ECLI:NL:GHAMS:2025:297

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
200.345.850/01 en 200.345.850/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de curatele van de betrokkene en afwijzing van het verzoek tot schorsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de maatregel van curatele voor de betrokkene noodzakelijk is. De betrokkene, geboren in 1968 in Suriname, was eerder door de kantonrechter onder curatele gesteld op basis van zorgen over haar lichamelijke en geestelijke toestand. De curator, AmstelVisie, en het Leger des Heils waren betrokken bij de procedure. De betrokkene was het niet eens met de beslissing van de kantonrechter en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 28 november 2024 werd duidelijk dat de betrokkene sinds 2017 bij haar moeder in een seniorenflat woont en dat er zorgen waren over haar woonsituatie en financiële problemen. Het hof heeft de argumenten van de betrokkene, haar dochter en de curator zorgvuldig afgewogen. De betrokkene stelde dat zij in staat is om haar eigen belangen te behartigen en dat er geen reden is voor curatele. Het hof oordeelde dat de noodzaak voor curatele niet voldoende was aangetoond, aangezien er geen diagnose van een lichamelijke of geestelijke beperking was en de betrokkene zelf stappen ondernam om haar situatie te verbeteren. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek om curatele afgewezen. Tevens is het verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking afgewezen, omdat dit verzoek geen belang meer had na de beslissing in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.345.850/01 (hoofdzaak) en 200.345.850/02 (schorsing)
zaaknummer rechtbank: 11067570 EB VERZ 24-4571
beschikking van de meervoudige kamer van 4 februari 2025 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de betrokkene,
advocaat: mr. M.M. Komen te Amsterdam,
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- [curator] h.o.d.n. AmstelVisie Financiele Zorg & Bewind (hierna: de curator),
- het Leger des Heils Nederland, gevestigd te Almere, en
- [dochter] (hierna ook te noemen: de dochter).

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of de maatregel van curatele noodzakelijk is.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft bij beschikking van 1 juli 2024 (hierna: de bestreden beschikking) de betrokkene onder curatele gesteld en AmstelVisie als curator benoemd.
De betrokkene is het daarmee niet eens. Er bestaat volgens haar geen grond voor curatele. De dochter vindt net als de betrokkene dat de curatele niet nodig is. De curator is het wel eens met de bestreden beschikking. Het hof beslist dat het verzoek om de betrokkene onder curatele te stellen alsnog wordt afgewezen, omdat niet vaststaat dat de betrokkene haar belangen niet zelf behoorlijk kan waarnemen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 7 september 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De dochter heeft op 14 oktober 2024 een reactie op het beroepschrift ingediend.
2.3
De curator heeft op 16 oktober 2024 een reactie op het beroepschrift ingediend.
2.4
De zitting heeft op 28 november 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat,
- de curator,
- het Leger des Heils, vertegenwoordigd door [naam] (afdeling Restart),
- de dochter.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1968 te [plaats B] (Suriname) en heeft de Nederlandse nationaliteit. Zij is de moeder van [dochter] , geboren [in] 2000.
3.2
De betrokkene beschikt sinds 2017 niet over eigen woonruimte. De betrokkene verblijft bij haar moeder in een seniorenflat.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking, overeenkomstig het verzoek van het Leger des Heils, de betrokkene onder curatele gesteld vanwege haar lichamelijke/geestelijke toestand en [curator] benoemd tot curator. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen (zaaknummer 200.345.850/01). Daarnaast verzoekt de betrokkene de werking van de bestreden beschikking te schorsen (zaaknummer 200.345.850/02).
4.3
Het verweer van de curator strekt tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.
4.4
De dochter vindt dat de curatele opgeheven moet worden.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:378, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat een meerderjarige door de rechter onder curatele kan worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
De standpunten
5.2
De betrokkene stelt dat zij geen lichamelijke en psychische gebreken heeft, zodat er geen reden is voor een curatele. Een bewindvoerder en mentor zijn evenmin nodig, omdat de betrokkene geen problematische schulden heeft, geen sprake is van verkwisting en de betrokkene (met behulp van haar beste vriendin) goed in staat is zichzelf aan te melden bij woningnet, WOON, HVO-Querido en/of naar de gemeente te gaan om woonurgentie aan te vragen. Zij kan haar belangen zelf behoorlijk waarnemen. De betrokkene kampt sinds haar echtscheiding in 2017 met het vinden van geschikte huisvesting, maar dat is geen reden voor curatele. Zij is verder van mening dat niet voldaan is aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
5.3
Het Leger des Heils heeft naar voren gebracht dat er om curatele verzocht is, omdat de GGD en het Leger des Heils zich ernstig zorgen maakten over de woonsituatie van de betrokkene. De betrokkene woont in bij haar hulpbehoevende moeder in een seniorenflat. De betrokkene komt op straat te staan als haar moeder naar een verzorgingstehuis zou moeten of zou komen te overlijden. Het Leger des Heils heeft meermaals gesproken met de betrokkene over een zogenaamde omklapwoning en het traject daarvoor. Met een omklaptraject zou de betrokkene na een jaar een eigen woning kunnen krijgen, maar de betrokkene werkt niet mee aan dat traject. Er zijn daarnaast zorgen over de psychische toestand van de betrokkene, omdat zij zaken niet overziet.
5.4
De curator heeft aangevoerd dat de betrokkene een grote schuld heeft bij haar zorgverzekeraar en dat zij geen eigen woning heeft maar in de seniorenflat van haar moeder verblijft. Omdat een woontraject niet van de grond komt, is de hulp van het Leger des Heils ingeroepen. De betrokkene werkt echter niet mee en begrijpt niet dat zij illegaal bij haar moeder verblijft. Er is nu financiële rust en de curator wil in samenwerking met het Leger des Heils graag een geschikte woning voor de betrokkene vinden. De betrokkene geeft echter nergens gehoor aan, waardoor financiële ontwrichting en dakloosheid dreigen.
5.5
De dochter heeft verklaard dat de betrokkene een slimme, capabele en zorgzame vrouw is. De huisvestingsproblemen zijn ontstaan na de echtscheiding van de betrokkene. De uitkering van de betrokkene is meermaals stopgezet, waardoor de schulden zijn ontstaan. De betrokkene bleef hulp zoeken, maar zij kreeg geen woning. Voordat de curatele werd uitgesproken ging het beter met de betrokkene. Zo was zij weer aan het sporten, had zij woonurgentie aangevraagd en wilde zij weer gaan werken. Sinds de curatele heeft de betrokkene geen toegang tot haar geld, ook niet haar leefgeld, zodat de betrokkene geld moet vragen aan familieleden, terwijl zij geld heeft op haar rekening.
De beoordeling door het hof
5.6
Het hof stelt voorop dat curatele een zware maatregel is, die inbreuk maakt op het recht op privéleven van een betrokkene en die alleen kan worden opgelegd als eventuele problemen niet met lichtere maatregelen kunnen worden opgelost. Het Leger des Heils heeft verzocht om een curatele vanwege de financiële problemen en huisvestingsproblemen van de betrokkene. De betrokkene woont al sinds 2017 in bij haar moeder in een seniorenwoning. Het is niet de bedoeling dat ook familieleden van de huurder in de woning wonen. De betrokkene heeft echter onbetwist gesteld dat de woningcorporatie haar verblijf in de woning gedoogt en dat de betrokkene ook na vertrek of overlijden van haar moeder nog een jaar in de woning zou mogen verblijven. De curator en het Leger des Heils hebben erop gewezen dat de betrokkene dakloos zou kunnen raken als haar nu 74-jarige moeder zou komen te overlijden of naar een verzorgingshuis zou moeten verhuizen. Dit zijn echter nog onzekere, toekomstige omstandigheden. Hoewel het Leger des Heils de woonsituatie wellicht inschat als krap en niet ideaal, is niet gebleken dat de woonsituatie nu grote nadelige gevolgen heeft voor (de gezondheid van) de betrokkene of haar moeder. De betrokkene heeft zich inmiddels ingeschreven voor een sociale huurwoning. Het Leger des Heils heeft erop gewezen dat de betrokkene via andere trajecten sneller aan een eigen woning zou kunnen komen, als zij mee zou werken aan de hulpverlening of als zij onder curatele staat. In dat laatste geval zou haar medewerking niet nodig zijn. De betrokkene heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij geen vertrouwen heeft in het Leger des Heils en dat zij daarom niet wil meewerken.
Het hof acht het zorgelijk dat de samenwerking tussen de betrokkene en de verschillende organisaties steeds stroef loopt. Zeker als de betrokkene in de situatie komt dat zij wel op korte termijn de woning van haar moeder moet verlaten, is het belangrijk dat zij kan samenwerken met hulpverleners en andere instanties zodat er snel stappen gezet kunnen worden om een eigen woning te bemachtigen. Dat de betrokkene via een hulpverleningstraject sneller aan een woning zou kunnen komen, is onder de gegeven omstandigheden echter onvoldoende grond om de maatregel van curatele te rechtvaardigen. De woonsituatie van de betrokkene is immers al jaren hetzelfde en kan mogelijk nog jarenlang ongewijzigd voortduren, terwijl de betrokkene bovendien zelf ook stappen zet om via een andere weg (en op iets langere termijn) een eigen woning te vinden.
5.7
De betrokkene heeft schulden, onder meer omdat zij een periode geen inkomen heeft gehad. Inmiddels is haar inkomen stabiel en ontvangt zij sinds eind 2022 een uitkering. De betrokkene heeft onbetwist gesteld dat zij voorafgaand aan de curatele zelf een afbetalingsregeling had getroffen met de zorgverzekeraar. Volgens de curator heeft de betrokkene nog andere schulden. Er is echter niet gesteld of gebleken dat de schulden van de betrokkene in de periode voorafgaand aan de curatele toenamen of dat betrokkene, nu haar inkomenssituatie is gestabiliseerd, de schulden niet zelf kan of wil afbetalen.
5.8
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de noodzaak van de curatele onvoldoende vast is komen te staan. Van een diagnose in de vorm van een lichamelijke of geestelijke ziekte of beperking bij de betrokkene is niets bekend. Evenmin kan het hof op basis van de beschikbare informatie vaststellen dat de betrokkene haar belangen zelf niet behoorlijk waarneemt of haar veiligheid of die van anderen in gevaar brengt. De betrokkene heeft er daarnaast op gewezen dat zij eventueel vrijwillig financiële ondersteuning kan krijgen bij een andere organisatie, waarin zij nog wel vertrouwen heeft. Voor zover de betrokkene al niet in staat zou zijn haar financiële belangen zonder ondersteuning behoorlijk waar te nemen, is er dus een mogelijkheid om een voldoende behartiging van die belangen met een meer passende en minder verstrekkende voorziening te bewerkstelligen. Daarbij merkt het hof op dat het gezien de schulden van de betrokkene zeker aan te raden is dat zij vrijwillig meewerkt aan financiële ondersteuning.
5.9
Gelet op al het voorgaande zal het hof in de hoofdzaak de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek om de betrokkene onder curatele te stellen alsnog afwijzen. De betrokkene heeft verzocht om schorsing van de werking van de bestreden beschikking. Vanwege de beslissing in de hoofdzaak heeft de betrokkene geen belang meer bij een beslissing op haar verzoek om schorsing. Het hof zal dit verzoek van de betrokkene daarom afwijzen.
5.1
Dit alles leidt tot de volgende beslissing

6.De beslissing

Het hof:
in de zaak met nummer 200.345.850/01 (de hoofdzaak)
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het inleidende verzoek om [betrokkene] , geboren [in] 1968 te [plaats B] (Suriname), onder curatele te stellen;
gelast op de voet van artikel 1:390 BW dat deze beslissing binnen 10 dagen nadat zij ten uitvoer kan worden gelegd, vanwege de griffier in
de Staatscourantwordt bekendgemaakt;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Amsterdam, sector kanton, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
bepaalt dat de (eind)rekening en verantwoording, bedoeld in artikel 1:374 BW in verbinding met artikel 1:385, lid 1 aanhef en sub e BW, zal worden afgelegd ten overstaan van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoer bij voorraad;
in de zaak met zaaknummer 200.345.850/02
wijst af het verzoek van de betrokkene tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. A.N. van de Beek en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 4 februari 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.