ECLI:NL:GHAMS:2025:3158

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
000258-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding na sepot in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikkingen van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2024. De appellant, geboren in 1978, had een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens geleden schade als gevolg van voorlopige hechtenis en verzekering in een strafzaak. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig was ingesteld, ondanks dat de appellant niet in raadkamer was verschenen. De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar het hof oordeelde dat er wel degelijk gronden van billijkheid aanwezig waren voor toekenning van een schadevergoeding. Het hof vernietigde de eerdere beschikkingen en kende aan de appellant een vergoeding toe van € 2.210,00, die verrekend zal worden met een openstaand bedrag aan de Staat. De beslissing werd genomen in de meervoudige raadkamer, waarbij de voorzitter mr. A.M.P. Geelhoed was.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummers hoger beroep 000258-25 (530 Sv) en 000259-25 (533 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13-082139-22
beschikkingen eerste aanleg: 24-018383 (530 Sv) en 24-018379 (533 Sv)
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikkingen van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2024 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1978,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. W.B. Lisi,
Wolter Heukelslaan 74, 3851 SV Utrecht.

1.Procesverloop

Op 4 december 2024 is van bovengenoemde beschikkingen beroep ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
De advocaat-generaal heeft vooraf aan de raadkamer het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 4 november 2025 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek –zoals aangevuld in raadkamer in hoger beroep met het verzoek onder c - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 1.190,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling

Ontvankelijkheid
Het hof overweegt dat binnen een maand na de betekening van een beschikking hoger beroep, open staat bij het gerechtshof. Appellant heeft blijkens het verzoekschrift domicilie gekozen op het kantooradres van zijn advocaat en niet is gebleken dat de beschikkingen daar zijn betekend. Evenmin is gebleken dat appellant en zijn advocaat op andere wijze kennis hebben genomen van de inhoud van de beschikkingen vooraf aan de uitreiking aan appellant in persoon op 27 november 2024. Op (donderdag 28 november 2024 te 14:12 uur is bij de rechtbank Amsterdam een volmacht instellen hoger beroep ingekomen en op) 4 december 2024 is de akte instellen hoger beroep opgemaakt. Gelet daarop is het hoger beroep tijdig ingesteld.
Intrekking
De advocaat van appellant heeft in raadkamer meegedeeld het appel ten aanzien van de beslissing onder b te willen intrekken.
Het hof overweegt dat een appel van een beslissing van de rechtbank vooraf aan de aanvang van de behandeling in hoger beroep (al dan niet per volmacht) kan worden ingetrokken bij de griffie van de rechtbank. Nu geen intrekking heeft plaatsgevonden, zal het hof het verzoek in appel moeten beoordelen.
Gronden van billijkheid
De rechtbank heeft het verzoek onder a afgewezen en het verzoek onder b toegewezen.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van de afwijzing onder a heeft de rechtbank overwogen dat geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarbij gelet op hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht.
“Volgens de officier van justitie is het niet billijk om naast een beleidssepot ook een vergoeding toe te kennen voor ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Het Openbaar Ministerie heeft ervoor gekozen de zaak te seponeren (…), omdat het een vrij oude zaak betrof die nog steeds niet op zitting was gepland en verzoeker na de pleegdatum van onderhavig feit nog een aantal keer is veroordeeld. Door te seponeren is er al rekening gehouden met de persoonlijke belangen van verzoeker.”
Uit de beschikking van de rechtbank wordt niet duidelijk met welke belangen van verzoeker rekening is gehouden en waarom in dat geval billijk is dat geen vergoeding wordt toegekend. In het enkele seponeren ziet het hof geen billijkheid het verzoek onder a af te wijzen.
Het hof zal de beschikkingen waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen.
Gronden van billijkheid acht het hof aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van:
door appellant ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 1.190,00;
kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 680,00;
kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.
Verrekenen
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat de onderstaande aan de Staat verschuldigde geldsom vatbaar is voor verrekening overeenkomstig artikel 534, lid 3 Sv. Het hof zal daarom verrekenen met achtereenvolgens het onder a en voor zover resterend het onder b toegewezen bedrag.
CJIB-nummer openstaand bedrag verrekening
[CJIB-nummer] € 1.651,50 € 1.651,50

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikkingen waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst het verzochte toe.
Kent aan appellant een vergoeding toe van € 2.210,00 (tweeduizend tweehonderdtien euro).
Bepaalt dat het toegewezen bedrag wordt verrekend als hiervoor vermeld.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.M.P. Geelhoed, A.W.T. Klappe en D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 25 november 2025.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
- € 1.651,50 ( duizend zeshonderdeenenvijftig euro en vijftig cent) op bankrekeningnummer [iban 1] t.n.v. CJIB o.v.v. [CJIB-nummer] ;
- € 558,50 ( vijfhonderdachtenvijftig euro en vijftig cent) op bankrekeningnummer [iban 2] t.n.v. [verzoeker] o.v.v. schadevergoeding 13-082139-22.
Amsterdam, 25 november 2025,
mr. A.M.P. Geelhoed, voorzitter.