ECLI:NL:GHAMS:2025:2598

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
200.353.213/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid van het perspectiefbesluit inzake de uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam had eerder op 8 januari 2025 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar de moeder van het kind was het niet eens met de beslissing dat er geen perspectiefonderzoek naar haar zou plaatsvinden. De moeder heeft op 7 april 2025 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Tijdens de zitting op 10 juli 2025, die met gesloten deuren plaatsvond, waren zowel de moeder als de vader aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, waren ook betrokken in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van de moeder uitsluitend betrekking had op de overweging van de kinderrechter over het perspectiefonderzoek. Het hof oordeelde dat de moeder geen grieven had ingediend tegen de machtiging tot uithuisplaatsing zelf en dat zij in wezen instemde met de uithuisplaatsing. Hierdoor kon het hof zich niet buigen over de machtiging en verklaarde het de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. De beslissing van het hof werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.353.213/01
zaaknummer rechtbank: C/13/756900/ JE RK 24-605
beschikking van de meervoudige kamer van 23 september 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. M.R.P. Hoppenbrouwers te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de GI,
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] , hierna: het kind,
- [de vader] , hierna: de vader, voor wie als advocaat is gesteld mr. S van Beers te Zeist.
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te [plaats A]
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 8 januari 2025 (hierna: de bestreden beschikking) een aansluitende machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend. Verder heeft de kinderrechter overwogen dat er geen perspectiefonderzoek naar de moeder komt. De moeder is het met die laatste overweging oneens.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 7 april 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 8 mei 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
De zitting heeft op 10 juli 2025 met gesloten deuren plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- als vertegenwoordigers van de GI: [naam 1] en [naam 2] ,
- de raad, vertegenwoordigd door V.D. Aelbers,
Tevens waren ter ondersteuning aanwezig [naam 3] , oom van de vader, en [naam 4] , persoonlijk begeleidster van de moeder verbonden aan Cordaan. Als informant waren aanwezig [naam 5] en [naam 6] , beiden verbonden aan verpleegkundig kinderzorghuis [X] .
2.4
Ter zitting heeft de advocaat van de moeder een pleitnotitie overgelegd. De GI heeft een aanvullende brief met een update over de situatie van [minderjarige] , gedateerd 11 juni 2025, in het geding gebracht.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige] , geboren [in] 2023 te [plaats A] . De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2024 is, voor zover van belang, [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 26 september 2024, en is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, dan wel een accommodatie van een zorg- of jeugdhulpaanbieder tot uiterlijk 26 september 2024. Bij beschikking van 25 september 2024 van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam is voor de duur van twee weken met ingang van 26 september 2024 een voorlopige ondertoezichtstelling verleend en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een zorgaanbieder, met ingang van 26 september 2024 voor de duur van twee weken.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2024 is de beschikking van 25 september 2024 gehandhaafd en is [minderjarige] aansluitend onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 10 oktober 2024 tot 10 oktober 2025, en is de machtiging tot uithuisplaatsing (MUHP) in een accommodatie van de zorgaanbieder verlengd met ingang van 10 oktober 2024 tot 10 januari 2025. Het resterende deel van het verzoek tot MUHP is aangehouden.
3.4
Bij de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2025 is de aansluitende MUHP in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 10 januari 2025 tot 10 oktober 2025.
3.5
[minderjarige] heeft vermoedelijk het Syndroom van Dravet. Zij heeft daarnaast een ontwikkelingsachterstand en functioneert op het niveau van een kind van tussen de 16 en 19 maanden oud. Op dit moment verblijft [minderjarige] in verpleegkundig kinderzorghuis [X] in [plaats B] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover deze inhoudt dat
geen perspectiefonderzoek naar de moeder behoeft te worden gedaan en te bepalen dat de WSS
op de kortst mogelijke termijn een perspectiefonderzoek naar de moeder dient uit te voeren en
de beschikking voor het overige te bekrachtigen.
4.2
De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoek af te wijzen.
4.3
De raad en de GI hebben zich voor wat betreft het oordeel over de ontvankelijkheid van het hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof. Zij achten de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing onverminderd noodzakelijk. De mogelijkheid dat [minderjarige] op enig moment weer bij de moeder gaat wonen en dat zij, met aanwijzingen in staat zal zijn de opvoeding ter hand te nemen, is voor hen een gepasseerd station.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof constateert dat het hoger beroep van de moeder uitsluitend de overweging van de kinderrechter over het perspectiefonderzoek betreft. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 1 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1148 volgt dat, hoewel de wet niet voorziet in een zelfstandige rechtsgang waarin een perspectiefbesluit als zodanig aan de rechter ter beoordeling kan worden voorgelegd, de rechter een perspectiefbesluit in voorkomend geval zal moeten beoordelen in het verband van beslissingen, maatregelen en verzoeken die (mede) voortvloeien uit of samenhangen met het standpunt van de gecertificeerde instelling over het opgroeiperspectief van de minderjarige. In dit geval heeft de moeder evenwel geen grieven gericht tegen de in de bestreden beschikking uitgesproken machtiging tot uithuisplaatsing. Hoewel zij, zo begrijpt het hof, op termijn graag zelf weer voor haar dochter zou willen zorgen, is zij het met de uithuisplaatsing eens. Dit betekent dat het hof zich in deze procedure niet kan buigen over de machtiging uithuisplaatsing. Bij deze stand van zaken heeft het hof evenmin de mogelijkheid het perspectief(besluit) inhoudelijk te beoordelen. Het hof zal de moeder dus niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep. Al hetgeen overigens is aangevoerd, kan daarmee verder onbesproken blijven.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, mr. T.M. Subelack en
mr. G.J. Baken, in tegenwoordigheid van de griffier en is op
23 september 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.