ECLI:NL:GHAMS:2025:2023

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
200.348.211/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer wegens het meenemen van worsten en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak gaat het om een ontslag op staande voet van een werknemer, [geïntimeerde], door zijn werkgever, Gepo Vleeswaren B.V., wegens het meenemen van worsten. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is. De werknemer had jarenlang de gewoonte om worsten mee te nemen die in een personeelskrat bij de uitgang stonden, wat door de werkgever niet expliciet was verboden. De ontslagbrief vermeldde dat de werknemer op 3 mei 2024 worsten had meegenomen zonder te betalen, maar het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de werknemer in strijd met de gebruikelijke praktijk heeft gehandeld. Het hof kent de werknemer een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding toe. De zaak is behandeld in hoger beroep na een eerdere uitspraak van de kantonrechter, die ook had geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. Het hof bevestigt deze uitspraak en wijst de verzoeken van de werkgever af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.348.211/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 11178488 \ AO VERZ 24-82
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 juli 2025
in de zaak van
GEPO VLEESWAREN B.V.,
gevestigd te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
verzoekster in principaal appel,
tevens verweerster in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.W. Bloem te Zaandam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats] ,
verweerder in principaal appel,
tevens verzoeker in incidenteel appel,
advocaat: mr. M. Koolhoven te Amsterdam.
Partijen worden hierna Gepo en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over een ontslag op staande voet van een werknemer wegens het meenemen van worsten. Het hof oordeelt, in navolging van de kantonrechter, dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Uit de ontslagbrief in combinatie met de overgelegde verklaringen blijkt dat er bij de werkgever jarenlang worsten in een personeelskrat bij de uitgang stonden, die door het personeel mochten worden meegenomen. Er is onvoldoende gebleken dat de werknemer in strijd met deze kennelijk geaccepteerde praktijk heeft gehandeld. Aan de werknemer wordt een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding toegekend.

2.Het geding in hoger beroep

Gepo is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 20 november 2024, in hoger beroep gekomen van een beschikking van 23 augustus 2024 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als verzoeker en Gepo als verweerster (hierna: de bestreden beschikking).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, met producties van de zijde van [geïntimeerde] ;
- verweerschrift in incidenteel appel, met productie van de zijde van Gepo.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 6 juni 2025 laten toelichten. Gepo door mr. Bloem voornoemd en door mr. N. Poggenklaas, advocaat te Zaandam, en [geïntimeerde] door mr. Koolhoven voornoemd, beiden aan de hand van overlegde spreekaantekeningen. [geïntimeerde] heeft nog producties in het geding gebracht.
Gepo verzoekt in het principaal appel dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – de verzoeken van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
[geïntimeerde] verzoekt in incidenteel appel dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de bestreden beschikking, voor zover dit de hoogte van de billijke vergoeding betreft, zal vernietigen en Gepo zal veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 404.912,52 bruto, althans een zodanig bedrag, hoger dan € 150.000,-, dat het hof redelijk en billijk acht;
  • de bestreden beschikking, voor zover dit de hoogte van de vergoeding wegens onrechtmatige opzegging betreft, zal vernietigen en Gepo zal veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 22.076,30 bruto;
  • Gepo zal veroordelen in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep.
Gepo heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

3.1.
De kantonrechter heeft in r.o. 2.1 tot en met 2.10 van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.2.
Gepo houdt zich bezig met de productie en levering van leverworsten. In het bedrijfspand van Gepo is tevens ZG Slicing VOF gevestigd, (hierna: ZG) een producent van (gesneden) vleeswaren.
3.3.
[geïntimeerde] , geboren op [datum] (nu zestig jaar oud), is op 14 september 1987 in dienst getreden bij Gepo. De functie van [geïntimeerde] was medewerker expeditie met een salaris van laatstelijk € 3.988,50 bruto per maand, exclusief emolumenten.
3.4.
[geïntimeerde] ontving daarnaast – onder meer – een maandelijks tegoed van € 44,- aan ‘worstengeld’.
3.5.
Op 3 mei 2024 heeft [geïntimeerde] een aantal leverworsten mee naar huis genomen.
3.6.
Op 6 mei 2024 is [geïntimeerde] op staande voet ontslagen. Dit ontslag is schriftelijk aan hem bevestigd. In de ontslagbrief staat onder meer:
“(…) Vandaag om 11:00 uur bent u door [naam 1] in bijzijn van [naam 2] en [naam 3] geconfronteerd met het feit dat u op vrijdag 3 mei 2024 bij het naar huis gaan worsten hebt meegenomen in een (plastic) tas zonder te betalen (…). U krijgt, in het kader van een vervallen regeling, per maand een bedrag van € 44,00 “worstengeld”. Verder staat er regelmatig een krat waarin worsten zitten die personeelsleden gratis mogen meenemen. Vrijdag bent u gezien met een (plastic) tas waar u worsten in gestopt hebt. Er stond vrijdag geen krat met worsten voor het personeel. Ook liggen er, als er wel een personeelskrat staat, nooit tassen naast. Kortom, u hebt kennelijk van te voren bedacht dat u zonder te betalen en zonder iets te zeggen worsten wilde meenemen en hebt voor dat doel kennelijk een tas meegenomen.
U bent afgelopen vrijdag gezien en bent vandaag met het stil meenemen van worsten zonder te betalen geconfronteerd. U hebt erkend de worsten zonder te betalen te hebben meegenomen, maar u zag dat niet als stelen. Op de vraag hoe u het stil meenemen van de worsten zonder te betalen dan wel ziet, hebt u niet geantwoord. U hebt het vertrouwen van werkgever dusdanig beschaamd dat u werkgever geen andere keuze laat dan u te ontslaan.
Dit betekent dat uw dienstverband op en ingaandemaandag 6 mei 2024met onmiddellijke ingang is geëindigd op grond van een dringende reden, te weten diefstal.(…)”
3.7.
[naam 4] (van 1 september 2002 tot 31 mei 2024 werkzaam geweest bij Gepo in de functie van bedrijfsleider, hierna: [naam 4] ) heeft op 28 mei 2024 een schriftelijke verklaring afgelegd. [naam 4] heeft – onder meer – verklaard:
“(…) Gedurende mijn werkzame periode bij Gepo Vleeswaren plaatste zowel ik als [geïntimeerde] [ [geïntimeerde] ; hof] weleens ’s middags bij de sanitaire sluis (uitgang productie) een krat met worst en vleeswaren zodat de collega’s hier iets van mee naar huis konden nemen. Deze konden niet verkocht worden om een aantal redenen:1) worsten waren na het verpakken “over”. Als een krat verkocht word met een inhoud van 10 worsten en er zijn 16 worsten geproduceerd, dan zijn er 6 worsten “over”.
2) bij verkoop moet er minimaal nog 50 dagen zijn voordat er einde THT is. Zodra de THT minder dan 50 dagen is, dan zijn deze worsten onverkoopbaar. Echter zijn deze worsten nog wel goed voor consumptie.3) Als er in het kader van productontwikkeling worsten geproduceerd zijn, dan zijn er ook altijd worsten “over”.4) Van ZG-Slicing (dochteronderneming van Gepo Vleeswaren die in hetzelfde pand gevestigd is) ontvangen wij ook vleeswaren om uit te delen. Deze vleeswaren zijn ook “over” om dezelfde redenen zoals hierboven beschreven.De reden dat wij dit deden was als extraatje voor het personeel. Ik kan mij daarom geen voorstelling maken dat [geïntimeerde] de worst met verkeerde intenties heeft meegenomen.”
3.8.
[naam 5] (voormalig assistent bedrijfsleider bij Gepo, hierna: [naam 5] ) heeft op 13 juni 2024 een schriftelijke verklaring afgelegd. [naam 5] heeft – onder meer – verklaard:
“(…) Ik heb [geïntimeerde] altijd gezien als een collega die met hart en ziel zijn afdeling in goede banen heeft geleid.
Dit hield ook in dat de leverworsten die naar zijn mening niet meer verkocht konden worden te laten her verwerken of in een krat bij de uitgang van de hygiënesluis neergezet werden. Collega’s mochten dan worsten uit de krat die bij de uitgang van de hygiënesluis stonden mee naar huis nemen. (…)
Dat de leverworsten bij de hygiënesluis neer worden gezet in een krat is een gewoonte en dit gaat al jaren zo bij GEPO Vleeswaren.
De directie en het managementteam komen nooit op de werkvloer en weten dus ook niet hoe het op de werkvloer gaat. (…)”
3.9.
[naam 6] (van 17 augustus 2020 tot 12 april 2024 werkzaam geweest bij Gepo in de functie van medewerker, hierna: [naam 6] ) heeft een schriftelijke ongedateerde verklaring afgelegd. [naam 6] heeft – onder meer – verklaard:
“Bij deze verklaar ik [naam 6] dat als een krat leverworst die niet meer compleet is of om andere reden niet meer verkocht kan worden bij de uitgang wordt neergezet. Hier mag het personeel dan gratis worst uithalen.”
3.10.
[naam 7] (directeur van Gepo, hierna: [naam 7] ) heeft op 8 juli 2024 een schriftelijke verklaring afgelegd. [naam 7] heeft – onder meer – verklaard:
“Als Directie is er nooit toestemming gegeven om producten uit onze organisatie gratis mee te nemen. Ook niet als het gaat om “mis productie” of andere termen die eraan worden meegegeven. Daar zijn met het oog op voedselveiligheid vastgelegd, middels beschreven procedures, hoe hier mee om te gaan, leading. Dit is voor iedereen werkzaam bij Gepo Vleeswaren B.V. bekend en zeer zeker voor [geïntimeerde] in de functie op de afdeling expeditie.”
3.11.
[naam 8] (huidige bedrijfsleider bij Gepo, hierna: [naam 8] ) heeft op 4 juli 2024 een schriftelijke verklaring afgelegd. [naam 8] heeft – onder meer – verklaard:
“Ik, [naam 8] heb ik mijn functie als leidinggevende over de productie nooit toestemming gegeven om een krat met worst bij de uitgang neer te zetten voor het personeel. Ook niet op de bewuste vrijdag 3 mei 2024Het is mij ook nooit gevraagd of daar een krat neergezet mocht worden om worst mee te laten nemen door het personeel naar huis.”
3.12.
[naam 9] , receptioniste bij Gepo (hierna: [naam 9] ) heeft een ongedateerde schriftelijke verklaring afgelegd, waarin zij – onder meer – heeft verklaard:
“(…) Op het moment dat hij [ [geïntimeerde] , hof] naar boven liep om zich om te kleden ben ik naar de tas gelopen om te kijken naar de inhoud van de tas, er zat een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan producten in, allemaal producten die zo uit de voorraad kwamen. Ik kan met zekerheid stellen dat dit pertinent geen ZG artikelen waren en ook geen monsters of afgekeurde producten. (…)”
3.13.
[naam 10] , werkzaam op de verpakkingsafdeling van Gepo (hierna: [naam 10] ) heeft op 11 november 2024 een schriftelijke verklaring afgelegd. [naam 10] heeft – onder meer – verklaard:
“Verder wil ik graag wat vertellen over de kratjes die in de sluis stonden. Vroeger kregen we vlees van ZG. (…) Toen dat is gestopt, is [naam 4] sporadisch wat leverworsten uit gaan delen. Soms ging dat via een kratje dat in de hygienesluis werd neergezet. Dat gebeurde soms wat vaker dan anders. Gemiddeld denk ik een keer per drie weken, maar soms stond er ook een hele tijd niets. (…)Ik heb [geïntimeerde] nog nooit een kratje neer zien zetten of leverworsten uit zien delen. Het lijkt mij ook niet dat [geïntimeerde] leverworsten mocht uitdelen of in een kratje mocht zetten. Je mag wel leverworsten meenemen, maar dan moet je dat wel melden bij de balie.”
3.14.
[naam 11] (manager logistiek bij Gepo en in die hoedanigheid manager van [geïntimeerde] , hierna: [naam 11] ) heeft op 11 november 2024 een schriftelijke verklaring afgelegd. [naam 11] heeft – onder meer – verklaard:
“(…) Ik heb nog nooit een kratje met leverworsten bij de uitgang in de sluis zien staan die we mee mochten nemen. Wel kregen we vroeger zakjes vlees van ZG, maar dat is al lang niet meer zo. [naam 4] deelde ook wel eens leverworsten uit. Dat waren de proefmonsters. Gebeurde niet vaak, want we maken de proefmonsters vaak zo veel mogelijk op dezelfde dag. Misschien gebeurde het een keer per maand, maar zeker niet dagelijks of wekelijks. (…)”
3.15.
[naam 12] (van januari 2008 tot en met december 2024 werkzaam als medewerker TD bij Gepo, hierna: [naam 12] ) heeft op 6 februari 2025 een schriftelijke verklaring afgelegd. [naam 12] heeft – onder meer – verklaard:
“(…) De eerste jaren kregen wij iedere donderdag een vleespakketje mee, dat werd afgeschaft.
Regelmatig stonder er nu kratjes met worst bij de uitgang van de productie, deze mochten niet meer uitgeleverd worden omdat de THT te kort was, maar ze waren nog goed. Het personeel was hier blij mee. (…)”

4.Eerste aanleg

4.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg – samengevat – primair verzocht om bij beschikking het ontslag op staande voet te vernietigen en Gepo te veroordelen tot doorbetaling van loon. Subsidiair heeft [geïntimeerde] verzocht om een transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en billijke vergoeding toe te kennen.
4.2.
Gepo heeft verweer gevoerd en bij wijze van voorwaardelijk tegenverzoek, voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd, verzocht de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] te ontbinden op de e-grond.
4.3.
Ter zitting in eerste aanleg heeft [geïntimeerde] aangegeven dat hij berust in het ontslag op staande voet. Daarmee staat vast dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd per 6 mei 2024. De primaire verzoeken van [geïntimeerde] en het voorwaardelijke tegenverzoek van Gepo zijn daarom niet meer behandeld door de kantonrechter.
4.4.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is omdat onvoldoende gebleken is van een duidelijk beleid omtrent het meenemen van worsten en omdat aannemelijk is dat er sprake was van een gebruik ten aanzien van het meenemen door werknemers van onverkoopbare worsten. De kantonrechter heeft [geïntimeerde] een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding toegekend.

5.Beoordeling

5.1.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Gepo in principaal appel met vier grieven en [geïntimeerde] in incidenteel appel met twee grieven op.
Ontslag op staande voet
5.2.
Met
grief I en II in principaal appelheeft Gepo aangevoerd dat sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Gepo heeft daartoe – samengevat weergegeven – gesteld dat de tijd van gratis leverworsten in 2011 is afgeschaft en dat [geïntimeerde] sindsdien worstengeld ontving. Leverworsten mogen niet zomaar worden meegenomen, maar moeten worden betaald. Van een ‘kratjes-gewoonte’, waarmee onverkoopbare worsten mochten worden meegenomen door het personeel, was geen sprake. Aan de verklaringen van [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] mag geen, althans in zeer beperkte mate, waarde worden gehecht omdat deze feitelijk onjuist zijn en waarschijnlijk zijn afgelegd vanwege wrok jegens Gepo. [geïntimeerde] heeft worsten meegenomen die gewoon verkoopbaar waren, namelijk Saksische leverworsten van vijftig gram. Bovendien is er geen kratje teruggevonden. [geïntimeerde] heeft de worsten heimelijk meegenomen. Hij heeft de tas met worsten buiten het zicht van de medewerksters aan de balie geprobeerd te houden en leugenachtige verklaringen afgelegd over de gang van zaken op 3 mei 2024. In artikel 15 van het Huishoudelijk Reglement van Gepo is vastgelegd dat diefstal niet is toegestaan en dat bij bewezen diefstal onherroepelijk ontslag op staande voet volgt. [geïntimeerde] was bekend met dit Huishoudelijk Reglement. Gepo heeft bij het ontslag op staande voet rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [geïntimeerde] . Daarnaast heeft Gepo rekening gehouden met het feit dat [geïntimeerde] geen vlekkeloos dienstverband had en er legio vacatures voor magazijnmedewerkers zijn, aldus Gepo. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
5.3.
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 7:678 BW als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 BW worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De rechter moet bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking nemen. Hij moet hierbij de aard en de ernst van de dringende reden afwegen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden.
5.4.
Allereerst blijkt uit de ontslagbrief van 6 mei 2024 dat er volgens Gepo regelmatig een krat met worsten stond die personeelsleden gratis mochten meenemen, ook wel een ‘personeelskrat’ genoemd (punt 3.6.). [naam 4] heeft verklaard dat gedurende zijn werkzame periode bij Gepo zowel hij als [geïntimeerde] weleens ’s middags bij de sanitaire sluis (uitgang productie) een krat met worst en vleeswaren plaatsten, zodat de collega’s hier iets van mee naar huis konden nemen (punt 3.7.). [naam 5] heeft verklaard dat leverworsten die naar de mening van [geïntimeerde] niet meer verkocht konden worden (onder andere) in een krat bij de uitgang van de hygiënesluis neergezet werden en dat collega’s die mee naar huis mochten nemen. Volgens [naam 5] was het neerzetten van leverworsten in een krat bij de hygiënesluis een gewoonte, dat ging al jaren zo bij Gepo (punt 3.8). [naam 6] heeft verklaard dat als een krat leverworst niet meer compleet was of om andere redenen niet meer verkocht kon worden bij de uitgang werd neergezet, waar het personeel gratis worst uit mocht halen (punt 3.9.). [naam 10] heeft verklaard dat toen ze niet langer vlees kregen van ZG, [naam 4] sporadisch wat leverworsten is gaan uitdelen. Soms ging dat via een kratje dat in de hygiënesluis werd neergezet, gemiddeld eens per drie weken (punt 3.13.). [naam 12] heeft verklaard dat de werknemers de eerste jaren iedere donderdag een vleespakketje meekregen, maar dat dat werd afgeschaft. Vervolgens stonden er regelmatig kratjes met worst bij de uitgang van de productie, die niet meer uitgeleverd mochten worden omdat de THT te kort was, maar wel goed waren (punt 3.15.). Gepo heeft daar slechts de verklaringen van [naam 2] en [naam 8] tegenover gesteld. [naam 2] heeft verklaard dat hij als directeur nooit toestemming heeft gegeven om producten uit de organisatie gratis mee te nemen, ook niet bij misproductie of anderszins (punt 3.10.). [naam 8] heeft verklaard dat hij als leidinggevende over de productie nooit toestemming heeft gegeven om een krat met worst bij de uitgang neer te zetten voor het personeel en dat zulks hem ook nooit gevraagd is (punt 3.11.).
5.5.
Het hof oordeelt als volgt. Uit de ontslagbrief in combinatie met de overgelegde verklaringen blijkt dat er bij Gepo jarenlang worsten in een personeelskrat bij de hygiënesluis stonden, die door het personeel mochten worden meegenomen. Dat [naam 2] en [naam 8] daarvoor geen toestemming hadden gegeven maakt dit niet anders. Kennelijk heeft [geïntimeerde] met [naam 4] mogen bepalen welke worsten er in het personeelskrat geplaatst mochten worden. Het hof ziet, net als de kantonrechter, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van onder andere [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] te twijfelen. Er is onvoldoende gebleken dat sprake was van een eenduidig en kenbaar beleid omtrent het al dan niet meenemen van worsten. Artikel 15 van het Huishoudelijk Reglement, waarin staat dat het niet is toegestaan producten, goederen of eigendommen van Gepo of anderen mee te nemen zonder dit te overleggen of ze te betalen, is daartoe in de gegeven omstandigheden, gezien de ‘kratjes-gewoonte’ te algemeen.
5.6.
Gelet op de ontslagbrief was niet zozeer de aard van de meegenomen worsten relevant, maar wel dat er op 3 mei 2024 geen personeelskrat met worsten stond. [geïntimeerde] heeft daarover in het verzoekschrift in eerste aanleg verklaard dat hij op 3 mei 2024 tijdens zijn werk op een krat leverworsten stuitte die niet voldeed aan de eisen om verkocht te worden, maar wel mochten worden meegenomen door werknemers. Omdat het al einde werkdag was heeft [geïntimeerde] het krat niet bij de uitgang gezet, maar wilde hij dat op 6 mei 2024 alsnog doen. Gepo heeft het krat op 6 mei 2024 niet aangetroffen, maar volgens [geïntimeerde] staan er bij Gepo heel veel kratten met leverworsten en was het inderdaad lastig om het krat te vinden. [geïntimeerde] heeft bij verweerschrift in hoger beroep gesteld dat de kratten met onverkoopbare worsten op een specifieke plaats in het magazijn stonden. Hierop heeft Gepo niet meer gereageerd, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Het hof gaat ervan uit dat het krat met onverkoopbare worsten op een specifieke plaats in het magazijn stond. De aard van de meegenomen worsten kan daarmee in het midden blijven. De aan [geïntimeerde] verweten diefstal is niet komen vast te staan.
5.7.
Het hof is daarnaast met de kantonrechter van oordeel dat Gepo onvoldoende rekening heeft gehouden met de door [geïntimeerde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden. [geïntimeerde] was ten tijde van het ontslag op staande voet 59 jaar oud en bijna 37 jaar bij Gepo in dienst. Op twee officiële waarschuwingen van 20 maart 2023 en 21 maart 2023 met betrekking tot het rookbeleid na was sprake van een vlekkeloos dienstverband. Gelet op de leeftijd van [geïntimeerde] en zijn eenzijdige werkervaring is zijn positie op de arbeidsmarkt bepaald niet rooskleurig en zijn de (financiële) gevolgen van het ontslag voor hem dan ook groot.
5.8.
Het hof oordeelt dat geen sprake is van dringende redenen die een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Grief I en II in principaal appel slagen niet.
Gefixeerde schadevergoeding
5.9.
Met
grief 2 in incidenteel appelheeft [geïntimeerde] aangevoerd dat de gefixeerde schadevergoeding onjuist is berekend. Volgens [geïntimeerde] is zijn gemachtigde in eerste aanleg voor de berekening van de gefixeerde schadevergoeding ten onrechte uitgegaan van een opzegtermijn van een maand. Gelet op de duur van het dienstverband van [geïntimeerde] bedroeg de opzegtermijn vier maanden. Bij regelmatige opzegging had het dienstverband voortgeduurd tot 1 oktober 2024. Gepo heeft verweer gevoerd en verzocht bij toekenning van een hoger bedrag uit hoofde van de gefixeerde schadevergoeding hiermee rekening te houden bij de berekening van de hoogte van de billijke vergoeding.
5.10.
Het hof oordeelt dat op grond van artikel 7:672 lid 11 BW de partij die de arbeidsovereenkomst opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt aan de wederpartij een vergoeding is verschuldigd gelijk aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Op grond van artikel 7:672 lid 2 sub d bedraagt de opzegtermijn voor Gepo vier maanden, waarbij moet worden opgezegd tegen het einde van de maand. [geïntimeerde] is op 3 mei 2024 op staande voet ontslagen en er is loon doorbetaald tot 7 mei 2024, zodat Gepo een gefixeerde schadevergoeding is verschuldigd over de periode van 7 mei 2024 tot en met 30 september 2024, zijnde een bedrag van € 22.076,30 bruto. Grief 2 in incidenteel appel slaagt.
Transitievergoeding
5.11.
Met
grief III in principaal appelheeft Gepo aangevoerd dat [geïntimeerde] geen recht heeft op een transitievergoeding omdat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Diefstal van worsten kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen, ook als het ontslag op staande voet als een te ingrijpend middel wordt beschouwd. Gepo vindt het handelen van [geïntimeerde] ernstig verwijtbaar omdat vaststaat dat de worsten die [geïntimeerde] heeft meegenomen niet voldoen aan de door [geïntimeerde] genoemde criteria. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
5.12.
Artikel 7:673 lid 7 BW bepaalt dat de transitievergoeding niet verschuldigd is indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Bij gebrek aan dringende redenen die een ontslag op staande voet rechtvaardigen en de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [geïntimeerde] , zodat [geïntimeerde] wel recht heeft op een transitievergoeding. Grief III in principaal appel slaagt niet.
Billijke vergoeding
5.13.
Grief IV in principaal appelen
grief 1 in incidenteel appelstellen de hoogte van de billijke vergoeding ter discussie. Gepo heeft – samengevat weergegeven – aangevoerd dat het handelen van [geïntimeerde] ernstig verwijtbaar is. De arbeidsovereenkomst zou op korte termijn zijn geëindigd vanwege de diefstal van de worsten en de daardoor ontstane vertrouwensbreuk. [geïntimeerde] was geen modelwerknemer, hij lapte de regels aan zijn laars en was onbeschoft richting collega’s en leidinggevende. De kansen van [geïntimeerde] op de arbeidsmarkt zijn over het algemeen goed, er zijn voor magazijnmedewerkers vacatures in overvloed. Een eventuele andere baan van [geïntimeerde] zou een drukkend effect op de hoogte van de billijke vergoeding moeten hebben. [geïntimeerde] had slechts suïcidale gedachten, maar heeft geen concrete pogingen ondernomen. Uit de medische informatie blijkt dat er, los van het ontslag op staande voet, ook nog andere zaken speelden in het leven van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] ontvangt met de door de kantonrechter vastgestelde billijke vergoeding drie jaarsalarissen als lump sum, terwijl hij ook een inkomen heeft vanuit het UWV, de gefixeerde schadevergoeding ontvangt en een aanzienlijke transitievergoeding heeft gekregen. Tenslotte is de financiële situatie van Gepo slecht, aldus Gepo. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
5.14.
In incidenteel appel heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat hij een inkomensschade heeft van € 275.000,00 bruto. De kans dat de arbeidsovereenkomst om een andere reden eerder dan de pensioengerechtigde leeftijd zou zijn beëindigd acht [geïntimeerde] non-existent of verwaarloosbaar. Dat de arbeidsmarkt goed is weegt niet op tegen de leeftijd en het eenzijdige arbeidsverleden van [geïntimeerde] . Hij zal zijn aangewezen op ongeschoold, fysiek zwaar werk, waarbij de voorkeur zal uitgaan naar jonge, fitte werknemers. Zelfs als [geïntimeerde] een andere baan zou vinden dan zal het salaris aanzienlijk lager zijn en zal hij ook minder pensioen opbouwen. Ten slotte moet in de billijke vergoeding, naast de inkomensschade, ook de verwijtbaarheid van Gepo en de immateriële schade van [geïntimeerde] worden verdisconteerd, aldus [geïntimeerde] . Gepo heeft verweer gevoerd.
5.15.
Het hof stelt voorop dat bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding het aankomt op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval, waarbij acht wordt geslagen op de door de Hoge Raad in de New Hairstyle-beschikking (ECLI:NL:HR:2017:1187) genoemde, en nadien herhaalde, gezichtspunten. Uit de New Hairstyle-beschikking blijkt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding uiteindelijk om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarbij kan rekening worden gehouden met de gevolgen van het ontslag, voor zover deze gevolgen zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter. Medebepalend voor de hoogte van de billijke vergoeding is de verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst indien het ontslag op staande voet zich niet zou hebben voorgedaan.
5.16.
Aangezien het hof in het voorgaande heeft geoordeeld dat geen sprake is van dringende redenen die een ontslag op staande voet rechtvaardigen is sprake van ernstig verwijtbaar handelen van Gepo en heeft [geïntimeerde] recht op een billijke vergoeding. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat een billijke vergoeding van € 150.000,00 bruto passend is. [geïntimeerde] heeft 36 jaar naar tevredenheid bij Gepo gewerkt, op twee waarschuwingen van 20 maart 2023 en 21 maart 2023 met betrekking tot het rookbeleid na. Het hof acht het niet onaannemelijk dat [geïntimeerde] tot de pensioendatum op 13 maart 2032, dus nog acht jaar vanaf de datum van het ontslag op staande voet, bij Gepo was blijven werken, aangezien het incident met de worsten geen ontbindingsgrond zou hebben opgeleverd. Het hof volgt [geïntimeerde] evenwel niet in zijn incidentele verzoek hem een billijke vergoeding tot te kennen van € 275.000,00 bruto, zijnde de volledige inkomensschade tot de pensioendatum. De inkomensschade van [geïntimeerde] wordt (zoals [geïntimeerde] ook erkent) deels gecompenseerd door een WW- of andere socialezekerheidsuitkering, de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. En hoewel [geïntimeerde] een jaar na het ontslag op staande voet nog steeds arbeidsongeschikt is en de arbeidsmarktpositie van [geïntimeerde] , gelet op zijn leeftijd en eenzijdige werkervaring, bepaald niet florissant is, acht het hof het niet aannemelijk dat [geïntimeerde] helemaal geen baan meer zal kunnen vinden. Gepo heeft haar standpunt dat sprake is van een slechte financiële situatie onvoldoende onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Ten slotte ziet het hof geen aanleiding om op de billijke vergoeding de verhoogde gefixeerde schadevergoeding in mindering te brengen, zoals door Gepo verzocht. Grief IV in principaal appel en grief 1 in incidenteel appel slagen niet.
5.17.
Slotsom is dat grief 2 in incidenteel appel slaagt, de overige grieven in principaal en incidenteel appel falen. De bestreden beschikking onder 6.2. zal worden vernietigd en voor het overige worden bekrachtigd. Gepo is in het principaal appel in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in het principaal appel. Grief 2 in incidenteel appel slaagt, maar de bestreden beslissing op dit punt is niet uitgelokt door Gepo, maar is veroorzaakt door een omissie van de gemachtigde van [geïntimeerde] in eerste aanleg, zodat het hof de kosten van het incidenteel appel zal compenseren, in die zin dat iedere partij in het incidenteel appel de eigen kosten draagt.

6.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt de bestreden beschikking onder 6.2. en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Gepo om aan [geïntimeerde] de gefixeerde schadevergoeding te betalen van € 22.076,30 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 mei 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
veroordeelt Gepo in de kosten van het geding in principaal appel, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 362,00 aan verschotten en € 2.428,00 aan salaris;
bepaalt dat partijen de eigen proceskosten van het incidenteel appel dragen;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. van der Burg, G.C. Boot en W.J.J. Wetzels en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.