ECLI:NL:GHAMS:2025:2980

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
23-002733-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding verblijfsverbod in overlastgebied te Amsterdam

Op 3 november 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het niet naleven van een verblijfsverbod in het overlastgebied Centrum van Amsterdam. Dit verblijfsverbod was opgelegd op basis van artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en gold voor de duur van drie maanden. De verdachte werd op 24 november 2024 aangehouden omdat hij zich in het verboden gebied bevond. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan het bevel van de burgemeester om zich uit het overlastgebied te verwijderen. De eerdere veroordeling van de politierechter werd vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 5 dagen werd gelast. Het hof overwoog dat de verdachte blijk gaf van recidive en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De beslissing is genomen in het belang van de handhaving van de openbare orde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002733-24
datum uitspraak: 3 november 2025
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 november 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 13-373290-24 en 13-241516-24 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1990,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 oktober 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2024 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een (iets) andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
omstreeks24 november 2024 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens
artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Een geschrift, te weten een brief van Directie Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Amsterdam en een ‘Verblijfsverbod drie maanden algemene plaatselijke verordening (APV)’ van 16 september 2024, opgemaakt door [persoon 1] namens de burgemeester van de gemeente Amsterdam, doorgenummerde pagina’s 29-34.Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Kenmerk: Z/24/2819567-5513240.
De burgemeester van Amsterdam besluit om aan u, [verdachte] , geboren op
[geboortedag] 1990, een verblijfsverbod op te leggen op grond van artikel 2.9, tweede lid, onder c van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het verblijfsverbod geldt voor de duur van drie maanden voor het overlastgebied Centrum. Het verblijfsverbod houdt in dat u zich vanaf
21 september 2024, 00.01 uur tot en met 20 december 2024, 23.59 uur niet in dit gebied mag begeven en/of ophouden.
Een kaart met de grenzen van het overlastgebied is bij dit besluit gevoegd.
Er is geen grond gelet op hetgeen uit een Raadpleging Basisregistratie Personen op 30 augustus 2024 en hetgeen [verdachte] tijdens het politieverhoor heeft verklaard, om aan hem een corridor te verlenen.
Een proces-verbaal van uitreiking van 20 september 2024, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina 28.Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen van de verbalisant:
Op 20 september 2024 heb ik, verbalisant, aan de betrokkene/verdachte [verdachte] , geboren
[geboortedag] 1990, het verwijderingsbevel van de burgemeester van Amsterdam d.d. 16 september 2024, kenmerk Z-24 2819567-5513240, uitgereikt. Het verwijderingsbevel houdt in dat betrokkene/verdachte zich voor de duur van drie maanden niet mag ophouden in overlastgebied 1 Centrum en ondergrondse metrostations. Ik heb betrokkene/verdachte tevens een plattegrond met de omschrijving van het overlastgebied 1 Centrum en ondergrondse metrostations uitgereikt.
De betrokkene/verdachte sprak [persoon 2] en gaf mij aan in het [persoon 2] de strekking van het bevel door te nemen. De strekking van het bevel is daarop met behulp van een tolk (10148) doorgenomen. Ik zag dat de betrokkene/verdachte het verwijderingsbevel aannam. Ik heb betrokkene/verdachte gevraagd of hij het vorenstaande had begrepen. Daarop antwoordde betrokkene/verdachte: Oke.
Een proces-verbaal van aanhouding van 24 november 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 9-11.Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen van de verbalisanten:
Op 23 november 2024 omstreeks 23.45 uur waren wij, verbalisanten, op de Warmoesstraat te Amsterdam. Hier zagen wij een persoon lopen die ons ambtshalve bekend is. De persoon die het betrof bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ). Bij bevraging van de persoon in de voor ons beschikbare politiesystemen zagen wij dat [verdachte] een 3 maanden verbod voor het centrum van Amsterdam had tot 20 december 2024. De plaats waar wij [verdachte] staande hielden, namelijk de Warmoesstraat, valt binnen het aangewezen overlastgebied waar [verdachte] een verbod voor had. Hierop hebben wij [verdachte] aangehouden.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn, voor zover zij een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreffen, slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft niet voldaan aan een bevel zich niet op te houden in een door de burgemeester van Amsterdam aangewezen overlastgebied. De verdachte heeft hierdoor blijk gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan dit door het bevoegde gezag met het oog op handhaving van de openbare orde gegeven bevel.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 oktober 2025 is hij meermalen eerder onherroepelijk veroordeeld voor de overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Gelet op de hoeveelheid recidive en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte kan het feit naar het oordeel van het hof niet anders worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen (die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft uitgezeten), passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 september 2024 met parketnummer 13-241516-24 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof ziet geen omstandigheden om de van de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf af te zien. Daarom zal de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van
23 september 2024, parketnummer 13-241516-24, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten van:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. B.A.A. Postma en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 november 2025.