Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
race to the bottomte creëren, ziet [appellant] er aan voorbij dat niet is komen vast te staan dat Schiphol de mogelijkheid had het aantal grondafhandelaren op haar terrein zelfstandig te verminderen. Schiphol heeft die stelling gemotiveerd bestreden en erop gewezen dat de artt. 3 en 5 van de Regeling grondafhandeling luchtvaartterrein die bevoegdheid toekennen aan de verantwoordelijke Minister. [appellant] op zijn beurt heeft daar onvoldoende tegen ingebracht. Dat Schiphol op grond van de artt. 25 en 27 van genoemde regeling de mogelijkheid had aan de Minister een voordracht te doen tot het uitoefenen van zijn bevoegdheid, betekent niet dat Schiphol onrechtmatig heeft gehandeld door van dit recht geen gebruik te maken. Tot slot heeft [appellant] ook in hoger beroep niet duidelijk gemaakt dat en hoe Schiphol in de periode dat [appellant] op Schiphol werkzaam was invloed kon uitoefenen op de prijzen en werkwijzen van de grondafhandelaren.
De heer Koppen heeft nogmaals contact opgenomen met de luchthaven voor het herstel van het wegdek. Wij blijven dit monitoren” en een verklaring van René de Jong.