ECLI:NL:GHAMS:2025:269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23-000958-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van strafzaak naar politierechter na onterecht verstek verleend

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 21 februari 2023, waarin hij werd veroordeeld voor het telen van hennep en het wegnemen van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter ten onrechte verstek heeft verleend tegen de verdachte, omdat de zittingsdatum niet op de juiste wijze aan de verdachte en zijn raadsman was betekend. Dit leidde tot een inhoudelijke behandeling van de zaak zonder dat de verdachte aanwezig was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de politierechter, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen. Het hof betreurt de lange duur van de procedure en de onjuiste gang van zaken bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg. De beslissing van het hof is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en de rechtsregels, waarbij het recht op een eerlijke behandeling in twee feitelijke instanties voorop stond.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000958-23
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer
13-284748-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
[adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 januari 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoek van de raadsman in de appelschriftuur van 4 april 2023 tot terugwijzing van de zaak naar de rechter in eerste aanleg en hetgeen de advocaat-generaal naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 17 november 2020 te Amsterdam, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 173, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 17 augustus 2020 tot en met 17 november 2020 te Amsterdam elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het hof zal, na vernietiging van het vonnis waarvan beroep, de strafzaak terugwijzen naar de rechtbank Amsterdam.

Beoordeling van het verzoek om terugwijzing van de zaak

In de appelschriftuur van 4 april 2023 heeft de raadsman verzocht om de zaak terug te wijzen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam omdat de politierechter op 21 februari 2023 ten onrechte tot een inhoudelijke behandeling van de zaak is overgegaan en ten onrechte de behandeling niet heeft aangehouden.
De advocaat-generaal heeft zich in een e-mail van 6 januari 2025 op het standpunt gesteld dat het verzoek van de raadsman in beide zaken (straf- en ontnemingszaak) dient te worden toegewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Zowel de straf- als ontnemingszaak hebben op 15 november 2022 op zitting gestaan. Tijdens die zitting zijn beide zaken, in overleg met de raadsman, aangehouden tot 28 februari 2023. Deze datum is toentertijd ook aan de verdachte aangezegd. Na de zitting is gebleken dat de zaken niet op de eerder toegezegde datum van 28 februari 2023 zijn gepland, maar op 21 februari 2023. De raadsman is dit door middel van het proces-verbaal van 15 november 2023 te weten gekomen en heeft vervolgens de verkeerstoren een verzoek gestuurd om de zitting op 21 februari 2023 aan te houden. Hij heeft daarop het antwoord gekregen dat het verzoek om aanhouding zal worden ingewilligd en een nieuwe behandeling van de zaken op 4 april 2023 zal plaatsvinden. Op 24 maart 2023 komt de raadsman erachter dat de politierechter op 21 februari 2023 verstek heeft verleend tegen de verdachte, de beide zaken inhoudelijk heeft behandeld en vervolgens vonnis heeft gewezen. De zittingsdatum van 21 februari 2023 was overigens niet in persoon aan de verdachte betekend. De politierechter heeft inmiddels erkend dat onterecht verstek is verleend en heeft daartoe het volgende in het proces-verbaal van 21 februari 2023 opgenomen:
‘Abusievelijk is over het hoofd gezien dat de raadsman van verdachte per e-mail van 22 december 2022 om aanhouding van de behandeling van de zaak tegen verdachte heeft verzocht. De Verkeerstoren heeft dit aanhoudingsverzoek per e-mail van 3 januari 2023 ingewilligd en vervolgens in overleg met de raadsman de nieuwe zittingsdatum bepaald op 4 april 2023. De Verkeerstoren heeft per e-mail van 11 januari 2023 de politierechter en officier van justitie die toen genoteerd stond op de zitting, te weten mr. S.E.F. Ploeg , op de hoogte gesteld van deze nieuwe zittingsdatum. Deze e-mailcorrespondentie is, om onduidelijke redenen, niet opgenomen in het digitale dossier. Op de zitting van 21 februari 2023 is het ingewilligde aanhoudingsverzoek als gevolg daarvan ten onrechte niet aan de orde geweest en is de zaak tegen verdachte alsnog behandeld.’
In sommige gevallen waarin de rechtbank de hoofdzaak wel heeft beslist, kan het in artikel 423, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) besloten liggende beginsel dat een verdachte in aan hoger beroep onderworpen zaken aanspraak heeft op berechting in twee feitelijke instanties met zich brengen dat na vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, de zaak wordt teruggewezen naar de eerste rechter.
Naast de in artikel 423, tweede lid, Sv geregelde gevallen kan van zo'n geval sprake zijn indien de rechter op de terechtzitting in eerste aanleg niet aan de inhoudelijke behandeling van de zaak had mogen toekomen omdat een van de overige personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg niet is verschenen, terwijl hij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich ook niet een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was. Tot deze personen kunnen, naast de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, alleen de verdachte en zijn raadsman worden gerekend (
vgl. HR 7 mei 1996, ECLI:NL:HR: 1996:ZD0442).
Het hof is daarom van oordeel dat de rechter op de terechtzitting in eerste aanleg niet aan de inhoudelijke behandeling van de zaak had mogen toekomen, omdat de raadsman en de verdachte, in eerste aanleg niet zijn verschenen, terwijl zij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte zijn gebracht van de dag van de terechtzitting en zich ook niet een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hen tevoren bekend was.
Het hof betreurt het dat de werkprocessen bij het hof zodanig zijn ingericht dat pas na ruim 21 maanden het hof tot de navolgende beslissing is kunnen komen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. P. Greve en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van
mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 januari 2025.