ECLI:NL:GHAMS:2025:2395

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
200.339.238/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging kredietovereenkomst wegens schending precontractuele informatieverplichtingen en vaststelling terugbetalingsverplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een kredietovereenkomst tussen LUFTHANSA AIRPLUS SERVICEKARTEN GMBH en een consument. De kantonrechter had eerder de kredietovereenkomst vernietigd omdat AirPlus niet voldeed aan de precontractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 7:60 BW en artikel 4:34 lid 1 Wft. De kantonrechter oordeelde dat de consument het geleende bedrag moest terugbetalen, maar wees de vordering van AirPlus af omdat de betalingsverplichting niet kon worden vastgesteld. In hoger beroep heeft AirPlus haar eis verminderd en zich beperkt tot de vraag of de terugbetalingsverplichting van de consument alsnog kan worden vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het geleende bedrag van € 2.981,20 vaststaat, aangezien hiertegen geen verweer is gevoerd. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en de consument veroordeeld tot betaling van het geleende bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens zijn de proceskosten in hoger beroep vastgesteld en is de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht,
team I (handel)
zaaknummer : 200.339.238/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10078024 CV EXPL 22-11241
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 september 2025
in de zaak van
LUFTHANSA AIRPLUS SERVICEKARTEN GMBH,
gevestigd te Neu-Isenburg (Duitsland),
appellante,
advocaat: mr. J.N. van der Pouw Kraan te Alphen aan den Rijn,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend in [plaats] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna AirPlus en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak heeft de kantonrechter de kredietovereenkomst tussen partijen vernietigd omdat gesteld noch gebleken was dat AirPlus aan de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 7:60 BW en artikel 4:34 lid 1 Wft heeft voldaan. De kantonrechter oordeelde dat [geïntimeerde] het van AirPlus geleende geld moet terugbetalen, maar wees de vordering van AirPlus af omdat de betalingsverplichting van AirPlus niet kon worden vastgesteld. Het hoger beroep is - na een vermindering van eis door AirPlus - beperkt tot de vraag of dat (thans) wel kan.

2.Het geding in hoger beroep

AirPlus is bij dagvaarding van 30 november 2023 in hoger beroep gekomen van een tussenvonnis van 12 mei 2023 en een eindvonnis van 1 september 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer bij verstek gewezen tussen AirPlus als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Tegen [geïntimeerde] is (ook in hoger beroep) verstek verleend.
AirPlus heeft van grieven gediend.
Het hof heeft de zaak vervolgens aangehouden in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen door de Hoge Raad over het toepassingsbereik van richtlijn 2008/48/EG (richtlijn consumentenkrediet). Nadat de Hoge Raad deze vragen bij arrest van 27 juni 2025 heeft beantwoord (ECLI:NL:HR:2025:1008), is AirPlus in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de gevolgen van dit arrest voor de onderhavige zaak.
In haar nadien genomen akte uitlating heeft AirPlus gesteld dat zij vanuit proceseconomische overwegingen afziet van de hiervoor bedoelde uitlating en ervoor kiest haar eis te beperken tot haar subsidiaire vordering, te weten terugbetaling van het geleende geld zonder kredietvergoeding. AirPlus heeft haar eis in die zin verminderd.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Procedure bij de kantonrechter

3.1.
Samengevat heeft AirPlus - na vermindering van eis - bij de kantonrechter gevorderd om [geïntimeerde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen tot betaling aan AirPlus van € 4.009,41, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Bij het bestreden eindvonnis heeft de kantonrechter de kredietovereenkomst tussen partijen ambtshalve vernietigd omdat gesteld noch gebleken was dat AirPlus aan de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 7:60 BW en artikel 4:34 lid 1 Wft heeft voldaan. De kantonrechter oordeelde dat [geïntimeerde] het van AirPlus geleende geld moet terugbetalen, maar wees de vordering van AirPlus af omdat de betalingsverplichting van AirPlus niet kon worden vastgesteld. AirPlus is in de proceskosten veroordeeld, die op nihil zijn gesteld.

4.Vordering in hoger beroep

4.1.
AirPlus vordert vernietiging van de bestreden vonnissen en alsnog - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan haar van € 2.981,20, te vermeerderen met de Belgische wettelijke rente voor consumenten hierover, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.

5.Beoordeling

5.1.
Het hof stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van deze vordering kennis te nemen.
5.2.
Het hof begrijpt het in de akte uitlating door AirPlus ingenomen standpunt aldus dat zij haar grieven wenst te beperken tot dat deel van grief 2 dat ziet op de overweging van de kantonrechter dat de terugbetalingsverplichting van [geïntimeerde] niet kan worden vastgesteld. Het hoger beroep is dus beperkt tot de beantwoording van deze vraag,
5.3.
AirPlus heeft in haar memorie van grieven nader toegelicht dat het geleende geld (de niet terugbetaalde credituitgaven zonder rente, kosten of kredietvergoeding) € 2.981,20 bedraagt. Nu hiertegen geen verweer is gevoerd, neemt het hof dit als vaststaand aan. In zoverre slaagt de grief.
5.4.
Het bestreden eindvonnis zal worden vernietigd. Het bedrag van € 2.981,20 zal alsnog worden toegewezen, vermeerderd met de rente als gevorderd. [geïntimeerde] zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. In de omstandigheid dat partijen (uiteindelijk) beiden deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet het hof aanleiding de proceskosten in eerste aanleg te compenseren. Het hof stelt de proceskosten in hoger beroep als volgt vast:
- explootkosten € 129,86
- griffierecht € 798,-
- salaris advocaat € 858,- (tarief I, 1 punt)
------------
Totaal € 1.785,86

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis en doet opnieuw recht:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan AirPlus van € 2.981,20, vermeerderd met de (Belgische) wettelijke rente voor consumenten vanaf 25 augustus 2022 tot aan de voldoening;
bepaalt dat partijen in eerste aanleg ieder de eigen kosten betalen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten in hoger beroep, tot nu aan de zijde van AirPlus vastgesteld op € 1.785,86, te vermeerderen met de wettelijke rente, als niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot als betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, L. Alwin en F.J. van de Poel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.