Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2]
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak hebben de broers [appellanten] de woning van de familie van [geïntimeerde] gekocht, met de afspraak dat [geïntimeerde] gedurende vijftien jaar gebruik mag maken van de woning. De broers stellen dat [geïntimeerde] de woning zelf moet gebruiken en deze niet aan derden mag verhuren. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellanten] afgewezen, en het hof volgt deze beslissing. De zaak betreft de uitleg van de bruikleenovereenkomst en de vraag of er een verbod op onderverhuur is overeengekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] de woning nog steeds gebruikt en dat er geen expliciet verbod op onderverhuur is opgenomen in de overeenkomst. Het hof concludeert dat er geen grond is voor de vorderingen van [appellanten] en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De proceskosten worden aan [appellanten] opgelegd.