Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van het geding in eerste aanleg
3.Het geding in hoger beroep
4.De verzoeken in hoger beroep
in ieder gevaljaarlijks voor een aaneengesloten periode in de zomer van drie maanden op het landgoed van de familie van de man in Frankrijk zal verblijven, een en ander in overleg tussen partijen en waarbij geldt dat de partij die [naam 2] bij zich houdt zorgdraagt voor het overdragen van haar aan de andere partij, althans een volgens het hof passende zorgregeling vast te stellen;
primair: het saldo op de Bunq rekening eindigend op - [rekeningnummer 1] vast te stellen primair op $ 68.476,86, dan wel subsidiair op $ 27.007,35 en de resterende beslissing van de rechtbank in stand te laten, in die zin dat het gehele bedrag toekomt aan de vrouw, waarbij de man wordt veroordeeld aan de vrouw te voldoen een bedrag van primair $ 68.476,86, dan wel subsidiair $ 27.007,35;
5.De feiten
6.Beoordeling in hoger beroep
5.91. In het volgende overzicht van de verdeling van de gemeenschappelijke bestanddelen (waarvan de waarde bekend is) is inzichtelijk gemaakt welke waarde deze vertegenwoordigen.
“De rechtbank benadrukt dat op grond van het Nederlandse internationaal privaatrecht op de echtscheiding het Nederlands recht van toepassing is. Het Nederlandse recht kent geen schuldvraag naar de gronden van de echtscheiding. Anders dan door de vrouw is gesteld, speelt de schuldvraag ten aanzien van de echtscheiding daarom geen rol (…) bij de overige verzoeken in deze procedure.”Hiertegen komt de vrouw op met haar grief I in incidenteel hoger beroep. Zij betoogt - kort gezegd - dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de schuldvraag ten aanzien van de echtscheiding geen rol kan spelen bij de overige verzoeken in de procedure. De rechtbank heeft - aldus de vrouw - een onjuiste maatstaf toegepast. Naar Texaans recht is de schuldvraag immers wel relevant in het kader van het huwelijksvermogensrecht en in dit geval is Texaans recht van toepassing op de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime. De vrouw betoogt verder dat een afwijkende verdeling van 80% ten gunste van de vrouw in de onderhavige zaak redelijk is.
scheidingsrecht, terwijl de vrouw aan de orde stelt of de rechtbank het Texaans
huwelijksvermogensrechtgoed heeft toegepast, hetgeen niet het geval is. Grief 1 van de vrouw slaagt dus in zoverre. Het hof zal hetgeen over en weer is gesteld over de vraag of de man schuld heeft aan de echtscheiding bij de beantwoording van de vraag welke verdeling ‘just and right’ is, betrekken. Het hof verwijst naar hetgeen wordt overwogen bij grief XI van de vrouw en zal daar ingaan op de vraag of een afwijkende verdeling ten gunste van de vrouw, zoals zij verzoekt, in dit geval redelijk is.
“Ad B. Enkele achtergronden en huidige stand van zaken”.Hierin wordt gewezen op een affidavit van Parmer van 15 maart 2022 waarin zij de inhoud van Texaans recht op hoofdlijnen weergeeft. Voor zover de man heeft bedoeld dat in deze algemene vooropstelling een grief moet worden gelezen ten aanzien van de door de rechtbank gehanteerde (naar Texaans recht afwijkende) peildatum, gaat het hof hieraan voorbij. Dat de man heeft bedoeld te grieven tegen de door de rechtbank gehanteerde afwijkende peildatum blijkt hieruit niet en dit is zo ook niet door de vrouw opgevat
.Dit betekent dat het hof zal uitgaan van de door de rechtbank gehanteerde peildatum van 8 januari 2021 voor de saldi van de bankrekeningen en E-trade accounts.
“This was a shell company which never had a bank account. This company never filed a return. This company is in the process of being dissolved”. Verder stelt de man in deze verklaring dat Flight Boost geen onderneming is, maar een productielijn, eigendom van [bedrijf 1] , en dat Vitamin Business waarschijnlijk hetzelfde is als Flight Boost, alsmede “
I was a shareholder in this company, however per the terms of my loan agreement, when I defaulted on my note I lost my corporate shares. I am now only an employee of the company”. In bijgaand schrijven is verwezen naar de leningsovereenkomst op 3 februari 2022 gesloten met zijn vader, die als productie 20 is overgelegd. Stukken met betrekking tot de financiën, bedrijfsvoering dan wel de fiscaliteit van [bedrijf 5] dan wel [bedrijf 1] heeft de man niet overgelegd, ook niet als bijlage bij de bij brief van 17 augustus 2022 als productie 50 overgelegde, op 30 juli 2022 afgelegde SWIL. In de SWIL worden (aandelen/belangen in) geen van beide ondernemingen genoemd. Bij brief van 2 december 2022 heeft de man nog wel als productie 55 een e-mail van diezelfde datum van een advocaat uit Texas overgelegd, waaruit volgens de man valt af te leiden het ontstaan en het verloop van het bedrijf [bedrijf 5] , dat [bedrijf 5] nimmer fiscale aangifte heeft gedaan en niet meer actief is, alsmede als productie 56 een verklaring van de accountant van de man van 2 december 2022, waarin deze verklaart nooit te zijn gevraagd een belastingaangifte ten behoeve van [bedrijf 5] te doen en niet bekend te zijn met een bankrekening op naam van [bedrijf 5] . Verder heeft de man als productie 57 een “stock transfer agreement” in het geding gebracht, waaruit volgens hem blijkt dat zijn vader, de heer [naam 5] , de aandelen in [bedrijf 1] op 18 juli 2022 heeft overgenomen, omdat de man niet voldeed aan de overeengekomen financiële voorwaarden voor een lening, waarna de man ontslagen is van zijn verplichtingen uit de leningsovereenkomst. Daarnaast heeft hij als productie 58 een “Employment Agreement” overgelegd, waarbij de man namens [bedrijf 1] als "Employer” zichzelf per 19 juli 2022 aanstelt als “President of Employer”. Op 9 december 2022 heeft de man nog als productie 67 een verklaring van de heer [naam 6] (hierna ook: [naam 6] ) van 6 december 2022 in het geding gebracht, waarin deze (onder andere) schrijft: “
I, [naam 6] , have been made aware that [de vrouw] has claimed to have information regarding private conversations and or messages between [de man] and I, and is using the presumed context of these private communications as fact in their ongoing divorce. (…) I would like to reaffirm that [de man] and I have never concluded any formal business dealings of any kind, and are only friends who discuss business from time to time”. In de op de zitting van 12 december 2022 namens de man uitsproken pleitnota is verder onder 27 nog opgenomen dat de man vanuit [bedrijf 1] investeerders wilde aantrekken voor zijn ideeën, waaronder het eerder door hem gepitchte ‘Flight Boost’ drankje, en dat de man in de eerste maanden van het bedrijf druk bezig is geweest met het zoeken en vinden van investeerders, maar dat hij per juli 2022 geen aandelen meer in het bedrijf bezit om redenen zoals hiervoor uiteengezet. De advocaat van de man heeft tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2022 nog meegedeeld dat de man niet betwist dat er een bod was, maar dat er geen deal is geweest. De door de man aangevoerde waarde in een appje van $ 3.000.000,- moet worden gezien als grootspraak, net als de appjes en het e-mailbericht aan de verhuurder.
I’ll be COO of a new drink business who’s biggest shareholder is from the Mexican family which owns [naam 7] . They sell and distribute more Coca Cola products than any other market on the planet. (…) He will lead as CEO and he will oversee logistics and getting biz dev. He is paying me $500k for 80%, but it’s in escrow and released based on sales targets”. De vrouw heeft hieraan de conclusie verbonden dat [bedrijf 5] , Flight Boost LCC of een ander - de vrouw niet bekend - bedrijf van de man circa $ 625.000,- waard is, afgaande op voormelde deal, die de man kon sluiten met een investeerder. In de pleitnota van de vrouw ten behoeve van de mondelinge behandeling op 8 april 2022 is vervolgens uiteen gezet (onder andere) dat de man gedurende het huwelijk een onderneming is gestart in de Vitamin-business, dat de vrouw niet weet onder welke naam deze onderneming op dat moment bestaat, en dat zij alle reden heeft om aan te nemen dat de man een van deze bedrijven, althans een groot deel daarvan, heeft verkocht, waarbij zij verwijst naar de hiervoor geciteerde e-mail. Daarnaast heeft zij gesteld dat de man stukken dient te overleggen, waaruit de waarde voortvloeit van het bedrijf dat de man net gestart is, genaamd [bedrijf 1] , omdat zij zich afvraagt of de man gelden van het andere bedrijf (the vitamin business) heeft besteed in dit bedrijf. In haar aanvullend verzoekschrift houdende wijziging en aanvulling verzoeken van 17 augustus 2002 heeft de vrouw vervolgens aangevoerd dat partijen langere tijd hebben samengewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw product en merk, onder de naam ‘Flight Boost’, een vitaminedrankje bedoeld om de negatieve effecten van lange vluchten tegen te gaan. De vrouw heeft het logo, ontwerp en andere grafische vormgeving ontwikkeld. Zij heeft alle investeerders ‘pitches’ en presentaties gemaakt en ontwikkeld, zij heeft financieel de start van de onderneming mogelijk gemaakt. Formules voor het drankje zelf en flesontwerpen zijn in die periode ook al gemaakt en ontwikkeld door en voor partijen. Alle marketingactiviteiten zijn opgestart. In oktober 2020 - toen duidelijk was geworden dat het huwelijk van partijen waarschijnlijk zou eindigen - heeft de vrouw correspondentie ontdekt tussen de man en zijn vader, waarin zij bespraken dat en hoe alle vermogensbestanddelen, waaronder de ‘vitamin drink business’ zo goed mogelijk buiten bereik van de vrouw gehouden konden worden. Het gaat hier om de als productie 9 overgelegde WhatsAppberichten, die zouden zijn gewisseld op 20 oktober 2020 en 21 oktober 2020, waarin de man (onder andere) aan zijn vader schrijft: “
Biz is going great, made new hire, found more investors, have new product lines in devolpment. But, [de vrouw] and I haven’t been very happy living together lately, and I’m not sure it’s going to work. This is top secret between us. I need to make sure she gets none of my money and none of my company. New entity has not yet been formed, so I keep it that way until I’m sure she’s out or in, of I form it and use a Corp to own my shares (…)Zijn vader schrijft onder meer:
“Put your money on your trust account ASAP. ”Hierop schrijft de man:
“Will do it tomorrow”waarop zijn vader vraagt: “
Is it that bad?”De man: “
Then trust makes investments, not me individually right? Just need to be safe rather than sorry” En: “
Can my trust own my shares in my new venture? I don’t want to lose half my shares to her if we can’t fix this”De vader: “
Not recommended. She could go after the trust and it’s money”Verder schrijft de man onder andere:
“I’m transferring money to trust today and I’ll hold off filing for entity formation until everything is finalized unless you can think of a better way for me to protect my company from her ever being able to take from it”. Volgens de vrouw stond de man in december 2020/begin 2021 op het punt de hiervoor genoemde deal te sluiten met [naam 6] , een vermogende familievriend, waarbij zij verwijst naar de als productie 133 overgelegde e-mail van de man aan [naam 6] van 23 december 2020 waarin de man hem een uitgewerkt zakenvoorstel doet. In januari 2021 heeft de man de vrouw een ‘post nuptual’ agreement willen laten ondertekenen waarmee zij afstand zou doen van gemeenschappelijke aanspraken op bedrijfsvermogen. Eveneens als productie 133 in eerste aanleg heeft de vrouw een WhatsAppbericht van 4 mei 2021 overgelegd, waarin de man tegen de vrouw zegt dat zij geen beschikking zal krijgen over informatie omtrent zijn bedrijfsactiviteiten. Op de vraag van de vrouw naar de verkoopplannen aan [naam 6] , schrijft de man: “
I killed the deal the day you left on purpose. There is no deal”. De vrouw heeft bij brief van 29 november 2022 nog een aantal stukken in het geding gebracht in verband met de mondelinge behandeling op 12 december 2022, waaronder een e-mail van de man van 6 oktober 2021 aan een makelaar in [plaats C] , waarin de man schrijft dat zijn onderneming meer dan $ 3.000.000,- waard is en dat hij 80% daarvan in eigendom heeft (productie 144 van de vrouw in eerste aanleg), stukken waaruit zou zijn af te leiden dat de man een bankafschrift aan genoemde makelaar zou hebben gestuurd, met daarin opgenomen een hoger saldo dan hetgeen in werkelijkheid op de bankrekening van de man stond (producties 145 en 146 van de vrouw in eerste aanleg), WhatsAppberichten met [naam 6] uit oktober 2021 over een mogelijke verkoop van zijn onderneming (productie 147 van de vrouw in eerste aanleg), en WhatsAppberichten van mei 2022 tussen de man en zijn (toenmalige) vriendin, waarin hij schrijft dat de heer [naam 6] een bod van $ 1.000.000,- heeft gedaan voor 50% van zijn onderneming, welk bod de man niet heeft geaccepteerd (“
of course I said no, but still feels good”) (productie 148 van de vrouw in eerste aanleg). Mede naar aanleiding van voormelde producties heeft de vrouw bij brief van 10 december 2022 haar petitum gewijzigd, aldus dat zij een bedrag van $ 2.380.000,- in de verdeling meeneemt ter zake de ondernemingen (“Drink Business”) van de man. Daarbij is zij uitgegaan van een waarde van $ 3.000.000,- waarvan de man 80% (van de aandelen) bezit, en waarvan zij een bedrag van $ 20.000,- aftrekt, dat de man van zijn vader geleend zou hebben.
“my company is worth over $3mm, and I own 80% of it”. Dat sprake zou zijn van grootspraak, zoals de rechtbank heeft overwogen, acht de vrouw volstrekt ongeloofwaardig. De vrouw meent dat, gelet op de bewijsstukken die zij heeft ingediend en het feit dat de man in strijd met de artikelen 21 en 22 Rv niets heeft ingebracht omtrent de waarde van [bedrijf 1] , haar standpunt moet worden gevolgd omtrent de waarde van [bedrijf 1] . Bij brief van 18 maart 2024 heeft de vrouw als productie 25 nog een aantal WhatsApp-berichten in het geding gebracht betreffende het contact tussen de man en (medewerkers van) [naam 6] in de periode eind 2020/begin 2021 omtrent een ‘proposal’.
“bezittingen en schulden zijde man tijdens huwelijk verkregen”een lening van de vader van de man voor een bedrag van $ 22.000,- vermeld, waarbij de man heeft verwezen naar een als productie 20 overgelegde, door de man en zijn vader op 3 februari 2022 ondertekende, “Promissory Note”, waaruit valt af te leiden dat de vader van de man een bedrag van “
Twenty Two Thousand US Dollars ($20,000 with
De inboedelgoederen die de man na zijn terugkeer in de V.S. aldaar heeft aangeschaft c.q. in zijn bezit heeft tegen een waarde van USD 1.000;”. Niet duidelijk is wat de man hiermee bedoelt en dit heeft hij ook niet nader toegelicht in zijn grief. Het hof wijst dit verzoek van de man dan ook af.
uit haar privévermogenin de woning in [plaats B] heeft geïnvesteerd. De man heeft hiertegen niet gegriefd. Integendeel, hij is in zijn beroepschrift zelf nog uitgegaan van een investering van voornoemd bedrag uit privévermogen van de vrouw (randnummer 69 principaal hoger beroep). Het hof gaat derhalve met de rechtbank en overeenkomstig de oorspronkelijke eigen stelling van de man ervan uit dat de vrouw een bedrag van $ 40.000,- uit haar privévermogen in de woning in [plaats B] heeft geïnvesteerd.
IT IS THEREFORE ORDERED, ADJUDGED, and DECREED that the Motion [van de vrouw, hof] is GRANTED in its entirety.
Fraud is presumed whenever one spouse disposes of the other spouse’s one-half interest in community property without that other spouse’s knowledge or consent.(…) This presumption can arise not only by evidence of specific transfers or gifts of community assets outside of the community, but also by evidence that community funds are unaccounted for by the spouse in control of those funds”)Zodra het vermoeden van bedrog is ontstaan, verschuift de bewijslast naar de vervreemdende echtgenoot om de billijkheid van de vervreemding te bewijzen.
‘CHANGE OF NAME. (a) In a decree of divorce or annulment, the court shall change the name of a party specifically requesting the change to a name previously used by the party unless the court states in the decree a reason for denying the change of name.”Hieruit volgt dat het naar Texaans recht mogelijk is om in een echtscheidingsprocedure te verzoeken om de door het huwelijk gewijzigde geslachtsnaam te wijzigen in de oorspronkelijke geslachtsnaam. Ook in Nederland is ontbinding van het huwelijk reden om een aldus door het huwelijk gewijzigde geslachtsnaam te wijzigen. Hierom zal het hof het verzoek van de vrouw, waarmee de man heeft ingestemd, toewijzen.
7.Beslissing
- het verzoek van de vrouw betreffende constructive fraud ter zake van een bedrag van $ 248.886,- heeft afgewezen;
- de travel benefits van de man aan de man heeft toegedeeld onder voorwaarde dat hij de vrouw hiervan de helft van de waarde dient te vergoeden, onder verschaffing van een overzicht hiervan aan de vrouw;
- de vordering op LJW Legacy Trust aan de man heeft toegedeeld;
- het schilderij van Susanne Zaal voor een bedrag van $ 3.250,- aan de vrouw heeft toegedeeld;
- de gemeenschap heeft vastgesteld op een bedrag van $ 1.604.799 ($ 1.627.700,- minus $ 22.901,07) waarbij een verdelingsmaatstaf van 50/50 is gehanteerd;
- heeft bepaald dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot de positieve saldi van de bankrekening bij Bunq met nummer [rekeningnummer 1] en de E-Trade-accounts ten name van de man eindigend op - [rekeningnummer 3] en - [rekeningnummer 4] ;
- heeft bepaald dat de vrouw uit hoofde van haar vergoedingsrechten een vordering op de man heeft van $ 35.818,-;
- deelt de bankrekening bij Bunq met nummer [rekeningnummer 1] en de E-Trade-accounts ten name van de man eindigend op - [rekeningnummer 3] en - [rekeningnummer 4] toe aan de man;
- bepaalt dat het saldo van de Bunq rekening met nummer [rekeningnummer 1] en het saldo van het E-Trade account eindigend op - [rekeningnummer 4] per 8 januari 2021 in de verdeling worden meegenomen;
- bepaalt dat partijen (in hun onderlinge verhouding) ieder bij helfte gerechtigd zijn de gemeenschappelijke vordering op LJW Legacy Trust te innen;
- deelt het schilderij van Susanne Zaal voor een bedrag van $ 1.500,- toe aan de man;
- wijst het verzoek van de vrouw betreffende constructive fraud voor een bedrag van $ 151.330,41 toe;
- stelt de omvang van de gemeenschap vast op een bedrag van $ 2.046.585,02;
- stelt de verdelingsmaatstaf vast op 55% voor de vrouw en 45% voor de man;
- bepaalt dat de vrouw uit hoofde van deze verdeling een vordering op de man heeft van $ 1.112.532,83 en uit hoofde van haar vergoedingsrechten een vordering op de man van $ 34.943,-;
- veroordeelt de man dus in totaal een bedrag van $ 1.161.113,65 aan de vrouw te voldoen;