ECLI:NL:GHAMS:2025:260
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- P. Greve
- J.W.H.G. Loyson
- H. Sytema
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De betrokkene, geboren in 1976, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 33.682,72 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had deze vordering toegewezen. De betrokkene ging in hoger beroep tegen zowel de veroordeling als de ontnemingsvordering.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 januari 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een bedrag van € 7.420,86 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vorderde. De raadsvrouw van de betrokkene pleitte voor afwijzing van deze vordering. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene enkel was veroordeeld voor medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, maar dat er geen concrete berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was gepresenteerd die aan de betrokkene kon worden toegerekend.
Het hof concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren in het dossier om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. Daarom heeft het hof de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.