ECLI:NL:GHAMS:2025:2107

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
23-000988-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing strafoplegging in drugshandelzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1979, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor de invoer van 28.000 gram hennep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak vroeg wegens het ontbreken van opzet en, subsidiair, een lagere straf. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de invoer van softdrugs schadelijk is voor de samenleving en dat de verdachte met zijn handelen het restrictieve beleid heeft doorkruist. Gezien de hoeveelheid ingevoerde hennep, die bestemd leek voor de handel, heeft het hof de straf verhoogd naar 9 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. Boelens, op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000988-25
datum uitspraak: 6 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 april 2025 in de strafzaak onder het parketnummer 15-106093-25, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum] 1979,
[adres]
,
[detentieadres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd en met dien verstande dat de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen worden vervangen door de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de aanvulling op dit arrest.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft primair verzocht de verdachte vrij te spreken vanwege het ontbreken van opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de invoer van hennep, subsidiair een lagere straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen,
De verdachte heeft 28000 gram hennep in Nederland ingevoerd. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Gezien de hoeveelheid was dit blijkbaar bestemd voor de handel. De handel in drugs brengt onder meer mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat. Dit is, evenals de vaak met drugshandel gepaard gaande criminaliteit, zoals vermogensdelicten, hinderlijk en schadelijk voor de samenleving. Om deze redenen is de verstrekking van softdrugs aan banden gelegd. Met zijn handelen heeft de verdachte dit restrictieve beleid doorkruist.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 juli 2025 is de verdachte in Nederland niet eerder veroordeeld. Aangezien dat de norm is, telt dat niet in strafverhogende of -verlagende zin mee.
Daarnaast heeft het hof bij de bepaling van de straf acht geslagen op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor de invoer van softdrugs bestaan geen specifieke oriëntatiepunten. Voor het aanwezig hebben van softdrugs is als oriëntatiepunt geformuleerd (i) een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden bij een hoeveelheid van 10 tot 25 kilo en (ii) een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden bij een hoeveelheid van 25 tot 250 kilo. Het hof heeft deze oriëntatiepunten als vertrekpunt genomen. Daarnaast overweegt het hof dat de in- en uitvoer van softdrugs in het wettelijk systeem, afgezien van het, hier toepasselijke, verhoogde strafmaximum zoals bepaald voor grote hoeveelheden in artikel 11, vijfde lid, Opiumwet als een ernstiger delict wordt beschouwd dan het enkele aanwezig hebben daarvan. Dit aanzienlijke verschil tussen respectievelijk twee jaren en vier jaren gevangenisstraf moet leiden tot een opwaartse aanpassing ten opzichte van het hiervoor genoemde vertrekpunt met enkele maanden.
Tot slot heeft het hof rekening gehouden met straffen opgelegd in vergelijkbare zaken.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. De ernst van het feit brengt mee dat niet kan worden volstaan met een taakstraf, zoals door de verdediging is verzocht. Ook de overige aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden geven hiertoe geen aanleiding.
Alles afwegend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel als de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. A.R.O. Mooy en mr. R.A.J. Hübel, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 augustus 2025.
mr. M. Boelens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
[…]