ECLI:NL:GHAMS:2025:2550

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
23-002705-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het besturen van een auto terwijl rijbewijs ongeldig was verklaard

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het besturen van een auto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging betrof een incident op 20 november 2021 te Hoofddorp, waar de verdachte, ondanks dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was, als bestuurder van een personenauto op de weg is aangetroffen. Het hof heeft vastgesteld dat aan de vereisten voor een bewezenverklaring is voldaan, waaronder de bekendmaking van de ongeldigverklaring van het rijbewijs aan de verdachte. De advocaat-generaal heeft betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de auto heeft bestuurd, terwijl de raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit op basis van de stelling dat een ander de auto bestuurde. Het hof heeft de verweren van de raadsvrouw verworpen en geoordeeld dat de verdachte wel degelijk de bestuurder was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 50 dagen, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002705-23
datum uitspraak: 23 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 oktober 2023 in de strafzaak onder parketnummer 96-183598-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Breeburgsingel, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat hiervan slechts aantekening als bedoeld in artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is opgemaakt.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte een auto heeft bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit en daartoe zijn twee verweren gevoerd. Ten eerste kan de verdachte niet worden aangemerkt als bestuurder. Volgens de verdachte heeft niet hij, maar een ander, [persoon] , de personenauto bestuurd. Nadat [persoon] de auto had ingeparkeerd en is uitgestapt, is de verdachte op de bestuurdersstoel van de geparkeerde auto gaan zitten. Hij heeft dus niet gereden. Op basis van het dossier kan die lezing volgens de raadsvrouw niet worden uitgesloten.
Indien het hof desondanks van oordeel is dat de verdachte de auto heeft bestuurd, kan volgens de raadsvrouw evenmin een veroordeling volgen, nu niet kan worden vastgesteld dat het besluit tot ongeldigverklaring op de juiste wijze is bekend gemaakt.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Bestuurder van de auto
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bestuurder van de auto is geweest. Het verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen, die het hof, in geval dat beroep in cassatie wordt ingesteld, zal uitwerken in de op te maken aanvulling op dit arrest. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] – inhoudende dat de verdachte de bestuurder was – geen enkele aanleiding geeft tot twijfel. Het proces-verbaal is gedetailleerd en vermeldt dat de verbalisanten de auto voortdurend in het zicht hebben gehouden. Gelet hierop, en in aanmerking genomen dat de verklaring van de verdachte dat hij zich van de achterbank naar de bestuurdersstoel heeft verplaatst nadat de auto was gestopt, gelet op de inhoud van het dossier, ook overigens niet aannemelijk is geworden, schuift het hof deze verklaring terzijde.
Besluit tot ongeldigverklaring en bekendmaking daarvan aan de verdachte
Om tot een bewezenverklaring van een op artikel 9 lid 2, eerste volzin, WVW 1994 toegesneden tenlastelegging te kunnen komen, moet (allereerst) blijken dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig is verklaard, het betreffende besluit is bekendgemaakt aan de verdachte en van kracht was doordat zeven dagen zijn verlopen na die bekendmaking (vgl. Hoge Raad 3 juni 2025 ECLI:NL:HR:2025:826).
Het CBR heeft bij brief van 17 september 2021 aan de verdachte het besluit kenbaar gemaakt dat zijn rijbewijs ongeldig wordt verklaard vanaf 24 september 2021. Dit besluit is zowel aangetekend als per gewone post op 24 september 2021 aan de verdachte toegezonden op diens BRP-adres. Ook blijkens het rijbewijsregister is het rijbewijs van de verdachte per 24 september 2021 ongeldig is verklaard.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat aan voornoemd vereiste van bekendmaking van het besluit is voldaan en wordt het verweer verworpen.
Overige vereisten
Volledigheidshalve overweegt het hof verder dat aan de verdachte na voornoemde ongeldigverklaring geen ander rijbewijs is afgegeven. Ook is voldaan aan het vereiste dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Immers, de verdachte heeft ter plaatse ten overstaan van de verbalisant een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Bovendien heeft de verdachte ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij ongeveer een maand voor onderhavig feit, rond 25 oktober 2021, ook door de politie staande is gehouden, zijn rijbewijs toen is ‘afgepakt’, en hem bij die gelegenheid is medegedeeld dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard was.
Gelet op het voorgaande acht het hof het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 november 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Breeburgsingel, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van 3 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van 3 jaren.
De raadsvrouw heeft bepleit om – in geval van een bewezenverklaring – dezelfde straf op te leggen als de politierechter heeft gedaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door zo te handelen heeft de verdachte laten zien zich niets gelegen te laten aan de beslissing van de daartoe bevoegde autoriteit. Een ongeldigverklaring van het rijbewijs vindt plaats omdat betrokkene niet in staat of niet geschikt wordt geacht (of dit heeft aangetoond) een motorrijtuig te besturen. Door toch achter het stuur plaats te nemen, heeft de verdachte niet alleen het gezag van de overheid miskend, maar ook de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin als uitgangspunt voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs een gevangenisstraf voor de duur van twee weken is opgenomen. Toch zal het hof aan de verdachte geen gevangenisstraf opleggen, maar een taakstraf. Daarbij speelt een rol de eis van de advocaat-generaal, de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hij deze ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. Het hof houdt de verdachte voor dat hij met de opgelegde straf – gelet op voornoemde oriëntatiepunten – bepaald niet ongunstig wegkomt en dat hij dit als aansporing moet gebruiken om in de toekomst geen strafbare feiten meer te plegen. Met datzelfde doel zal het hof een deel van de taakstraf in voorwaardelijke vorm opleggen zodat er tevens een forse stok achter de deur is.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. T. de Bont en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 september 2025.
Mr. T. de Bont is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.