ECLI:NL:GHAMS:2025:2455

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
23-000169-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en illegale handel in professioneel vuurwerk

Op 18 september 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2024. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1981, die beschuldigd werd van deelneming aan een criminele organisatie en illegale handel in professioneel vuurwerk. De tenlastelegging omvatte deelname aan een organisatie die zich bezighield met de inkoop en verkoop van professioneel vuurwerk zonder de benodigde vergunningen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de handel in vuurwerk, maar het hof oordeelde dat de bewijsvoering, waaronder WhatsApp-berichten en bezoekersregistraties, zijn verklaring ongeloofwaardig maakte. Het hof concludeerde dat de verdachte een uitvoerende rol had binnen de organisatie en dat zijn handelen gevaarlijk was, gezien de aard van de illegale vuurwerkhandel. De straf werd verlaagd met 40 uren vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000169-24
Datum uitspraak: 18 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 81-043893-22 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 september 2025 en van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2016 tot en met 2 november 2017 te Beverwijk en/of Spaarndam (gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude), in ieder geval in Nederland en/of Bad Bentheim en/of [plaats 1] , in ieder geval in Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven (onder meer) het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of opslaan en/of voorhanden hebben en/of aan een ander ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk (bestemd voor particulier gebruik).

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Beoordeling van het bewijs

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij handel in vuurwerk. Hij is nooit met zijn kennis [medeverdachte 2] meegereden naar Duitsland en hij is ook nooit bij een bunkercomplex in Duitsland geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel de verdachte alle betrokkenheid heeft ontkend, komt het hof toch tot een veroordeling. Gelet op alle stukken in het dossier is de verklaring van de verdachte dat hij niet in Duitsland of meer in het bijzonder in het bunkercomplex [plaats 2] is geweest, niet betrokken is geweest bij de handel in vuurwerk en er verder niets van weet, ongeloofwaardig. Uit het dossier komt naar voren dat er sprake was van een groep personen die zich gedurende enige tijd bezighield met de inkoop van professioneel vuurwerk om dit vervolgens door te verkopen aan Nederlandse particuliere kopers. Zij waren daartoe niet gecertificeerd. Aldus vormde deze groep een criminele organisatie. Uit WhatsAppberichten blijkt dat de verdachte met zijn kennis (en medeverdachte) [medeverdachte 2] – die een leidende rol had binnen die organisatie – in de ten laste gelegde periode afsprak om samen naar Duitsland te gaan. In de bezoekersregistratie van die periode van [plaats 2] , waar het vuurwerk werd afgeleverd en lag opgeslagen, zijn de naam en de gegevens van het identiteitsbewijs van de verdachte genoteerd. Hij was daar op dagen dat ook een of meer andere leden van de organisatie aanwezig waren. Uit het dossier blijkt ook dat de verdachte betrokken was bij het lossen van vrachtwagens met het vuurwerk en bij het afleveren van het vuurwerk aan afnemers. Zo is hij ook geregistreerd in voertuigen van derden – de klanten – die hun auto afgaven aan leden van de organisatie om ze te laten laden met het vuurwerk uit [plaats 2] . Het hof stelt dan ook vast dat dat de verdachte deel uitmaakte van een groep personen die professioneel vuurwerk kocht en vervolgens doorverkocht aan particuliere verkopers, en dat hij in die groep een uitvoerende rol heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 17 november 2016 tot en met 2 november 2017 in Nederland en/of Bad Bentheim en [plaats 1] heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven door het binnen het grondgebied van Nederland brengen en opslaan en voorhanden hebben en aan een ander ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk (bestemd voor particulier gebruik).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de dan op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, het van toepassing zijn van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de omstandigheid dat sprake is van een kortere periode van betrokkenheid dan door de rechtbank bewezen is verklaard.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij een fulltime baan heeft. Het moeten uitvoeren van een taakstraf zou grote problemen meebrengen, zowel in zijn relatie als in zijn werk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar beziggehouden met een grootschalige en naar mag worden aangenomen lucratieve handel in professioneel vuurwerk zonder hiertoe gerechtigd te zijn geweest. Dit vuurwerk heeft de verdachte met anderen vanuit Polen besteld en vervolgens opgeslagen in een bunkercomplex in Duitsland, waarna dit professionele vuurwerk werd verkocht aan Nederlandse particulieren en Nederland werd binnengebracht. Het zonder vergunning voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en het ter beschikking stellen daarvan aan particulieren, die het vervolgens verder hebben vervoerd en opgeslagen, is zonder meer gevaarlijk te noemen en kan onder omstandigheden zelfs levensgevaarlijk zijn. Dat het vuurwerk na aflevering in Duitsland was opgeslagen in een bunker, maakt het voorgaande niet anders, nu het vervolgens naar Nederland werd vervoerd. Het hof gaat ervan uit dat de verdachte dit enkel voor eigen financieel gewin heeft gedaan, nu met de grootschalige illegale handel in vuurwerk veel geld te verdienen is. De verdachte heeft een uitvoerende rol gehad in de organisatie, waarbij hij vrachtwagens met vuurwerk heeft gelost en vuurwerk naar klanten heeft gebracht. Daarmee heeft hij ten opzichte van sommige andere deelnemers aan de organisatie een kleinere rol in het geheel gehad, ook al omdat het voor hem om een beperkte(re) periode van deelname gaat, te weten de periode van 17 november 2016 tot en met 22 december 2016. Uit het strafblad van de verdachte blijkt verder dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Het hof laat dit bij het bepalen van een op te leggen straf in het voordeel van de verdachte meewegen. Daar staat tegenover dat de verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen en geen spijt heeft betuigd of heeft uitgelegd waarom hij zich hiermee bezig heeft gehouden. Hij is glashard blijven ontkennen dat hij er iets mee te maken heeft gehad, ondanks al het bewijs dat er tegen hem is. Dat neemt het hof bij de strafbepaling in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof acht – alles afwegende en ook met name gelet op de ouderdom van het feit, de uitvoerende, niet leidinggevende rol die de verdachte in de criminele organisatie heeft gehad en de relatief korte periode waarin hij aan die organisatie heeft deelgenomen – een taakstraf van 200 uren passend en geboden. Het hof stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Het hof neemt daarbij de dag waarop de woning van de verdachte is doorzocht en waarbij onder meer gegevensdragers en administratie in beslag zijn genomen – te weten 20 november 2018 – als aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank heeft op 12 januari 2024 vonnis gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met ongeveer drie jaar en twee maanden overschreden. Het hof zal vanwege deze termijnoverschrijding 40 uren taakstraf in mindering brengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 140 Sr.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, mr. J.L. Bruinsma en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 september 2025.
Mr. Lolkema is verhinderd dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
.