Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten
2.1 Behoefte
a) Op basis van de aldus vastgestelde behoefte en draagkracht komen de man en de vrouw overeen, dat de vrouw, met ingang van 1 januari 2020 zal bijdragen in het levensonderhoud van de man met een bedrag van € 1.253,00 per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling maandelijks aan de man zal worden voldaan.
a) Bij de vaststelling van de alimentatie voor de man is er vanuit gegaan dat de man ten tijde van het ondertekenen van het convenant een inkomen uit onderneming heeft van € 2.416,00 bruto per jaar. De man zal zich inspannen een hoger inkomen te verwerven om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien.
4.De omvang van het hoger beroep
- primair met ingang van 1 januari 2024 in het geheel komt te vervallen (limitering);
- subsidiair op nihil zal worden gesteld:
- meer subsidiair op termijn geheel komt te vervallen (limitering op termijn);
- nog meer subsidiair op termijn op nihil wordt gesteld,