Uitspraak
1.Procesverloop
2.Inhoud van het verzoek
3.Beoordeling
Uit het dossier en wat op de zitting is besproken blijkt het volgende. Op grond van de
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, die verzocht om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in verband met een strafzaak waarin hij werd verdacht van witwassen. De rechtbank had eerder op 12 december 2024 een beschikking gegeven, waarin zij gronden van billijkheid aanwees voor een gedeeltelijke vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de officier van justitie de zaak heeft geseponeerd onder voorwaarden. Het hof heeft de argumenten van de advocaat-generaal en de advocaat van de appellant gehoord en heeft geconcludeerd dat er gronden van billijkheid zijn voor de toekenning van de volledige kosten van rechtsbijstand, die in totaal € 6.229,05 bedragen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de appellant toegewezen. De beschikking is ondertekend door de oudste raadsheer en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.