In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een feit, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de verdachte geen hoger beroep kan instellen tegen de beslissing tot vrijspraak.
Daarnaast heeft het hof de verdachte veroordeeld voor viermaal overtreding van het verblijfsverbod in een overlastgebied te Amsterdam, zoals vastgelegd in artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De vordering tot tenuitvoerlegging is door het hof niet-ontvankelijk verklaard, omdat de pleegdatum van een van de feiten buiten de proeftijd van de voorwaardelijke straf valt.
Het arrest is gewezen na onderzoek ter terechtzitting op 20 oktober 2025 en is uitgesproken in het openbaar. De meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal een vordering heeft ingediend. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat deze niet ontvankelijk is. Het hof bevestigt het vonnis voor het overige, met inachtneming van de eerdergenoemde overwegingen.