ECLI:NL:GHAMS:2025:2592

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
23-002076-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het telen van hennepplanten met bevestiging van het vonnis met uitzondering van de taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk telen van 56 hennepplanten. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde taakstraf, die werd vernietigd. In plaats daarvan werd een geldboete van € 1.000,00 opgelegd, subsidiair 20 dagen hechtenis. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 12 september 2025, waar de advocaat-generaal de bewezenverklaring van het telen van hennepplanten vorderde, terwijl de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

Het hof overwoog dat de verdachte op 1 februari 2021 door een verbalisant werd gezien met een voertuig vol potgrond en een kachel, wat duidde op de voorbereiding voor het kweken van hennep. De verdachte verklaarde dat de hennepkwekerij niet van hem was, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte had geen overtuigend bewijs voor zijn alternatieve scenario en de omstandigheden wezen erop dat hij verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk 56 hennepplanten had geteeld en dat zijn handelen bijdroeg aan de softdrugsmarkt.

De opgelegde straf werd bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, waarbij het hof rekening hield met de draagkracht van de verdachte. De redelijke termijn van de procedure werd niet geschonden, en het hof achtte een geldboete passend, gezien de omstandigheden van de verdachte. De beslissing van het hof was om het vonnis van de politierechter te bevestigen, met uitzondering van de taakstraf, en de geldboete op te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002076-24
datum uitspraak: 26 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 september 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-103217-23 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat:
  • het hof de bewijsmiddelen zal uitwerken in het geval beroep in cassatie wordt ingesteld;
  • het hof de overwegingen van de politierechter in paragraaf 3.3 van het vonnis aanvult met de hiernavolgende bewijsoverwegingen.

Aanvullende bewijsoverwegingen

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde telen van 56 hennepplanten.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Op 1 februari 2021 zag verbalisant [verbalisant] , brigadier van politie Noord-Holland Noord een bus uit een loods vandaan rijden aan de [adres 2] . Dit betreft een opslaglocatie van [bedrijf] . [verbalisant] heeft dit voertuig, voorzien van kenteken [kenteken] , staande gehouden omdat het niet verzekerd zou zijn en zag achterin een twintigtal zakken potgrond en een nieuwe kachel liggen. Het voertuig werd bestuurd door de verdachte en staat op zijn naam. De potgrond en de (nieuwe) kachel konden beide bestemd zijn voor het kweken van hennep. De verdachte woont aan de [adres 3] , waar op 24 juni 2021 een hennepkwekerij bestaande uit 56 hennepplanten is aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat deze hennepkwekerij niet van hem was. De verdachte woonde niet op het adres [adres 3] maar had daar wel een slaapplek gecreëerd waar hij kort voor de jaarwisseling (
het hof begrijpt: de jaarwisseling van 2020-2021) voor het laatst gebruik van zou hebben gemaakt. De verdachte had, evenals anderen, de sleutel van die ruimte. De verdachte denkt dat een Hongaarse werknemer met de voornaam [persoon] nadien op deze kamer heeft geslapen. Ten aanzien van de op 1 februari 2021 aangetroffen goederen in zijn voertuig heeft de verdachte verklaard dat de twintig zakken potgrond, met het voorjaar in aantocht, bedoeld waren voor de tuin van zijn vriendin van 20 m2 en dat de kachel voor zijn werk was.
Het hof is van oordeel dat op grond van de omstandigheden genoemd in paragraaf 3.3 van het vonnis van de politierechter, in samenhang bezien met de hiervoor vermelde bevindingen van verbalisant [verbalisant] op 1 februari 2021, kan worden bewezen dat de verdachte omstreeks de periode van 18 februari 2021 tot en met 24 juni 2021 te Enkhuizen opzettelijk 56 hennepplanten heeft geteeld. Het alternatieve scenario van de verdachte, dat niet hij maar een zekere [persoon] (of een ander) de hennep heeft gekweekt, vindt geen enkele steun in het dossier en is – ook gelet op de summiere aanduiding van de persoon in kwestie (geen achternaam en/of geboortedatum) en het tijdstip waarop hij deze naam noemt (pas bij de inhoudelijke behandeling in hoger beroep) – ongeloofwaardig. De verklaring van de verdachte dat de twintig zakken potgrond bedoeld waren voor de tuin van zijn vriendin acht het hof onaannemelijk en ook in zoverre vindt de verklaring van de verdachte geen enkele steun in het dossier. De verdachte heeft vragen van het hof waarom zijn vriendin op 1 februari (in de winter) een dergelijke grote hoeveelheid potgrond voor haar kleine tuin van 20 m2 nodig had, niet kunnen beantwoorden. Bij gebreke van een geloofwaardige verklaring daaromtrent draagt de in de auto van de verdachte aangetroffen hoeveelheid potgrond en de kachel bij aan de overtuiging dat de hennepkwekerij van hem was.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in de woning waar hij stond ingeschreven opzettelijk hennepplanten geteeld. De verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof overweegt dat, anders dan de raadsvrouw stelt, de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden niet is geschonden, nu deze termijn - van in casu twee jaar per instantie - eerst is aangevangen met het verhoor van de verdachte op 19 januari 2023, de rechtbank vonnis heeft gewezen op 16 september 2024, de verdachte hiertegen dezelfde dag hoger beroep heeft ingesteld, waarna het hof op 26 september 2025 arrest wijst.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten (een geldboete van € 1.000,00 bij 50-100 hennepplanten) en er rekening mee gehouden dat de verdachte nu een goed lopend bedrijf heeft, zodat een geldboete meer in de rede ligt dan een taakstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde taakstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. Stalenhoef, mr. M. Senden en mr. L. Daum, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 september 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]