ECLI:NL:GHAMS:2025:270

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23-000959-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en terugwijzing naar politierechter in ontnemingszaak

Op 17 januari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 februari 2023 was gewezen. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie, waarbij de betrokkene was veroordeeld tot betaling van een geldbedrag van € 18.971,16 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in verband met opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter ten onrechte de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft voortgezet zonder de behandeling aan te houden. Hierdoor is het vonnis van de politierechter vernietigd en is de zaak terugverwezen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen. Het hof heeft zijn spijt betuigd over de lange duur van de procedure, die meer dan 21 maanden heeft geduurd. De beslissing van het hof houdt in dat zowel het vonnis in de strafzaak als dat in de ontnemingszaak zijn vernietigd en dat beide zaken terug worden verwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000959-23
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2023 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
13-284748-21 tegen de betrokkene:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
[adres]

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 18.971,16.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2023 - kort gezegd - veroordeeld ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 21 februari 2023 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 18.971,16 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 januari 2025.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 17 januari 2025 het vonnis in de strafzaak vernietigd en de zaak teruggewezen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, omdat de politierechter ten onrechte tot een inhoudelijke behandeling van de zaak is overgegaan en ten onrechte de behandeling niet heeft aangehouden.

Onderzoek van de zaak

De hiervoor genoemde beslissing van het hof tot vernietiging van het vonnis in de strafzaak en tot terugwijzing daarvan naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, heeft tot gevolg dat het hof het vonnis in de ontnemingszaak eveneens zal vernietigen en ook die zaak zal terugwijzen naar de rechtbank.
Het hof betreurt het dat de werkprocessen bij het hof zodanig zijn ingericht dat pas na ruim 21 maanden het hof tot de navolgende beslissing is kunnen komen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. P. Greve en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van
mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 januari 2025.