is verstrekt en dat [gemachtigde 1] het arrest op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft afgegeven. Het is verwijtbaar, aldus klaagster, dat de gerechtsdeurwaarder desondanks blijft ontkennen een dergelijke opdracht te hebben ontvangen. Klaagster lijdt hierdoor schade, omdat het conservatoire beslag van klaagster door het achterwege blijven van de betekening niet executoriaal is geworden en gerechtsdeurwaarder [bedrijf] daarom niet aan klaagster, maar aan ATI heeft afgedragen.
5.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft het arrest niet betekend omdat hij hiervoor, aldus de gerechtsdeurwaarder, geen opdracht heeft gekregen. Er is nooit een dossier aangemaakt voor deze opdracht en er is ook geen opdrachtbevestiging gestuurd. De door klaagster genoemde e-mailberichten van 17 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder evenmin ontvangen; mogelijk heeft [gemachtigde 1] deze berichten zelfs achteraf geconstrueerd. Indien de gerechtsdeurwaarder op 17 december 2020 een dergelijke opdracht wél zou hebben ontvangen is het bijzonder ongeloofwaardig dat klaagster daarna niet meer heeft geïnformeerd naar de stand van zaken. Pas bijna twee jaar later, in augustus 2022, heeft klaagster dit verwijt naar voren gebracht. Na onderzoek in verband met deze tuchtzaak is de gerechtsdeurwaarder gebleken dat het arrest van 1 december 2020 overigens wél is betekend, namelijk bij exploot van 4 januari 2021, zij het door een gerechtsdeurwaarder van een ander kantoor. Het is niet aannemelijk dat klaagster de opdracht tot betekening aan twee verschillende gerechtsdeurwaarders zou hebben heeft verstrekt.
5.4.
Het hof stelt vast dat uit de hiervoor onder 2.2 genoemde en overgelegde productie blijkt dat het arrest van 1 december 2020 door een andere gerechtsdeurwaarder op 28 december 2020 is betekend aan ATI en op 4 januari 2021 aan deurwaarder [bedrijf] . Het verwijt dat het arrest van 1 december 2020 niet is betekend is dus niet juist. In zoverre is de klacht ongegrond.
5.5.
Het voorgaande betekent dat het conservatoire derdenbeslag van klaagster onder gerechtsdeurwaarder [bedrijf] op 4 januari 2021 executoriaal is geworden. [bedrijf] hield het onder het beslag vallende bedrag dus vanaf dat moment voor klaagster, met andere woorden: er ontstond een vordering van klaagster op gerechtsdeurwaarder [bedrijf] . En op die vordering is (zie 3.5 hiervoor) in opdracht van ATI executoriaal beslag gelegd, waarna gerechtsdeurwaarder [bedrijf] vier weken later aan het bevel in dat beslagexploot heeft voldaan en aan de gerechtsdeurwaarder van ATI heeft afgedragen wat hij voor klaagster onder zich hield.
5.6.
Met betrekking tot het verwijt van klaagster dat het meergenoemde arrest niet door deze gerechtsdeurwaarder is betekend, geldt het volgende. De kamer heeft overwogen dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht tot betekening heeft laten liggen, zodat niet is gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd betwist dat [gemachtigde 1] het arrest van 1 december 2020 op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft afgegeven. De stelling van [gemachtigde 1] dat hij op 17 december 2020 per e-mail zijn komst naar het kantoor had aangekondigd maakt dit niet anders. Ook de ontvangst van dit e-mailbericht wordt door de gerechtsdeurwaarder betwist, aldus nog steeds de kamer.
5.7.
Klaagster heeft in hoger beroep een e-mailbericht van 16 december 2020 overgelegd. Hierin schrijft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder het volgende: “Het arrest is in ons bezit en zoals afgesproken zullen wij overgaan tot betekening”. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gerechtsdeurwaarder toegelicht en onderbouwd dat die opmerking over een
anderarrest ging. Die stelling is ook in overeenstemming met het standpunt van klaagster dat [gemachtigde 1] het arrest van 1 december 2020 op 17 december 2020 heeft afgegeven. Dat was een dag later dan het e-mailbericht.
5.8.
Het in hoger beroep overgelegde e-mailbericht van 3 oktober 2022 van de toenmalige advocaat van klaagster maakt het voorgaande niet anders. De advocaat verklaart dat [gemachtigde 1] het originele arrest van 1 december 2020 bij hem heeft opgehaald. De advocaat verklaart ook dat [gemachtigde 1] het arrest naar de gerechtsdeurwaarder heeft gebracht. Het eerste kan de advocaat uit eigen wetenschap verklaren, maar het tweede niet. De gemachtigde van klaagster heeft tijdens de mondelinge behandeling ook niet kunnen verklaren hoe het arrest van 1 december 2020 is terechtgekomen bij de gerechtsdeurwaarder die het uiteindelijk op 28 december 2020 aan ATI en op 4 januari 2021 aan gerechtsdeurwaarder [bedrijf] heeft betekend.
5.9.
Klaagster is er niet in geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat hij aan de gerechtsdeurwaarder de opdracht heeft gegeven over te gaan tot betekening van het arrest van 1 december 2020. Met de kamer is het hof daarom van oordeel dat de klacht geen doelt treft.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, J.W.M. Tromp en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025 door de rolraadsheer.