In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder vrijgesproken van een aantal feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging, omdat getuigen pas in hoger beroep zijn gehoord en de verdediging in haar ondervragingsrecht is beknot. Het hof heeft dit verweer verworpen, omdat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim en de procedure voldoet aan het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd door artikel 6 EVRM.
De tenlastelegging betreft diefstal op 13 februari 2023 te Amsterdam, waarbij de verdachte geldbedragen heeft weggenomen met een valse sleutel door contactloos te betalen met een bankpas van het slachtoffer. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het onder 2 tenlastegelegde feit en heeft de eerdere vrijspraak van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. De vordering van de benadeelde partij is niet meer aan de orde, omdat deze zich niet in hoger beroep heeft gevoegd. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan.