ECLI:NL:GHAMS:2025:2838
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen vonnis politierechter
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 16 januari 2025 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting op 8 oktober 2025 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in het hoger beroep.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep was eerder op 17 juni 2025 aangevangen, maar werd geschorst. Op 3 oktober 2025 heeft de raadsvrouw van de verdachte per e-mail en akte laten weten dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een nader onderzoek van de zaak rechtvaardigt.
Gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en het arrest is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 8 oktober 2025.