Uitspraak
zaak A) en 81-315261-21 (
zaak B) tegen:
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 juni tot en met 14 juni 2021 op de Noordzee, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig ‘[vaartuig 1]’, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft gehandeld in strijd met artikel 7 lid 1 onder b van Verordening (EU) Nr. 2019/1241, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n), in strijd met het/de (nadere) voorschrift(en) verbonden aan de aan haar, verdachte, verleende toestemming om met vissersvaartuig ‘[vaartuig 1]’ te vissen met de boomkor met elektrische stroom (pulskor) dat het (onder meer) verboden is te vissen met de boomkor met elektrische stroom (pulskor) in de periode van 7 juni tot en met 30 juni en/of dat er (onder meer) gedurende voornoemde periode geen pulskorvistuig aan boord van het betrokken vissersvaartuig mag zijn als dit vissersvaartuig de haven verlaat, in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal, gevist met (een) boomkor(ren) met elektrische stroom (pulskor(ren)) en/of (een) pulskorvistuig(en) aan boord van vissersvaartuig ‘[vaartuig 1]’ heeft/hebben gehad, terwijl voornoemd vissersvaartuig de haven reeds had verlaten.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging
13 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1226) geoordeeld dat puntentoekenning aan de houder van een visvergunning volgens de Europese wetgever iets is dat naast een administratieve of strafrechtelijke sanctie bestaat. De Afdeling heeft in dit kader overwogen dat het puntensysteem een handhavingsinstrument is ten behoeve van de naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen. Met de toekenning van punten wordt beoogd de inbreuk op deze maatregelen te beëindigen en verdere inbreuk te voorkomen. Niet is beoogd de overtreder te straffen of leed toe te voegen. Het feit dat aan de strafrechtelijke verdenking dezelfde feiten ten grondslag liggen als aan de puntentoekenning, maakt niet dat die laatste maatregel punitief wordt. Er bestaat daarnaast geen aanleiding om de toekenning alleen op basis van de zwaarte van de maatregel als een punitieve sanctie aan te merken. Daarbij is van belang dat ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025 is gebleken dat de maatregel geen directe gevolgen voor de visvergunning van de verdachte heeft gehad.
voor zoverdeze regeling niet zorgt voor een coördinatie van de procedures waardoor de extra last van de cumulatie van die maatregelen tot het strikt noodzakelijke kan worden beperkt en die regeling niet kan waarborgen dat de zwaarte van alle opgelegde sancties overeenstemt met de ernst van de overtreding in kwestie. Het HvJ overweegt in deze zaak over btw-fraude dat een combinatie van een vermogenssanctie en verzegeling van het bedrijfspand van de betrokken onderneming neerkomt op
ne bis in idem, vooral nu beide sancties van repressieve en punitieve aard blijken te zijn. Uit deze zaak kan niet worden afgeleid dat de toekenning van strafpunten aan de houder van een visvergunning, die naast een stafrechtelijke weg staat, en waarmee niet is beoogd de overtreder te straffen of leed toe te voegen, een punitieve sanctie zou zijn. Tevens bestaat bij het opleggen van een strafrechtelijke sanctie de mogelijkheid rekening te houden met de gevolgen die het strafbare feit al voor de vennootschap heeft gehad.
Vonnis waarvan beroep
Stanpunten van partijen
medegepleegd, zodat zij daarvan (partieel) moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Op grond van de Verordening technische maatregelen (EU) 2019/1241 is in bijlage V, onder deel D bepaald dat er ruimte is voor 5% van de boomkottervloot om met elektriciteit te vissen. Dit komt overeen met maximaal 15 vissersvaartuigen. Om hieraan te kunnen voldoen worden op grond van artikel 53, lid 5, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij de volgende voorschriften toegevoegd aan uw pulstoestemming (…)”. De hier bedoelde nadere voorschriften pulskorvisserij houden onder meer in dat het de [vaartuig 1] verboden is te vissen met boomkor met elektrische stroom (pulskor) in de periode van 7 juni tot en met 30 juni 2021. Gedurende deze periode mag er geen pulskorvistuig aan boord van het betrokken vissersvaartuig zijn als dit vissersvaartuig de haven verlaat. [6]
19 mei 2021 staat vermeld dat “
een wijziging (…) hooguit mogelijk [is] als een schip door niet voorziene omstandigheden niet met puls kan vissen. Dat is hier, als ik uw verzoek goed begrijp, niet het geval.”. [13]
30 juni 2021. De verdachte heeft in deze periode toch twee visreizen gemaakt waarin is gepulst. De verdachte heeft hiermee de aan haar pulstoestemming verbonden (nadere) voorschriften geschonden. Hiermee heeft de verdachte een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963, overtreden, hetgeen ingevolge artikel 1a onder 3 van de Wet op de economische delicten een economisch delict oplevert. De verweren van de verdediging worden verworpen.
Bewezenverklaring
zij op tijdstippen in de periode van 7 juni tot en met 14 juni 2021 op de Noordzee, met het onder
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Oplegging van straf
17 maart 2022 en is deze termijn geëindigd met dit arrest van 28 januari 2025, waarmee de redelijke
14 januari 2025 aan de verdachte toe. Het zal worden verbeurd verklaard aangezien het door middel van het bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen.