ECLI:NL:GHAMS:2025:3036

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
23-002757-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling van vriendin tijdens Oudejaarsnacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1970, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor mishandeling van zijn vriendin tijdens Oudejaarsnacht op 30 december 2022. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, en een taakstraf van tachtig uren. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na een zitting op 29 oktober 2025. De verdachte heeft de mishandeling ontkend, maar het hof achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De mishandeling leidde tot ernstig letsel bij het slachtoffer, waaronder een gebroken pols en ribben. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Ondanks de ernst van de mishandeling, heeft het hof ook de positieve ontwikkelingen in de relatie van de verdachte en het slachtoffer meegewogen, evenals de lage kans op recidive. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien dagen en een taakstraf van tachtig uren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002757-23
datum uitspraak: 12 november 2025
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 oktober 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-049944-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 oktober 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Hij, op of omstreeks 30 december 2022 te Landsmeer [slachtoffer] heeft mishandeld door meerdere malen, althans eenmaal, in het gezicht en/of op het lichaam te stompen en/of op de grond te duwen en/of over de grond te trekken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarin is volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen en de verdachte ter zitting in hoger beroep vrijspraak heeft bepleit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 december 2022 te Landsmeer [slachtoffer] heeft mishandeld door in het gezicht en op het lichaam te stompen en op de grond te duwen en over de grond te trekken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op: mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is aan de verdachte een taakstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft na afloop van een feestje op Oudejaarsavond, na een ruzie waarbij hij zich door haar gedrag voor schut gezet voelde, zijn partner buiten op straat ernstig mishandeld door haar te stompen, op de grond te duwen en over straat te slepen. Het slachtoffer heeft daarbij behoorlijk ernstig letsel bekomen. De letselverklaring houdt onder meer in dat zij een breuk aan haar rechterpols heeft en, zoals pas later is vastgesteld, een paar gebroken ribben en een verdenking van een breuk/scheur in haar linker schouderblad. Daarnaast heeft zij een kneuzing aan haar linker heup/zijkant bovenbeen. Zes weken later is de breuk aan haar pols nog niet genezen, waardoor zij nog steeds veel hinder ondervindt in haar dagelijkse leven. Door zo te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van zijn vriendin ernstig geschonden. Een dergelijk geweldsincident buiten op straat, waar op dat moment verschillende omwonenden en andere mensen getuige van zijn geweest, wakkert bovendien gevoelens van onveiligheid in de maatschappij aan. Het hof rekent het de verdachte daarnaast aan dat hij elke verantwoordelijkheid voor het gebeurde ontkent.
Daarbij komt dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 oktober 2025 blijkt dat aan de verdachte vóór het plegen van het onderhavige feit een onherroepelijke strafbeschikking is uitgevaardigd voor mishandeling van zijn toenmalige ex-partner, waarbij aan hem een werkstraf van veertig uren is opgelegd. Deze taakstraf had de verdachte volledig uitgevoerd op het moment dat hij het onderhavige feit pleegde. Het hof houdt daarmee in strafverzwarende zin rekening alsmede met het verbod tot oplegging van een “kale taakstraf”. Ná het plegen van het onderhavige feit is de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf, zij het voor een andersoortig feit waarmee het hof in het kader van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht eveneens rekening zal houden.
Het voorgaande rechtvaardigt naar het oordeel van het hof zonder meer de (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf met taakstraf die aan de verdachte door de politierechter is opgelegd en die in hoger beroep opnieuw door de advocaat-generaal is gevorderd.
Echter, daar staat het volgende tegenover.
De mishandeling van zijn vriendin is alweer enige tijd geleden. De conclusie in het reclasseringsrapport van 13 oktober jl. dat in verband met dit feit over de verdachte is opgemaakt, houdt in dat de relatie met zijn vriendin is hersteld en er sindsdien geen nieuwe geweldsincidenten meer zijn geweest. De verdachte heeft zich vrijwillig voor behandeling aangemeld bij de Waag voor zijn agressieproblematiek. Naar aanleiding van de onderhavige strafzaak zijn de verdachte en zijn vriendin ook gezamenlijk onder behandeling bij de Waag gegaan, waar zij werken aan manieren om met spanningen tussen hen om te gaan. De Waag heeft aan de reclassering laten weten dat er momenteel wordt toegewerkt naar afsluiting, omdat beiden inmiddels voldoende vaardigheden hebben om veilig samen verder te kunnen gaan. Het risico op recidive wordt daarom als laag ingeschat. Het hof neemt deze conclusie over en maakt deze tot de zijne.
De redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met een kleine maand; volstaan kan worden met een enkele constatering hiervan.
Het hof zal op grond hiervan volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, en zal, gelet op de ouderdom van het feit, in plaats van de in eerste aanleg opgelegde deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een week volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, met daarnaast een taakstraf voor de duur zoals in eerste aanleg opgelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 22b Sr zal het hof één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van na te noemen straffen passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
14(
veertien) dagenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.J Hofstee, mr. W.F. Groos en mr. B. de Wilde, in tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 november 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================
[…]
[…]