2.1In het tussenarrest van 6 augustus 2024 heeft het hof de volgende beslissingen genomen:
a. a) boete/schade
- [geïntimeerden] mochten er redelijkerwijs vanuit gaan dat de in artikel 7 van de ontwikkelovereenkomst(en) overeengekomen boete alleen verschuldigd was indien als gevolg van het niet meewerken door [geïntimeerden] een concrete verkoop en levering niet tot stand zou komen rov. 4.12).
- [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat door het niet meewerken door [geïntimeerden] een concrete verkoop en levering niet tot stand is gekomen of uitgevoerd (rov 4.14-4.17). De vordering van [appellant] tot betaling door [geïntimeerden] van een bedrag van (ieder) € 200.000,00 op grond van de boetebepaling in artikel 7 van de ontwikkelovereenkomst kan niet worden toegewezen (rov. 4.18)
- De subsidiaire vordering tot schadevergoeding is eveneens gebaseerd op een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst door [geïntimeerden] [appellant] heeft onvoldoende gesteld om zo’n tekortkoming te kunnen vaststellen. Dat uit de ontwikkelovereenkomst een verdergaande verplichting volgt of dat is overeengekomen dat [geïntimeerden] aansprakelijk zijn voor vertraging in de totstandkoming en verkoop van de appartementsrechten is onvoldoende onderbouwd (rov. 4.20).
- De vorderingen van [appellant] zoals geformuleerd onder a) en b) in het petitum van de dagvaarding in eerste aanleg kunnen ook in hoger beroep niet worden toegewezen. Het oordeel van de rechtbank dat de onder d) in het petitum van de dagvaarding in eerste aanleg gevorderde beslagkosten evenmin kunnen worden toegewezen blijft eveneens in stand (rov. 4.22).
b) deskundig onderzoek naar afrekening project
- Het hof begrijpt dat [geïntimeerden] hun vordering tot betaling van het per saldo nog verschuldigde bedrag aan winst in hoger beroep handhaven (rov. 4.25)
- Gelet op de beperkte omschrijving van de stichtingskosten (in artikel 5 van de ontwikkelovereenkomst) en het feit dat [appellant] ook niet voorafgaand met [geïntimeerden] heeft besproken wat volgens haar onder de stichtingskosten zou moeten vallen, is het hof met de rechtbank van oordeel dat [geïntimeerden] in ieder geval niet hebben hoeven begrijpen dat hieronder ook de door mr. Berendsen Advocaten in rekening gebrachte advocaatkosten zouden vallen. Het bezwaar van [geïntimeerden] tegen het door [appellant] in de stichtingskosten opgenomen bedrag van € 42.646,60 aan advocaatkosten is daarmee gegrond (rov 4.28).
- Met betrekking tot de overige bezwaren van [geïntimeerden] tegen de “rekening en verantwoording” van [appellant] , vindt het hof het voor de beslissing nodig om over te gaan tot het benoemen van één register-accountant als deskundige. Het hof heeft het voornemen de te benoemen deskundige in elk geval te vragen om de projectadministratie van [appellant] op juistheid te controleren aan de hand van de bewijsstukken (rov 4.29). Daarnaast heeft het hof het voornemen om de kosten van het voorschot van de deskundige ten laste van beide partijen ieder voor de helft te brengen.
- [geïntimeerden] hebben onvoldoende onderbouwd dat [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van de ontwikkelovereenkomst, doordat het ontwikkel- en verkooptraject langer heeft geduurd dan was verwacht en dat [geïntimeerden] hierdoor schade hebben geleden (omdat het hen aanzienlijke bedragen aan (extra) rente heeft gekost (rov. 4.31).
tussenarrest 1 april 2025