ECLI:NL:GHAMS:2025:3040

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
23-002949-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door voetbalsupporters tijdens een wedstrijd met gebruik van vuurwerk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was betrokken bij openlijk geweld tijdens een voetbalwedstrijd op 20 november 2021 in Alkmaar. De tenlastelegging omvatte openlijke geweldpleging en wederrechtelijk binnendringen van het AFAS-stadion. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en 120 uur taakstraf. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van camerabeelden en verklaringen van getuigen, waaronder politiemensen en stewards. Het hof oordeelde dat de verdachte, hoewel hij zelf geen vuurwerk gooide, een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld door zich bij de groep supporters te voegen en hen aan te moedigen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. Daarnaast zijn schadevergoedingsvorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder immateriële schade en materiële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002949-22
datum uitspraak: 12 november 2025
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-334712-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 oktober 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar openlijk, te weten, de Smaragdweg en/of de Stadionweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen door
- door dreigend, in een grote groep, op te dringen/op te lopen in de richting van het AFAS-stadion en/of
- ten tijde van het opdringen/oplopen, met (zwaar) vuurwerk te gooien in de richting van de in/om het stadion aanwezige politieagenten en/of stewards en/of andere personen en/of het stadion en/of
- ( vervolgens) met geweld de (gesloten) toegang van het stadion te verschaffen, door het zeil van de toegangshekken af te trekken en/of in de brand te steken en/of (vervolgens) met kracht tegen deze hekken te slaan en/of te schoppen en/of te trekken en/of te duwen, waardoor deze hekken werden geforceerd en/of ontzet en/of
- ( vervolgens) het speelveld te betreden, ten tijde van een officiële voetbalwedstrijd van [benadeelde partij 4] ;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, het AFAS-stadion bij " [benadeelde partij 4] ( [benadeelde partij 4] )", althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze als in cursief lettertype aangegeven, verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd reeds omdat is volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen terwijl de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft ontkend.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de in feit 1 tenlastegelegde openlijke geweldpleging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe gesteld – op de gronden zoals in de pleitnotities verwoord – dat op basis van de eigen verklaring van de verdachte kan worden vastgesteld dat de verdachte aanwezig was rond en in het voetbalstadion, maar dat van een bijdrage aan het geweld niet blijkt, laat staan dat die bijdrage wezenlijk of significant was.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte op 20 november 2021 voorafgaand aan het voetbalgeweld samen met andere [benadeelde partij 4] -supporters aanwezig was in café [plek] , dat vlakbij het [benadeelde partij 4] in Alkmaar ligt. Deze supporters hadden zich daar verzameld met de bedoeling om gezamenlijk naar het [benadeelde partij 4] te lopen om hun steun te betuigen aan de voetballers die vanwege de Coronamaatregelen zonder publiek speelden, door buiten het stadion vuurwerk af te steken.
De verdachte heeft verklaard dat hij, toen de groep naar het stadion liep, aan de zijkant, achter de groep naar het stadion is (mee)gelopen. Op de camerabeelden die ter terechtzitting in hoger beroep zijn afgespeeld, is te zien dat een grote groep supporters luid schreeuwend richting het stadion loopt, terwijl er vanuit de groep met zwaar vuurwerk wordt gegooid richting de voor en om het stadion aanwezige politiemensen en stewards. Te zien is dat de groep veelal donkere kleding draagt met gezichtsbedekking en capuchons op, kennelijk om herkenning te bemoeilijken; geschat wordt dat de groepsgrootte tussen de 100 en 200 mensen betrof. Voor het stadion wordt vervolgens vuurwerk afgestoken, waarna de groep zich, in een bijna zekere confrontatie met de aanwezige politiemensen en stewards, richting de gesloten toegangshekken van het stadion begeeft en die open begint te trekken. Het zeil op de toegangshekken vat vlam. Het hof overweegt dat, ook als de verdachte zich tijdens het optrekken naar het stadion de gehele tijd aan de zijkant achter de groep heeft bevonden, hij moet hebben opgemerkt dat vanuit de groep waarin hij zich toen bevonden genoemde geweldshandelingen richting de aanwezigen personen en goederen werden verricht.
Niettemin heeft de verdachte er op dat moment voor gekozen om niet weg te lopen en zich te distantiëren van deze groep, op een moment dat dit mogelijk was, maar juist naar voren te lopen om samen met de kopgroep het voetbalstadion te betreden. Hij is zelfs één van de eersten die het stadion in gaat en over de omheining van het voetbalveld springt (hetgeen hem onder 2 tenlastegelegd is), terwijl de voetbalwedstrijd bezig is, waarna hij met zijn gezicht naar de groep supporters toegekeerd met zijn beide armen herhaaldelijk van onder naar boven bewegingen tot boven zijn hoofd maakt, die de indruk wekken dat hij anderen opzweept. De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij deze persoon is. Vervolgens verlaat de verdachte het veld en vertrekt, samen met de anderen het stadion.
Daarmee heeft de verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging. Niet alleen heeft hij de groep getalsmatig verstrekt, maar met zijn prominente aanwezigheid op het veld en zijn opzwepende gedragingen heeft hij de gewelddadigheden door anderen ook verder aangemoedigd. Hij heeft zich op geen enkele wijze van het door anderen toegepaste geweld gedistantieerd. Zoals de verdachte ter zitting treffend heeft gezegd: de beelden spreken voor zich.
Alhoewel op de camerabeelden niet is waar te nemen dat de verdachte zelf met vuurwerk heeft gegooid dan wel de hekken omver heeft getrokken en de zeilen in brand heeft gestoken, is het hof van oordeel dat de verdachte door zijn gedragingen strafrechtelijk medeverantwoordelijk gehouden kan worden voor het openlijk geweld dat daar op dat moment plaatsvond.
Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen en het hof is van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
-
ten aanzien van feit 1
hij op 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar openlijk, te weten,
opde Smaragdweg en de Stadionweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen door
- dreigend, in een grote groep, op te lopen in de richting van het AFAS-stadion en
- ten tijde van het oplopen, met zwaar vuurwerk te gooien in de richting van de in/om het stadion aanwezige politieagenten en stewards en andere personen en het stadion en
-
zichmet geweld de toegang
tothet stadion te verschaffen door het zeil van de toegangshekken af te trekken en in de brand te steken en met kracht
aandeze hekken te trekken of te duwen, waardoor deze hekken werden geforceerd en
- vervolgens het speelveld te betreden, ten tijde van een officiële voetbalwedstrijd van [benadeelde partij 4] ;
-
ten aanzien van feit 2
hij op 20 november 2021 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met anderen het AFAS-stadion bij " [benadeelde partij 4] " in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Het in het besloten erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregelen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor de in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en 120 uur taakstraf. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen en maatregel als door de politierechter opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een grote groep voetbalsupporters, schuldig gemaakt aan onacceptabel supportersgeweld richting aanwezige politiemensen, stewards en een ballenmeisje ten tijde van een - vanwege Coronamaatregelen voor het publiek gesloten - voetbalwedstrijd van [benadeelde partij 4] .
Een grote groep supporters is gezamenlijk vanaf het café [plek] naar het [benadeelde partij 4] gelopen, waar op dat moment een wedstrijd zonder publiek werd gespeeld in verband met Coronamaatregelen. Vrijwel iedereen in de groep is in het donker gekleed, draagt bivakmutsen of heeft capuchons op. Onderweg naar het stadion bestoken zij de ter plaatse aanwezige politiemensen en stewards met (zwaar)vuurwerk en ook bij het stadion worden grote hoeveelheden zwaar vuurwerk afgestoken. Daarna worden de zeilen van de toegangshekken van het stadion in brand gestoken en de hekken opzij getrokken en loopt de groep het stadion binnen, waar ook met zwaar vuurwerk wordt gegooid. Een ballenmeisje staat met een bal in haar handen, naast het veld , terwijl het vuurwerk in haar buurt neerkomt. De verdachte is onderdeel van deze groep, betreedt het stadion als een van de eersten en springt als een van de eersten over de omheining en betreedt het voetveld. Hij keert zich naar de supportersgroep en moedigt hen met armbewegingen aan – naar het hof aanneemt – om door te gaan. Na enige tijd vertrekt de verdachte samen met groep en verlaat hij het stadion. Dat er niemand ernstig gewond is geraakt mag een klein wonder heten. Ook de materiële schade valt, gezien de hoogte van de schadevergoedingsvordering van [benadeelde partij 4] , mee.
Niettemin heeft het optreden van deze grote groep een groot gevoel van onveiligheid bij de aanwezigen beveiligers in en rondom het stadion teweeggebracht– die in aantal verreweg in de minderheid waren.. Enkele politiemensen die zich in het nauw gedreven voelden hebben achteraf verklaard dat zij klaarstonden om hun dienstwapen te pakken, hetgeen voor sommigen na vele jaren dienst niet eerder gebeurd was. Een van de aanwezige stewards heeft verklaard:
“Wat ik gewoon het allerergste vind, is dat het je eigen jongens zijn. Ik doe dit werk al heel lang. Ik ken de jongens enorm goed. Ik ken van sommigen de vaders zelfs. Je groeit echt met de jongens mee. Je kent ze en ziet ze zeer regelmatig.
Een dergelijk optreden van de supportersgroep is daarom volstrekt onaanvaardbaar. Het hof beschouwt dit als ernstige feiten waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf van ten minste 140 uur een passende sanctie zou zijn.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij inmiddels zijn leven heeft gebeterd, dat hij een vaste baan in de haven heeft, een huis heeft gekocht en samenwoont met zijn vriendin die in de zorg werkt en dat hij zich heeft teruggetrokken uit de voetbalsupportersgroep en de wedstrijden van [benadeelde partij 4] op de bank voor de televisie bekijkt.
Het hof zal met deze persoonlijke omstandigheden van de verdachte in strafverminderende zin enigszins rekening houden. Het heeft ook acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 oktober 2025 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Mede gelet op het feit dat de redelijke termijn met een jaar in hoger beroep is geschonden, zal het hof de passend geachte taakstraf matigen en in plaats daarvan volstaan met een taakstraf van 100 uur. Daarnaast wordt gelet op de in eerste aanleg opgelegde straf een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende acht het hof na te noemen straffen passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van door hem geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Deze bedraagt € 475,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze wordt in redelijkheid door het hof begroot op een bedrag van € 475,00. De verdachte is op de in het dictum te vermelden wijze tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van door hem geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Deze bedraagt € 495,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is in eerste aanleg toegewezen tot een bedrag van € 475,00 en voor het overige niet ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het oorspronkelijke bedrag, zodat de vordering voor het gehele bedrag in hoger beroep aan de orde is.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de verklaring van de benadeelde blijkt dat hij letsel heeft opgelopen als gevolg van vuurwerk dat tegen zijn gezicht werd aangegooid. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Deze wordt in redelijkheid door het hof begroot op een bedrag van € 495,00. De verdachte is op de in het dictum te vermelden wijze tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van door hem geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Deze bedraagt € 495,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze wordt in redelijkheid door het hof begroot op een bedrag van € 475,00. De verdachte is op de in het dictum te vermelden wijze tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] N.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van door hem geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Deze bedraagt € 308,55 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is op de in het dictum te vermelden wijze tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 138 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 5
0 (vijftig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 475,00 (vierhonderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met zijn mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde van een bedrag van
€ 475,00 (vierhonderdvijfenzeventig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 9 (negen) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan één van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere daarmee in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 november 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 495,00 (vierhonderdvijfennegentig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 495,00 (vierhonderdvijfennegentig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere daarmee in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 november 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 475,00 (vierhonderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 475,00 (vierhonderdvijfenzeventig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 9 (negen) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere daarmee in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 november 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] N.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] N.V. ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 308,55 (driehonderdacht euro en vijfenvijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4] N.V., ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 308,55 (driehonderdacht euro en vijfenvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere daarmee in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 november 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.F. Groos, mr. E.J Hofstee en mr. B. de Wilde, in tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 november 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]