ECLI:NL:GHAMS:2025:2492

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
23-002882-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zakkenrollerij op Centraal Station met lokportemonnee en verwerping van beroep op Tallon-criterium

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van zakkenrollerij op het Centraal Station van Amsterdam, waarbij hij samen met een medeverdachte een lokportemonnee heeft gestolen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdediging voerde aan dat het gebruik van de lokportemonnee in strijd was met het Tallon-criterium, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet door de inzet van het lokmiddel is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht. De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan de diefstal, waarbij hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van het delict. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en heeft de gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002882-23
datum uitspraak: 1 juli 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman, 279 Sv)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-281721-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2005,
adres: [adres] ).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juni 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 25 oktober 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (contant) geldbedrag en/of bankbiljet(ten) (totale waarde van 150 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 oktober 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (contant) geldbedrag en/of bankbiljet(ten) (totale waarde van 150 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan die verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 25 oktober 2023 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door dicht achter zijn mededader te gaan staan en/of (vervolgens) zich breed te maken en/of (vervolgens) zijn armen links en rechts uit te strekken en/of zijn handen op de rolband te leggen en/of (vervolgens) de doorgang op de roltrap te versperren en/of (vervolgens) de weg voor anderen te blokkeren en/of (vervolgens) ruimte te maken voor de handelingen van zijn mededader en/of de handelingen van die mededader af te schermen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde omdat het lokmiddel niet rechtmatig is ingezet. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de politieactie zodanig specifiek gericht was op de verdachte en medeverdachte dat het Tallon-criterium is geschonden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken nu zijn handelingen niet van dien aard waren dat deze kunnen opleveren dat de verdachte medepleger is van dan wel medeplichtig is aan de diefstal.
Het hof stelt voorop dat het plaatsen door de politie van een zogenoemde lokportemonnee om op die manier personen die zich schuldig maken aan diefstallen – bijvoorbeeld in de vorm van zakkenrollerij – op heterdaad te kunnen betrappen, op zichzelf niet ongeoorloofd is, ook al steunt dit handelen niet op een specifieke wettelijke regeling. Het gebruik van een dergelijk lokmiddel is in het algemeen niet onrechtmatig indien daardoor (a) de verdachte niet is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht (het zogenaamde Tallon-criterium), en (b) de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit niet zijn geschonden (vgl. HR 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:62).
Het hof gaat op basis van het dossier uit van de volgende gang van zaken. Politieambtenaren in burger bevonden zich op 25 oktober 2023 op het Centraal Station van Amsterdam. Zij zagen dat de verdachte en drie anderen opvallend kijkgedrag vertoonden. Zij liepen langs meerdere perrons en keken naar de mensen die daar liepen. Vervolgens zagen zij de personen de [winkel] in lopen en ook daar viel het gedrag van de groep de verbalisanten op. Twee van de vier spraken een medewerker aan en de twee anderen gingen in een hoekje staan en keken bij producten. Door de wijze waarop ze stonden en het heimelijke gedrag, kreeg een van de verbalisanten het vermoeden dat ze mogelijk wat wilden stelen. Vervolgens zagen de verbalisanten dat de vier personen waaronder de verdachte wederom zoekend rondkeken en langs verschillende perrons liepen. Vanwege het geconstateerde “zakkenrollersgedrag” en het daarop gebaseerde vermoeden dat de personen op het station waren om te stelen, besloten de verbalisanten vervolgens een loktas in te zetten. Een van de verbalisanten is op de roltrap gaan staan met een schoudertas bovenop zijn koffer. In de tas zat in het voorvak dat gedeeltelijk gesloten was een portemonnee met nepgeld. De andere verbalisanten zagen dat de verdachte en de medeverdachte achter de verbalisant op de roltrap stonden en dat de medeverdachte haar hand naar de loktas uitstrekte. Gelijktijdig maakte de verdachte zich breed terwijl hij achter de medeverdachte stond. Vervolgens pakte hij aan beide kanten de rolband vast waardoor hij een vrouw die wilde passeren tegenhield. Toen de vrouw door wilde duwen, stapte de verdachte naar links en ging hij voor haar staan om haar zo te blokkeren. Ondertussen namen verbalisanten waar dat de medeverdachte de geldbiljetten uit de lokportemonnee wegnam en in haar zak stak. Bij de fouillering na de aanhouding van de medeverdachte zijn drie nep € 50,- biljetten aangetroffen.
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij zich op de roltrap inderdaad breed maakte om de vrouw die wilde passeren te blokkeren en dat zijn vriendin (
het hof begrijpt: de medeverdachte) dat aan hem had gevraagd.
Gelet op deze gang van zaken is naar het oordeel van het hof geen sprake van een schending van het Tallon-criterium. Verdachte is door de inzet van het lokmiddel niet gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Verdachte vertoonde immers kort voor de diefstal al gedrag dat door gespecialiseerde verbalisanten werd herkend als zakkenrollersgedrag.
Het hof overweegt daarnaast dat de diefstal door de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk is uitgevoerd. De verdachte heeft namelijk bewust een afschermingshandeling uitgevoerd precies op het moment dat de medeverdachte haar arm uitstrekte naar de tas, zodat de medeverdachte het geld ongezien kon wegnemen. Hiermee heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal en kan de verdachte worden aangemerkt als medepleger.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 oktober 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander enig goed, dat aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een diefstal op Amsterdam Centraal Station. De verdachte heeft hiermee getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en heeft slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen (financieel) gewin. Voor dit feit geldt dat het ook overlast met zich meebrengt. Hoewel het in dit geval om valse bankbiljetten ging, levert zakkenrollerij groot ongemak voor gedupeerde eigenaren op. Het plegen van een dergelijk delict tast ook het gevoel van veiligheid bij bezoekers en toeristen van het centrum van Amsterdam aan, waardoor in dit soort zaken in de regel vrijheidsbenemende straffen worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. R. van der Heijden en mr. A.H. Tiemens, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst en B. Helling, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juli 2025.
mr. R.M. ter Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]