ECLI:NL:GHAMS:2025:2149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
200.357.275/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en uitvoering van een exhibitieveroordeling in een civiele procedure betreffende bewijsbeslag en inzage in bescheiden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van H&R I B.V. (voorheen Amstelimmo B.V.) en Lubo Vastgoed I B.V. (voorheen Chidda Vastgoed B.V.) tegen NWB Assets B.V. De zaak betreft een deurwaardersrenvooi en de uitleg van een exhibitieveroordeling die eerder door het Gerechtshof Amsterdam was uitgesproken. De appellanten zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waarin NWB inzage in bescheiden was geweigerd. Het hof heeft in een eerder arrest van 17 december 2024 geoordeeld dat NWB een gerechtvaardigd belang heeft bij inzage in de in beslag genomen bescheiden, maar dat deze inzage beperkt moet worden tot een bepaalde periode. In het huidige arrest wordt de reikwijdte van de exhibitieveroordeling verder verduidelijkt, met aandacht voor geheimhoudingsverplichtingen van advocaten en de noodzaak om te waarborgen dat geen vertrouwelijke informatie aan derden wordt verstrekt. Het hof oordeelt dat de deurwaarder de geselecteerde bescheiden moet ontdoen van geheimhoudingsgegevens en dat de communicatie met derden niet onder de exhibitieveroordeling valt. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter voor wat betreft de wijze van uitvoering van de exhibitieveroordeling en bepaalt dat de deurwaarder moet handelen conform de instructies van het hof. De proceskosten worden gecompenseerd, en het arrest is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.357.275/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/768247/KG ZA 25-310 EAM/M
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 augustus 2025
in de zaak van
H&R I B.V., voorheen genaamd AMSTELIMMO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
LUBO VASTGOED I B.V., voorheen genaamd CHIDDA VASTGOED B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellantes,
advocaat: mrs. Q. Schier te Utrecht,
tegen
NWB ASSETS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mrs. B.W. Wijnstekers te Amsterdam.
Partijen worden hierna Amstelimmo c.s. (in enkelvoud) en NWB genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Amstelimmo c.s. is bij dagvaarding van 25 juli 2025 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), van 2 juli 2025, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen NWB als eiseres en Amstelimmo c.s. als gedaagde. Het betreft een vonnis in een deurwaardersrenvooi als bedoeld in artikel 438 lid 5 Rv
De dagvaarding in hoger beroep bevat de grieven, met producties. NWB heeft daarna een memorie van antwoord met producties ingediend.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 4 augustus 2025 laten toelichten. Amstelimmo c.s. door mr. Schier voornoemd en mr. M.R. Ruygvoorn, advocaat te Utrecht en NWB door mr. Wijnstekers voornoemd en mr. B.R.A.M. van Slagmaat, advocaat te Amsterdam, aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1.
De voorzieningenrechter heeft in 2.1 tot en met 2.8 van het bestreden vonnis de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover de juistheid daarvan niet in geschil is en waar nodig aangevuld met andere feiten, gaat het in deze zaak om het volgende.
2.2.
In juli 2021 is een overeenkomst gesloten (door partijen aangeduid als de LOI) tussen NWB en Amstelimmo c.s.. Deze overeenkomst had betrekking op de aankoop door NWB van Amstelimmo c.s. van het zogenoemde ADM-terrein in Amsterdam.
2.3.
Het ADM-terrein is niet verkocht en geleverd aan NWB. In augustus 2021 is het terrein verkocht en geleverd aan Larendael Participaties B.V. (hierna: Larendael). [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is UBO van Larendael.
2.4.
Op 2 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op grond van artikel 730 jo 843a Rv verlof verleend aan NWB tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag op alle bescheiden die betrekking hebben op tussen Amstelimmo c.s. en [naam 1] gevoerde communicatie in de periode juli 2021 tot en met 1 december 2021. DigiJuris B.V. is aangesteld als bewaarder. In het beslagrekest heeft NWB een aantal zoektermen opgenomen, waaronder ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 3] ’. Zij zijn beiden werkzaam als makelaar en zij hebben NWB als geïnteresseerde partij bij Amstelimmo c.s. geïntroduceerd.
2.5.
Op 27 januari 2022 heeft NWB het beslag gelegd. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt door de deurwaarder.
2.6.
Bij dagvaarding van 28 januari 2022 heeft NWB afschrift van dan wel inzage in de in beslag genomen bescheiden gevorderd. De rechtbank Amsterdam heeft deze vordering afgewezen. NWB heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
2.7.
Op 17 december 2024 heeft dit hof in dat hoger beroep arrest gewezen (zaaknummer: 200.328.565/01). Hierin is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“2.8 Het hof stelt het volgende voorop. Een vordering tot afgifte van of inzage in bescheiden is slechts toewijsbaar indien aan de drie in artikel 843a lid 1 Rv genoemde voorwaarden is voldaan. Dat wil zeggen dat:
a. a) de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, een rechtmatig belang heeft bij afschrift of inzage daarvan;
b) de vordering betrekking heeft op "bepaalde" bescheiden; en
c) de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij degene die afschrift of inzage vordert partij is.
Daarnaast mag zich geen van de in de leden 3 en 4 van artikel 843a Rv vervatte uitzonderingen voordoen, namelijk dat het gaat om gegevens die berusten bij een zogenaamde geheimhouder of gegevens waarvan de kennisneming niet nodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling, of dat gewichtige redenen maken dat niet aan de vordering hoeft te worden voldaan.
(…)
2.13
Hetgeen hiervoor werd overwogen leidt tot de slotsom dat de handelwijze van Amstelimmo c.s. tegenover hun wederpartij in de LOI zoveel vragen oproept dat NWB een gerechtvaardigd belang erbij heeft inzage te krijgen in de in beslag genomen bescheiden, omdat die informatie kunnen bevatten die meer duidelijkheid kan scheppen over de mate waarin Amstelimmo c.s. hun verplichtingen uit de LOI hebben verzaakt. Dat de bescheiden waarin/waarvan NWB inzage en/of afschrift vraagt voldoende bepaald zijn, is door Amstelimmo c.s. niet bestreden. Dit betekent dat aan alle voorwaarden voor toewijzing van de exhibitievordering is voldaan. Hetgeen NWB verder nog ter onderbouwing van haar vordering heeft aangevoerd, behoeft derhalve geen bespreking.
2.14
Het hof zal echter de periode waarover afschrift moet worden gegeven beperken tot het tijdvak van 1 juli 2021 tot en met 1 oktober 2021, zoals ook van de zijde van NWB ter zitting in hoger beroep als meer voor de hand liggend werd genoemd. Niet valt in te zien welke relevante informatie de bescheiden van na 1 oktober 2021 nog zouden kunnen bevatten.
De praktische uitvoering
2.15
Het verlof tot het leggen van bewijsbeslag ziet op alle stukken en data die worden gevonden door in de gegevensdragers van Amstelimmo c.s. te zoeken op de namen en telefoonnummers van [naam 1] en de twee makelaars die van de zijde van Amstelimmo c.s. bij de transactie met NWB betrokken waren. Door op deze manier te laten zoeken wilde NWB de hand leggen op alle tussen Amstelimmo c.s. en [naam 1] in de periode van juli tot en met 1 december 2021 gevoerde communicatie. Het is echter niet uit te sluiten dat met de gebruikte zoektermen ook stukken en data zijn gevonden en in beslag genomen die niets te maken hebben met de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en [naam 1] . Uit het proces-verbaal van nadere aanduiding van het bewijsbeslag kan het hof niet opmaken dat de stukken en data die zijn gevonden met gebruikmaking van de genoemde zoektermen, nog aan een nadere schifting zijn onderworpen om te bezien of die daadwerkelijk betrekking hadden op communicatie tussen Amstelimmo c.s. en [naam 1] in de relevante periode. Die nadere selectie moet zo nodig nog plaatsvinden, tegelijk met de selectie van de bescheiden over de verkorte periode als onder 2.14 bedoeld. Voordat de nader geselecteerde stukken en data aan NWB in afschrift worden verstrekt, moeten die eerst in kopie aan Amstelimmo c.s. worden verstrekt. Zo mogelijk kan ook worden volstaan met de verstrekking aan Amstelimmo c.s. van een lijst van de nader geselecteerde bescheiden waaruit voldoende duidelijk blijkt om welke bescheiden het gaat. Amstelimmo c.s. hebben dan veertien dagen de gelegenheid om bezwaar te maken tegen de verstrekking van concrete in de nadere selectie opgenomen bescheiden en zo nodig de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam te benaderen om te voorkomen dat die concrete bescheiden in afschrift worden verstrekt.”
2.8.
In het dictum van het arrest van 17 december 2024 staat onder meer:
“verleent aan het gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers toestemming om veertien dagen nadat dit arrest aan Amstelimmo c.s. is betekend en aan Amstelimmo c.s. een aangepaste lijst of afschriften van de nader geselecteerde bescheiden als omschreven in r.o. 2.15 van dit arrest ter hand is/zijn gesteld, de nader geselecteerde bescheiden in afschrift aan NWB te (doen) verstrekken, met dien verstande dat indien Amstelimmo c.s. tegen de afgifte van concrete door hen aangeduide bescheiden bezwaar maken, tussen partijen geen overeenstemming kan worden bereikt en de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam is aangezocht, de termijn van terhandstelling eerst verstrijkt één dag nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan;”
2.9.
DigiJuris heeft een selectie van bescheiden gemaakt. De geselecteerde bescheiden zijn beoordeeld door de deurwaarder en op 26 februari 2025 aan de advocaten van Amstelimmo c.s. verstrekt. Amstelimmo c.s. heeft op 12 maart 2025 bezwaar gemaakt tegen verstrekking van de op deze wijze geselecteerde bescheiden aan NWB waarvan volgens Amstelimmo c.s. het overgrote deel viel buiten de reikwijdte van de door het gerechtshof verleende inzage.

3.Het geschil

3.1.
De deurwaarder heeft op grond van artikel 438 lid 5 Rv de voorzieningenrechter verzocht duidelijkheid te verschaffen met betrekking tot de beoordeling van de bescheiden en te oordelen of de geselecteerde bescheiden mogen worden afgegeven aan NWB.
3.2.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat NWB recht heeft op inzage in zowel de bescheiden waarin de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en [naam 1] is vastgelegd als in de bescheiden die op deze communicatie betrekking hebben zoals conceptovereenkomsten, interne communicatie tussen medewerkers van Amstelimmo c.s., communicatie van Amstelimmo c.s. met door haar betrokken adviseurs en communicatie met derden die betrekking heeft op de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en [naam 1] etc., waarbij met [naam 1] is bedoeld alle medewerkers van Larendael. Voorts is geoordeeld dat NWB geen recht heeft op inzage in correspondentie van Amstelimmo c.s. met haar advocaten die zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen (mrs. [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] ), ook als zij in de correspondentie in de cc staan, met dien verstande dat bijlagen bij e-mails en overige e-mails uit een e-mailstring niet automatisch onder het verschoningsrecht vallen, maar afzonderlijk moeten worden beoordeeld en dat naar de advocaten doorgestuurde e-mails hier niet onder vallen behoudens eventuele begeleidende tekst.
3.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Amstelimmo c.s. op met zes grieven, waarvan de eerste bestaat uit drie subgrieven. Deze grieven richten zich in de kern tegen de door de voorzieningenrechter bepaalde reikwijdte van het inzagerecht van NWB.
3.4.
Amstelimmo c.s. concludeert in hoger beroep tot vernietiging van het bestreden vonnis en – samengevat – dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen i) dat NWB recht heeft op inzage in de bescheiden zoals toegelicht in de appeldagvaarding (kort gezegd: primair enkel het WhatsApp-gesprek en de e-mails tussen [naam 7] (bestuurder van Amstelimmo c.s., hierna: [naam 7] ) en [naam 1] – voor zover die niet onder het verschoningsrecht vallen – uit de selectie van de deurwaarder, met onleesbaarmaking van persoonsgegevens en zuivere privéberichten; subsidiair communicatie tussen Amstelimmo c.s. en Larendael tussen 1 juli 2021 en 1 oktober 2021, inclusief bescheiden anders dan correspondentie, met onleesbaarmaking van berichten die geen betrekking hebben op het geschil), ii) dat de deurwaarder op basis van dit arrest een nieuwe selectie van bescheiden moet maken die eerst aan Amstelimmo c.s. moet worden voorgelegd waarna zij bezwaar kan maken en zich zo nodig tot de voorzieningenrechter kan wenden, iii) indien en voor zover NWB reeds bescheiden heeft ontvangen van deurwaarder, waarop zij geen recht heeft, dat NWB deze - kort gezegd - niet met derden mag delen en in rechte mag gebruiken, en de afschriften moet laten vernietigen, op straffe van een dwangsom; en (iv) NWB zal veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen Amstelimmo c.s. op basis van het bestreden vonnis heeft betaald, met rente, en v) met veroordeling van NWB in de proceskosten in beide instanties met nakosten en rente.
Ter zitting van het hof is de voorwaardelijke vordering, in de appeldagvaarding opgenomen onder iii), ingetrokken.
3.5.
NWB concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, voor zover nodig met verbetering of aanvulling van gronden, en – samengevat – dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, Amstelimmo c.s. zal veroordelen in de werkelijk door NWB gemaakte proceskosten, dan wel in hogere dan de gebruikelijke proceskosten, althans in de proceskosten op basis van het liquidatietarief, met nakosten en rente.
4. Beoordeling
4.1.
In deze zaak ligt voor de vordering van de deurwaarder om nadere uitleg te verkrijgen over de exhibitieveroordeling zoals uitgesproken bij arrest van dit hof van 17 december 2024. In dit arrest is, kort gezegd, geoordeeld dat NWB een gerechtvaardigd belang heeft bij inzage in de in beslag genomen bescheiden en dat aan de voorwaarden voor toewijzing van de exhibitievordering is voldaan (r.o. 2.13), zij het dat de periode waarover afschrift moet worden gegeven wordt beperkt tot de periode van 1 juli 2021 tot en met 1 oktober 2021 (r.o. 2.14). Voorts is overwogen dat een nadere selectie moet plaatsvinden om te verzekeren dat de te verstrekken bescheiden daadwerkelijk betrekking hebben op communicatie tussen Amstelimmo c.s. en [naam 1] in de relevante periode (r.o. 2.15). Daarbij heeft het hof tevens een aantal praktische aanwijzingen ten behoeve van de deurwaarder gegeven op grond waarvan de deurwaarder, na de door hem uit te voeren nadere schifting, zijn selectie eerst aan Ammstelimmo c.s. diende voor te leggen, waarna deze eventuele bezwaren kenbaar kon maken. De deurwaarder wenst met de onderhavige procedure nadere duidelijkheid te verkrijgen naar aanleiding van de bezwaren die Amstelimmo c.s. heeft gemaakt tegen de afgifte van de door de deurwaarder geselecteerde bescheiden.
4.2.
Amstelimmo c.s. heeft bezwaren geuit over de wijze waarop de selectie door de deurwaarder is gemaakt. In de kern houden twee kwesties partijen verdeeld, namelijk op welke wijze gewaarborgd wordt dat geen inzage wordt verstrekt in gegevens die vallen onder de geheimhouding van advocaten, of voor zover van toepassing, een betrokken notaris. En voorts twisten partijen over de vraag wat precies onder de exhibitieveroordeling valt.
Het hof oordeelt daarover als volgt.
Omvang beslag
4.3.
Vooropgesteld wordt dat – kort gezegd – inzage is gevorderd in de door de deurwaarder in het kader van het bewijsbeslag inbeslaggenomen data. Die data zijn, conform het verleende verlof, gedefinieerd door op het geheel van alle meegenomen gegevens de in het beslagrekest onder randnummer 40 vermelde zoektermen toe te passen. Partijen zijn nadien overeengekomen dat de zoektermen die betrekking hebben op de persoonsgegevens van mr. [naam 5] (naam en telefoonnummer), niet gebruikt hadden mogen worden. Dat betekent dat het bewijsbeslag gevormd wordt door de datagegevens die het resultaat zijn van deze – gecorrigeerde – zoekslag. Het is deze selectie waarop het verzoek tot inzage betrekking had. De exhibitieveroordeling in het arrest van 17 december 2024 heeft aldus in elk geval geen betrekking op een ruimere selectie dan die met bedoelde zoektermen is verkregen.
Geheimhoudingsgegevens
4.4.
Naar tussen partijen niet in geschil is, kan het inzagerecht geen betrekking hebben op gegevens die onder de geheimhoudingsverplichting van advocaten en – voor zover van toepassing – notarissen vallen. Deze gegevens mogen niet aan derden worden verstrekt. In het arrest van het hof ligt besloten dat de deurwaarder, als degene die met de uitvoering van de exhibitieveroordeling is belast, deze gegevens uit de selectie verwijdert.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis overwogen dat daaronder moet worden verstaan correspondentie (ofwel intern binnen Amstelimmo c.s. ofwel tussen Amstelimmo c.s. en derden) waarbij een of meerdere van de advocaten in de cc zijn opgenomen, en dat hetzelfde geldt voor een WhatsApp-gesprek waarbij de advocaat wel lid is van de groep, maar daaraan niet zelf deelneemt. Tegen deze overwegingen is geen grief gericht.
Het hof voegt hieraan toe dat hetzelfde geldt voor communicatie binnen Larendael, of tussen Larendael en derden, met advocaten in de cc of in een WhatsApp-groepsgesprek, en dat daarbij niet relevant is of de advocaat (of notaris) in kwestie zich daadwerkelijk heeft beroepen op geheimhouding. Niet valt immers uit te sluiten dat een betrokken geheimhouder er geen weet van heeft dat zijn correspondentie door de deurwaarder in beslag is genomen.
4.5.
Voorts heeft de voorzieningenrechter overwogen dat, anders dan door Amstelimmo c.s. wordt betoogd, daaronder niet automatisch de bijlagen bij een e-mail vallen, als die e-mail onder de geheimhoudingsverplichting valt. De deurwaarder zal moeten beoordelen of de bijlage informatie-uitwisseling betreft tussen een advocaat en een cliënt. Tevens heeft de voorzieningenrechter overwogen dat als een e-mail onder de geheimhouding valt die deel uitmaakt van een ‘string’, dit niet automatisch meebrengt dat de hele ‘string’ onder de geheimhouding valt. En dat correspondentie die niet onder de geheimhouding valt, maar later is doorgestuurd naar een advocaat, niet meebrengt dat deze daarmee alsnog onder de geheimhouding valt. Tegen deze overwegingen heeft Amstelimmo c.s. een grief gericht.
4.6.
Het hof overweegt als volgt. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat eenieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking om bijstand en advies tot een advocaat (of notaris, arts of geestelijke) moet kunnen wenden.
Het verschoningsrecht van advocaten strekt ertoe te voorkomen dat vertrouwelijke informatie tussen cliënt en advocaat in handen van derden komt. Dat betekent dat alle communicatie tussen advocaat en cliënt onder de geheimhouding valt. Dat brengt echter niet mee dat communicatie tussen de client en anderen, die naar zijn aard niet onder enige geheimhouding valt, daaronder alsnog kan worden gebracht door deze, als bijlage of door het ‘forwarden’ van een ‘e-mailstring’, aan de advocaat te sturen. Het (e-mail)bericht waarmee deze bijlage of ‘e-mailstring’ wordt voorgelegd aan of doorgestuurd naar de advocaat valt daar uiteraard wel onder. Dat hiervoor de e-mailstring moet worden ‘opgeknipt’ staat daaraan niet in de weg. De verschillende berichten in een ‘string’ kunnen immers eenvoudig individueel worden geïdentificeerd. Daarmee falen de door Amstelimmo c.s. aangevoerde klachten.
Dit betekent dat de deurwaarder ten aanzien van gegevens die onder een geheimhoudingsverplichting kunnen vallen conform de aanwijzingen van de voorzieningenrechter dient te handelen bij het maken van een selectie.
4.7.
Nadat de deurwaarder de onder het bewijsbeslag vallende data heeft ontdaan van de geheimhoudingsgegevens dient hij, volgens de instructie van het hof bij het arrest van 17 december 2024, te beoordelen of deze aldus verkregen data daadwerkelijk bescheiden betreffen die betrekking hebben op de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en Larendael. Over de uitleg van dat begrip overweegt het hof als volgt.
Uitleg reikwijdte exhibitieveroordeling
Communicatie tussen wie
4.8.
Op grond van de hiervoor aangehaalde overwegingen uit het arrest van 17 december 2024 concludeert het hof dat de exhibitievordering is toegewezen zoals deze is ingesteld door NWB, met een beperking ten aanzien van de betrokken periode. De reikwijdte van de exhibitieveroordeling dient daarom te worden uitgelegd aan de hand van de concreet door NWB ingestelde vordering. NWB heeft afgifte dan wel inzage gevorderd in de door haar in de inleidende dagvaarding gedefinieerde bescheiden, welke definitie gelijkluidend is aan de definitie in het rekest tot bewijsbeslag. Uit de onderliggende stukken volgt dat NWB heeft verzocht beslag te mogen leggen op “bescheiden die betrekking op tussen Amstelimmo c.s. enerzijds en de koper (te weten Larendael) anderzijds gevoerde communicatie”, hierna ook aangeduid als Bescheiden. Dat het hof in r.o. 2.15 spreekt van communicatie tussen Amstelimmo c.s. en [naam 1] , is onvoldoende om te concluderen dat het hof in die zin een beperking van de vordering heeft willen aanbrengen. Een dergelijke beperking volgt niet uit de overwegingen van het hof.
4.9.
Gelet op het feit dat de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en Larendael, logischerwijs plaatsvindt tussen natuurlijke personen, zijnde de bestuurders en medewerkers van beide vennootschappen, moet daaronder redelijkerwijs worden verstaan de uitwisseling van gegevens tussen enerzijds medewerkers en bestuurders van Amstelimmo c.s. en anderzijds medewerkers en bestuurders van Larendael. Verder zijn partijen het erover eens dat ook in de communicatie van Amstelimmo c.s. met [naam 1] inzage moet worden verschaft.
Uit de onderliggende stukken volgt voorts dat NWB heeft toegelicht dat zij ervan uitgaat dat de communicatie (mede) door twee met name genoemde makelaars plaatsvond, en dat zij daarom in het beslagrekest de persoonsgegevens van deze twee makelaars als zoekterm heeft genoemd, te weten [naam 3] en [naam 2] . Dat brengt naar het oordeel van het hof mee dat onder de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en Larendael tevens begrepen dient te worden de communicatie tussen deze twee makelaars enerzijds en Larendael anderzijds.
Welke bescheiden
4.10.
Anders dan Amstelimmo c.s. betoogt, kan het begrip “Bescheiden betrekking hebbend op de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en Larendael” redelijkerwijs niet zo worden uitgelegd dat het inzagerecht beperkt is tot enkel de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en Larendael als zodanig. Dat blijkt reeds uit de woorden ‘betrekking hebbend op’. Deze woorden zouden zinledig zijn als louter was bedoeld inzage te verlenen in de communicatie tussen deze vennootschappen. Uit het beslagrekest, waarnaar NWB in haar inzagevordering heeft verwezen, blijkt ook dat NWB een ruimere uitleg van dat begrip voor ogen stond. Gelet op het doel van de inzagevordering, te weten inzicht te krijgen in de communicatie tussen beide vennootschappen, ligt het ook in de rede dat onder dat begrip mede wordt verstaan de onderlinge gegevensuitwisseling tussen de hiervoor genoemde medewerkers en bestuurders van de vennootschappen (inclusief de genoemde makelaars), voor zover die uitwisseling ziet op de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en Larendael. Daaronder kunnen ook vallen documenten als gespreksverslagen en telefoonnotities, voor zover die betrekking hebben op de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en Larendael.
4.11.
Amstelimmo c.s. kan voorts niet worden gevolgd in haar betoog dat het inzagerecht geen betrekking kan hebben op juridische documenten. Immers, de uitwisseling van (concept)overeenkomsten kan, zeker gegeven de context van de tot stand gekomen koopovereenkomst, redelijkerwijs worden beschouwd als een vorm van communicatie. Wel is het hof met Amstelimmo c.s. van oordeel dat in de administratie van Amstelimmo c.s. opgeslagen (concept)overeenkomsten of andere juridische documenten, die niet met Larendael zijn gedeeld, daaronder niet kunnen worden geschaard.
Derden
4.12.
Partijen twisten voorts over de vraag of onder Bescheiden tevens moet worden verstaan communicatie van de hiervoor genoemde natuurlijke personen met derden.
Amstelimmo c.s. meent dat dit niet het geval is, en heeft daartoe verwezen naar de privacybelangen van die derden, zoals beschermd door de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). Zij beroept zich op gewichtige redenen als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv die aan verstrekking in de weg staan.
NWB heeft op haar beurt betoogd dat geen cassatie is ingesteld van het arrest van 17 december 2024 en dat het niet mogelijk is om in de onderhavige procedure nadere beperkingen aan te brengen aan de exhibitieveroordeling. Het beroep op privacybescherming dan wel artikel 843a lid 4 Rv had moeten worden gedaan in de procedure over de exhibitievordering. In deze procedure is slechts uitleg van de exhibitieveroordeling aan de orde, aldus NWB.
4.13.
Het hof oordeelt als volgt. Een redelijke uitleg van de exhibitieveroordeling brengt mee dat deze zich niet uitstrekt tot communicatie tussen eerder genoemde natuurlijke personen en derden. Immers, daartoe zou in verband met - kort gezegd - het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer een afweging hebben moeten plaatsvinden tussen de privacybelangen van deze - niet in de procedure betrokken - derden en het rechtmatig belang van NWB. Uit het arrest blijkt niet dat deze belangenafweging heeft plaatsgevonden, noch dat het hof deze afweging - in het licht van de vordering van NWB - impliciet heeft gemaakt.
Het hof concludeert dan ook dat de exhibitieveroordeling geen betrekking heeft op correspondentie met derden, ook niet als deze correspondentie betrekking zou hebben op de communicatie tussen Amstelimmo c.s. en Larendael.
Weglakken delen WhatsApp-gesprek [naam 7] en [naam 1]
4.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat de WhatsApp-correspondentie tussen [naam 7] en [naam 1] in de toegestane periode voldoet aan de definitie van Bescheiden. Amstelimmo c.s. voert aan dat in deze periode tussen hen veelvuldig gesprekken zijn gevoerd over persoonlijke zaken, die geen betrekking hebben op de onderhavige kwestie. Zij meent dat deze gesprekken dienen te worden weggelakt. NWB maakt hiertegen bezwaar.
4.15.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat het inzagerecht is verleend voor zover NWB daarbij een rechtmatig belang heeft. In dat licht brengt een redelijke uitleg mee dat de exhibitieveroordeling niet geacht kan worden betrekking te hebben op gesprekken die evident niets van doen hebben met de hoofdzaak. Met Amstelimmo c.s. is het hof van oordeel dat deze gesprekken, ook al maken zij onderdeel uit van de communicatie tussen [naam 7] en [naam 1] in de periode waarop de exhibitieveroordeling betrekking heeft, niet aan NWB dienen te worden verstrekt. In plaats van het verwijderen van delen van de communicatie uit de selectie kan de deurwaarder ook passages weglakken. Ook hiervoor geldt dat het feit dat de gehele WhatsApp-chat met [naam 1] in de toegestane periode door het bewijsbeslag is getroffen, er niet aan de in de weg staat dat daarin individuele gesprekken of berichten kunnen worden onderscheiden. Aldus individueel te identificeren gesprekken of berichten die evident geen betrekking hebben op de hoofdzaak dienen buiten de selectie te worden gehouden of te worden weggelakt.
Conclusie
4.16.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat grief 1 gedeeltelijk slaagt. Grief 2 slaagt en grief 3 faalt. Grief 4 klaagt over het vastgestelde feit dat de deurwaarder de selectie per item heeft beoordeeld. De klacht is tevergeefs aangevoerd, omdat de deurwaarder in zijn proces-verbaal heeft vermeld dat hij de selectie per item heeft gemaakt en het hof geen aanleiding heeft aan die verklaring te twijfelen. Los daarvan valt de vraag of de deurwaarder dit al dan niet heeft gedaan buiten het bereik van de door de deurwaarder ingestelde renvooiprocedure die ertoe strekt om duidelijkheid te verkrijgen over de vraag hoe de selectie door hem dient te worden gemaakt. Grief 4 faalt daarmee.
4.17.
In het kader van grief 4 gaat Amstelimmo c.s. ervan uit dat de deurwaarder op basis van dit arrest een nieuwe selectie dient te maken die opnieuw aan Amstelimmo c.s. dient te worden voorgelegd om gelegenheid te geven daartegen bezwaar te maken. Amstelimmo c.s. meent dat ten onrechte. In deze fase van de uitvoering van de exhibitieveroordeling is slechts aan de orde de vraag hoe de deurwaarder dient te beslissen op het door Amstelimmo c.s. ingediende bezwaar. Met inachtneming van dit arrest dient de deurwaarder opnieuw het bezwaar van Amstelimmo c.s. te beoordelen en daarop de selectie te baseren die hij aan NWB zal verstrekken.
4.18.
Aangezien de voorzieningenrechter in het dictum heeft verwezen naar rechtsoverwegingen in het vonnis die deels niet in stand kunnen blijven, kan het dictum als zodanig ook niet in stand blijven. Om die reden zal het dictum onder 5.1 en 5.2 en de daarmee samenhangende uitvoerbaar bij voorraadverklaring in 5.3 worden vernietigd en zal het hof overeenkomstig het voorgaande beslissen op de vordering van de deurwaarder.
Restitutievordering
4.19.
De restitutievordering van Amstelimmo c.s., waarvan niet is toegelicht op welke betaling deze betrekking heeft of kan hebben, zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.20.
De uitkomst van de zaak is dat partijen over en weer gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld. Het hof ziet daarin aanleiding de proceskosten in beide instanties te compenseren in die zin dat ieder de eigen kosten draagt. Dat leidt ten aanzien van de proceskosten in eerste aanleg niet tot een ander oordeel dan dat van de voorzieningenrechter. In zoverre zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd (dictum onder 5.4). Voor een veroordeling van Amstelimmo c.s. in de volledige proceskosten wegens misbruik van procesrecht, is bij deze stand van zaken geen aanleiding.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.21.
Dit arrest heeft betrekking op de wijze waarop het arrest van dit hof van 17 december 2024 ten uitvoer moet worden gelegd. In zoverre zal ook dit arrest ten uitvoer moeten worden gelegd en zal met het oog daarop dit arrest uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft het dictum onder 5.1 tot en met 5.3,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de deurwaarder bij de executie van de exhibitieveroordeling in het arrest van 17 december 2024 van dit hof dient te handelen overeenkomstig hetgeen onder rechtsoverwegingen 4.3 tot en met 4.15 en 4.17 van dit arrest is overwogen;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
bepaalt dat partijen hun eigen proceskosten in hoger beroep dragen;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, J.W. Hoekzema en M.A.M. Vaessen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.