ECLI:NL:GHAMS:2025:200

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
200.327.262/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misleidende mededeling bij printerstoring door gebruik van alternatieve cartridges

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Stichting 123Inkt-Huismerk Klanten en HP Nederland B.V. en HP Inc. naar aanleiding van een foutmelding die gebruikers van 123Inkt-cartridges op 13 september 2016 ontvingen van hun HP-printers. Deze foutmelding, die gebruikers verzocht om hun cartridges te vervangen, werd als onrechtmatig beschouwd. 123Inkt vorderde schadevergoeding voor de gebruikers die door deze foutmelding schade hadden geleden. Het hof oordeelde dat HP c.s. onrechtmatig had gehandeld door gebruikers niet tijdig en juist te informeren over de oorzaak van de blokkade van de cartridges. Het hof wees een deel van de schadevergoeding toe, maar alleen voor die gebruikers wier schade was onderbouwd met schadeformulieren. De zaak werd behandeld in hoger beroep na een eerdere afwijzing door de rechtbank Amsterdam. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover de vordering van 123Inkt was afgewezen en kende een schadevergoeding toe van € 13.990,11, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 september 2016. Tevens werd 123Inkt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.327.262/01
rol- en zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/724108 / HA ZA 22-827
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 januari 2025
in de zaak van
STICHTING 123INKT-HUISMERK KLANTEN,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. Th.C.J.A. van Engelen te Utrecht,
tegen
HP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
HP INC.,
gevestigd te Palo Alto, Californië, USA,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.D. Drok te Amsterdam.
Partijen worden hierna 123Inkt en HP c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om gebruikers van 123Inkt-cartridges die op 13 september 2016 zijn geconfronteerd met een foutmelding van hun HP-printers die betrekking had op hun cartridges. Deze foutmelding was onrechtmatig tegenover de gebruikers. In deze schadestaatprocedure vordert 123Inkt ten behoeve van een aantal gebruikers schadevergoeding van HP c.s. Het hof wijst de schade deels toe, conform de erkenning van HP c.s., voor vorderingen van gebruikers wier schade is onderbouwd met schadeformulieren.

2.Het geding in hoger beroep

2.1. 123
Inkt is bij dagvaarding van 8 mei 2023 in hoger beroep gekomen van een mondeling vonnis dat de rechtbank Amsterdam op 13 februari 2023, onder bovenvermeld rol- en zaaknummer heeft gewezen tussen 123Inkt als eiseres en HP c.s. als gedaagden. HP c.s. hebben de zaak bij exploot van 15 mei 2023 vervroegd op de rol doen plaatsen.
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties 15-17;
- memorie van antwoord met productie 17;
- productie 18 van HP c.s.
2.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 12 november 2024. Partijen hebben hun standpunten bij die gelegenheid laten toelichten door hun advocaten, en 123Inkt ook door mr. N. de Bruin, advocaat te Utrecht, aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.
2.4.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2.5. 123
Inkt heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – HP c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 197.404,70, dan wel € 68.379,36, vermeerderd met een ex aequo et bono te bepalen bedrag, dan wel tot een ex aequo et bono te bepalen bedrag, met rente, en met veroordeling van HP c.s. in de kosten van beide instanties.
HP c.s. hebben geconcludeerd dat het hof de schadevergoedingsvordering zal afwijzen voor zover deze een bedrag van € 13.990,11, met rente vanaf 13 september 2016, te boven gaat, met bekrachtiging van de veroordeling in de proces- en nakosten, en met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van 123Inkt in de kosten van het geding in hoger beroep.

3.Feiten

3.1.
HP c.s. hebben inktjetprinters in het verkeer gebracht die waren voorzien van software met dynamic security, die omstreeks 13 september 2016 de werking van cartridges van andere leveranciers in deze printers blokkeerde en een foutmelding gaf die inhield (1) dat er een probleem was met een cartridge, (2) dat een of meer cartridges leken te zijn beschadigd en (3) dat de cartridges verwijderd moesten worden en door nieuwe vervangen moesten worden. Gebruikers van deze printers werden niet (tijdig en juist) geïnformeerd over de oorzaak en de oplossing van de blokkade.
3.2.
[naam] , een van de leveranciers van alternatieve cartridges voor HP-printers, heeft op 15 september 2016 aan haar klanten per e-mail geadviseerd de niet-functionerende huismerkcartridges niet weg te gooien.
3.3.
Een aantal (rechts)personen heeft alle mogelijke bestaande en toekomstige vorderingen en aanspraken uit welken hoofde en van welke aard ook op HP c.s., verband houdende met het installeren of implementeren van firm- of software, of updates daarvan, voor de HP-printers die tot gevolg heeft dat het gebruik van 123inkt-huismerk cartridges in HP-printers wordt geblokkeerd of bemoeilijkt dan wel anderszins gehinderd, overgedragen aan 123Inkt.
Deze cedenten worden door 123Inkt “deelnemer” genoemd.
3.4.
Dit hof heeft bij arrest van 17 december 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:4502) als volgt geoordeeld over de door 123Inkt in die procedure gevorderde verklaring voor recht, voor zover van belang:
“3.8 De gevorderde verklaring voor recht is ruim geformuleerd […]. Ter zitting in hoger beroep heeft de Stichting echter verduidelijkt dat de onrechtmatigheid van het handelen van HP volgens haar mede is gelegen in de gebrekkige en deels onjuiste informatie die HP bij het blokkeren van de 123inkt-cartridges op 13 september 2016 en nadien aan de Deelnemers heeft verstrekt. Vast staat (zie onder 2.6) dat de blokkade van HP-printers omstreeks 13 september 2016 ingeval daarin andere dan HP-cartridges waren geplaatst, vergezeld ging van een foutmelding van de printer, die inhield (1) dat er een probleem was met een cartridge, (2) dat een of meer cartridges leken te zijn beschadigd en (3) dat de cartridges verwijderd moesten worden en door nieuwe vervangen moesten worden. Daarbij werd niet vermeld dat de blokkade pas zou worden opgeheven indien HP-cartridges in de printer werden geplaatst. Voorts moet worden aangenomen dat de gebruikers van de getroffen printers ook geen reden hadden om bedacht te zijn op een dergelijke blokkade: gesteld noch gebleken is dat HP de blokkade vooraf heeft doen gaan door een aankondiging van de mogelijkheid daartoe of van een mededeling over het tijdstip daarvan of over de wijze waarop de blokkade voorkomen kon worden.
3.9
Met de Stichting is het hof van oordeel dat HP aldus onrechtmatig jegens de gebruikers van de geblokkeerde printers heeft gehandeld. HP had zich immers moeten realiseren dat de gebruikers door deze gebrekkige en deels onjuiste informatie mogelijk onnodig schade door de blokkade zouden lijden, doordat zij de in gebruik zijnde cartridges zouden verwijderen en mogelijk weggooien en doordat zij daarna mogelijk weer cartridges van hetzelfde type in de printer zou plaatsen en deze vervolgens – omdat de foutmelding zich zou herhalen – ook weer zouden weggooien. Ook had HP zich moeten realiseren dat de blokkade, die voor de gebruiker zonder nadere informatie niet direct oplosbaar was, voor deze mogelijk tot verdere schade zou leiden, zoals tot kosten voor andere printfaciliteiten of wellicht zelfs voor een nieuwe printer. HP had de gebruikers tijdig en juist over de oorzaak en de oplossing van de blokkade dienen te informeren teneinde hen in staat te stellen dergelijke, redelijkerwijs voorzienbare, schade te vermijden. Dat het tijdig en juist informeren niet mogelijk was of voor HP dermate bezwaarlijk was dat dit van HP niet kon worden gevergd, is gesteld noch gebleken.”
3.5.
Het hof oordeelde verder dat 123Inkt de schade van de deelnemers, veroorzaakt door het in rov. 3.8 beschreven handelen van HP c.s., niet aannemelijk had gemaakt, maar dat wel de mogelijkheid van zulke schade aannemelijk was geworden. Het hof heeft HP c.s. veroordeeld tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat.
3.6.
De cassatieberoepen tegen het arrest van 17 december 2019 zijn bij arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1950) verworpen met toepassing van art. 81 RO.
3.7.
De onderhavige procedure is de schadestaatprocedure.
3.8. 123
Inkt heeft de cedenten verzocht om ter concretisering van hun schade ten gevolge van de onrechtmatige daad van HP c.s. een schadeformulier in te vullen. 332 cedenten hebben aan dit verzoek gevolg gegeven.

4.Eerste aanleg

4.1. 123
Inkt heeft in eerste aanleg gevorderd dat HP c.s. worden veroordeeld tot vergoeding van € 382.180, althans tot een ex aequo et bono te bepalen bedrag, met rente.
4.2.
Met het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van 123Inkt afgewezen. 123Inkt had volgens de rechtbank haar stelplicht verzaakt door ter zake van de schade niet meer aan te voeren dan in de hoofdprocedure voor het hof, dat juist had geoordeeld dat daardoor geen schade aannemelijk was geworden. 123Inkt had volgens de rechtbank niet doen blijken van cedenten die daadwerkelijk cartridges van 123Inkt hebben gebruikt en weggegooid, en dus daadwerkelijk schade hebben geleden.

5.Beoordeling

5.1. 123
Inkt heeft zich in de memorie van grieven primair op het standpunt gesteld dat zij niet bij iedere cedent concreet kan nagaan welke schade deze door de onjuiste foutmelding heeft geleden, maar dat daarom nog niet kan worden aangenomen dat zo’n cedent geen schade heeft geleden, mede gelet op het feit dat die cedent zich bij 123Inkt heeft aangemeld conform de deelnemersovereenkomst. Volgens de memorie van grieven diende de schade per cedent te worden gesteld op gemiddeld € 203,51, opgebouwd uit € 90,81 gemiddeld per cedent voor verwijderen en vervangen van een of meer (sets) huismerkcartridges, en € 112,70 gemiddeld per cedent voor de vervanging met originele (duurdere) HP-cartridges. Bij 970 deelnemers is dat totaal € 197.404,70. Tijdens de mondelinge behandeling is 123Inkt van een iets lager gemiddeld bedrag per deelnemer uitgegaan: € 193,11, bij 970 deelnemers uitkomend op totaal € 187.318,37.
5.2.
Het hof wijst de vordering van 123Inkt af voor zover die betrekking heeft op gestelde schade van cedenten van wie geen schadeformulier is overgelegd. Voor zover 123Inkt het niet overleggen van schadeformulieren van nog meer cedenten wijt aan het anticipatie-exploot waarmee HP c.s. de zaak in hoger beroep vervroegd op de rol hebben doen plaatsen, disculpeert dat haar dat niet. Daargelaten nog dat het haar eigen verantwoordelijkheid was dat zij niet al vóór het starten van de schadestaatprocedure in eerste aanleg de daarvoor noodzakelijke gegevens had verzameld, heeft zij (i) zelf ervoor gekozen om reeds binnen minder dan drie weken na datum vonnis te dagvaarden in hoger beroep, en (ii) gerekend vanaf het bestreden vonnis tot aan haar memorie van grieven evengoed ruim drie maanden de tijd gehad om die gegevens alsnog te verzamelen.
5.3.
Verder geldt het volgende. HP c.s. hebben in eerste aanleg de gestelde cessies betwist voor zover de desbetreffende deelnemersovereenkomsten niet in het geding waren gebracht (of alsnog zouden worden verstrekt). Voor zover 123Inkt voor deze (beweerde) benadeelden een beroep doet op (slechts) een last tot incasso, vallen hun desbetreffende vorderingen onder de appelgrens en kan 123Inkt niet in haar appel worden ontvangen. Voor zover 123Inkt schade vordert van (beweerde) cedenten zonder schadeformulier en zonder dat de desbetreffende deelnemersovereenkomst in het geding is gebracht, is die schade om deze redenen al niet toewijsbaar.
5.4.
Verder geldt voor iedere cedent zonder schadeformulier dat de enkele omstandigheid dat hij of zij een deelnemersovereenkomst heeft gesloten, onvoldoende aannemelijk maakt dat hij of zij schade heeft geleden. Het is net zo goed mogelijk, of zelfs aannemelijker, dat een cedent die een deelnemersovereenkomst heeft gesloten en die een vervolgens aan haar toegezonden schadeformulier niet heeft ingevuld en geretourneerd, géén schade heeft geleden.
5.5.
Subsidiair heeft 123Inkt in de memorie van grieven gesteld dat ten behoeve van de cedenten die een schadeformulier hebben ingevuld, een gemiddeld schadebedrag van € 203,51 per cedent moet worden vastgesteld (zie hiervoor, 5.1, voor de opbouw van dit bedrag), bij 336 cedenten met schadeformulieren totaal uitkomend op € 68.379,36. Op de mondelinge behandeling is 123Inkt uitgegaan van een lager gemiddeld bedrag per cedent en een lager aantal cedenten met schadeformulieren (waaruit schade blijkt): € 193,11 x 320 cedenten = € 61.795,75.
5.6.
HP c.s. erkennen de schade tot het bedrag van in hoofdsom € 13.990,11; voor het overige betwisten zij de gestelde schade. Het hof oordeelt hierover als volgt.
5.7.
Partijen zijn het erover eens dat niet 336 maar 332 unieke schadeformulieren zijn overgelegd, en dat uit 12 schadeformulieren niet van schade blijkt omdat daarop is aangekruist dat de cartridges zijn bewaard en later weer zijn gebruikt.
5.8.
Volgens HP c.s. hebben cedenten 17, 24, 132, 139, 246 en 309 geen schade geleden. Op de mondelinge behandeling heeft 123Inkt een nadere onderbouwing gegeven dat voor deze cedenten wel sprake is van schade (pleitnota mr. Van Engelen, 2.3.2-2.3.5). Voor cedenten 17, 24 en 246 is die nadere onderbouwing, bij gebreke van (nadere) betwisting door HP c.s., toereikend voor de vaststelling dat zij met hun formulieren opgave hebben gedaan van weggegooide huismerkcartridges zoals weergegeven in de berekening van 123Inkt, en de daarbij opgegeven aanschafprijzen. Voor cedenten 132, 139 en 309 zal het hof er veronderstellenderwijs van uitgaan dat zij, zoals 123Inkt stelt, geen compensatie hebben gekregen voor de retourzendingen van huismerkcartridges waarvan zij opgave hebben gedaan, en de daarbij opgegeven aanschafprijzen (deze cartridges worden hierna gemakshalve ook aangemerkt als: weggegooid). De opgegeven aantallen verwijderde huismerkcartridges en bijbehorende aanschafprijzen van de overige cedenten (met uniek schadeformulier) zijn niet in geschil. Daarmee komt de totale aanschafprijs van de volgens opgave weggegooide huismerkcartridges op € 29.272,07 inclusief btw, voor 320 cedenten (pleitnota mr. Van Engelen, 3.2.1).
5.9.
HP c.s. voeren terecht aan dat niet de aanschafprijs van de weggegooide huismerkcartridges als schade moet worden gekwalificeerd, maar de dagwaarde. Bij gebreke van nadere informatie hierover van de zijde van 123Inkt mag er – met HP c.s. – schattenderwijs van worden uitgegaan dat de gemiddelde cartridge die in een printer zat op het moment van de foutmelding, reeds voor de helft verbruikt was. De dagwaarde van die cartridges bedraagt daarom – schattenderwijs – gemiddeld de helft van de gemiddelde aanschafprijs. De dagwaarde van weggegooide ongebruikte huismerkcartridges die niet in de printer zaten op het moment van de foutmelding is wel gelijk aan de aanschafprijs, dit is tussen partijen niet in geschil.
5.10.
Volgens opgave van 123Inkt (productie 16) ging het bij cedenten 17, 24, 132, 139, 246 en 309 om achtereenvolgens 8, 8, 8, 4, 4 en 4 = 36 weggegooide huismerkcartridges. Opgeteld bij de 1403 opgegeven huismerkcartridges voor de door HP c.s. erkende cedenten over welke hoeveelheid tussen partijen geen geschil bestaat, komt dit op totaal 1439 opgegeven huismerkcartridges van 320 cedenten. Dat wil zeggen: 1439/320 = gemiddeld (in het voordeel van 123Inkt afgerond naar boven) 4,5 opgegeven huismerkcartridge per cedent. Omdat bij de printers waar het hier om gaat steeds plaats is voor 4 cartridges, gaan HP c.s. er ten behoeve van de berekening van het door hen erkende schadebedrag van uit dat van de (ook door hen aangenomen) gemiddeld 4,5 opgegeven weggegooide huismerkcartridges per cedent, er 4 in een printer zaten op het moment van storing. Dat is allicht ook in het voordeel van 123Inkt gerekend, omdat verschillende cedenten hebben opgegeven meer dan één printer in gebruik te hebben gehad (en meer dan 4 maar minder dan 9 huismerkcartridges te hebben weggegooid), zodat aannemelijk is dat minder dan gemiddeld 0,5 huismerkcartridge per cedent een dagwaarde gelijk aan de gemiddelde aanschafprijs had. De benadering van HP c.s. op dit punt is dus niet in het nadeel van 123Inkt. Daarvan uitgaande, is de totale dagwaarde van de opgegeven weggegooide huismerkcartridges inclusief btw afgerond € 29.272,07/4,5 x (4 x 0,5) + € 29.272,07/4,5 x 0,5 = € 16.262,26.
5.11.
HP c.s. voeren terecht aan dat voor de cedenten die ondernemer zijn, de btw-component in mindering strekt op de schade. HP c.s. hebben verder onweersproken aangevoerd dat van de 314 door haar erkende cedenten, er 223 ondernemer zijn. Om de door haar berekende totale dagwaarde conform opgave te corrigeren voor de btw, zijn HP c.s. er in hun berekeningen veronderstellenderwijs van uitgegaan dat de opgegeven aantallen weggegooide cartridges gelijkelijk over de consumenten en ondernemers zijn verdeeld, hoewel volgens haar voor de hand ligt dat de ondernemers gemiddeld meer cartridges hebben gekocht en weggegooid dan de consumenten.
5.12.
Het door HP c.s. erkende schadebedrag, uitgaande van een totale dagwaarde conform opgave inclusief btw van € 15.956,90 bij 314 erkende cedenten en genoemde evenredige verdeling, is gecorrigeerd voor btw € 13.990,11 volgens de volgende berekening: € 15.956,90/314 x (314 – 223) + € 15.956,90/314 x 223/1,21 = € 13.990,11 (memorie van antwoord, 26). Als dezelfde methode wordt toegepast voor de hiervoor (5.10) berekende totale dagwaarde van € 16.262,26 bij 320 cedenten, van wie 227 ondernemer (de hiervoor bedoelde 223 + cedenten 17, 139, 246 en 309 blijkens productie 16 van 123Inkt), komt dat uit op € 16.262,26/320 x 227/1,21 + € 16.262,26/320 x (320-227) = € 14.260,14. Per saldo gaat het dus om een verschil van € 14.260,14 – € 13.990,11 =
€ 270,03.
5.13.
Er zijn naar het oordeel van het hof evenwel een aantal redenen om de schade ter zake van de weggegooide cartridges niet hoger te schatten dan het door HP c.s. erkende bedrag van (in hoofdsom) € 13.099,11. Het hof begrijpt de erkenning door HP c.s. van dit schadebedrag aldus, dat zij met de daarvoor gebruikte uitgangspunten en aannames niet heeft beoogd haar overige verweren prijs te geven voor zover meer schade is gevorderd dan het bedrag dat zij als zodanig heeft willen erkennen. Over die verweren oordeelt het hof als volgt.
(i) Het komt het hof aannemelijk voor, bij gebreke van een specifieke berekening of toelichting van 123Inkt die tot iets anders leidt, dat ondernemers gemiddeld inderdaad meer cartridges hebben gekocht en weggegooid dan consumenten. Er is geen reden om de evenredige verdeling die HP c.s. veronderstellenderwijs hebben aangehouden om tot berekening van het door hen erkende voor btw gecorrigeerde schadebedrag te komen, toe te passen in de voorliggende situatie waarin (veronderstellenderwijs) wordt uitgegaan, wat dit betreft in afwijking van de door HP c.s. voor hun erkenning gehanteerde uitgangspunten, van een hogere totale dagwaarde inclusief btw.
(ii) HP c.s. voeren terecht aan dat het door 123Inkt aan de cedenten toegezonden schadeformulier gebrekkig was. Zo is het bijvoorbeeld sturend, waar het voor alle cedenten als vaststaand aanneemt dat zij pas na het vervangen van de huismerkcartridges door andere huismerkcartridges, al dan niet een set originele HP-cartridges hebben aangeschaft. Dit voorgedrukte uitgangspunt bracht – zo bedoelen HP c.s. het klaarblijkelijk ook – het risico van onjuiste (te hoge) opgave van weggegooide cartridges mee, of verhoogde dat.
(iii) HP c.s. hebben in eerste aanleg aangevoerd dat zij in deze schadestaatprocedure niet aansprakelijk kan worden gehouden voor weggegooide 123Inkt-huismerkcartridges nadat [naam] op 14 september 2016 (daags nadat de foutmeldingen voor het eerst waren opgetreden) aan alle 123Inkt-klanten een e-mail had verzonden die vermeldde dat de cartridges niet defect waren maar dat het aan (de programmatuur van) de printers lag, en dat de printers alleen nog maar originele HP-cartridges accepteerden. Gelet op wat het hof in rov. 3.8 en 3.9 van zijn arrest van 17 december 2019 heeft overwogen (hiervoor, 3.4), is dit verweer terecht voorgesteld. Gesteld noch gebleken is dat na deze e-mail nog schade kon worden veroorzaakt door de onjuiste veronderstelling dat er een defect was aan de huismerkcartridges en door het ontbreken van wetenschap dat de printers (vooralsnog) alleen met originele HP-cartridges werkten. Tegen deze achtergrond had het op de weg van 123Inkt gelegen om de cedenten niet alleen te vragen of zij de huismerkcartridges hadden weggegooid maar vooral ook wanneer, c.q. voor of na de e-mail van 14 september 2016. Bij gebreke van deze informatie kan niet worden vastgesteld in hoeverre de dagwaarde van de (volgens opgave) weggegooide cartridges moet worden gekwalificeerd als schade waarvoor HP c.s. aansprakelijk zijn.
(iv) HP c.s. hebben evenzeer terecht aangevoerd dat niet aannemelijk is dat een deelnemer die vanwege de onjuiste/onvolledige foutmelding huismerkcartridges heeft weggegooid (aanstonds: vóór de e-mail van 14 september 2014, vgl. hiervoor onder (iii)), dat niet zou hebben gedaan als de onjuiste/onvolledige foutmelding achterwege was gebleven maar correct was vermeld dat de dynamic security-software het gebruik van de huismerkcartridges belette en dat alleen met originele HP-cartridges kon worden geprint. Ook in zoverre is schade onaannemelijk.
Ieder voor zich en in onderlinge samenhang bezien, staan deze verweren ruimschoots in de weg aan een hogere schatting van het schadebedrag door het weggooien van huismerkcartridges, dan het door HP c.s. erkende bedrag van in hoofdsom € 13.990,11.
5.14.
De gestelde schade voor vervanging met nieuwe HP-cartridges komt niet voor vergoeding in aanmerking. De aansprakelijkheid van HP c.s. berust op de gebrekkige en deels onjuiste informatie die HP c.s. bij het blokkeren van de huismerkcartridges op 13 september 2016 en nadien hebben verstrekt (hiervoor, 3.4). Wat betreft de cartridges zelf wordt de daardoor veroorzaakte schade reeds vergoed met vergoeding van de dagwaarde van de weggegooide cartridges (gecorrigeerd voor btw), aangenomen dat dat weggooien al door de gebrekkige en deels onjuiste informatie is veroorzaakt (wat HP c.s. op zichzelf betwisten, vgl. hiervoor). Er is ook geen reden om compensatie te bieden voor het prijsverschil tussen de huismerkcartridges en de (duurdere) HP-cartridges, want de blokkade voor niet-HP-cartridges die HP c.s. hebben doorgevoerd, heeft het hof in de hoofdzaak op zichzelf niet onrechtmatig geoordeeld. Overigens heeft 123Inkt tegenover de gemotiveerde betwisting van HP c.s. (conclusie van antwoord, 49-50) onvoldoende onderbouwd dat het prijsverschil een verschil in waarde representeert.
5.15. 123
Inkt heeft geen voldoende gespecificeerd bewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden.
5.16.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van 123Inkt toewijsbaar is tot het door HP c.s. erkende bedrag van € 13.990,11 in hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2016.
5.17.
Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voor zover de vordering van 123Inkt is afgewezen, en deze vordering tot het hiervoor vermelde bedrag toewijzen. Het hof zal 123Inkt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, en de proceskostenveroordeling ten laste van 123Inkt in eerste aanleg bekrachtigen. Hierbij tekent het hof aan dat 123Inkt in eerste aanleg de gestelde schade niet bruikbaar had onderbouwd, en dat HP c.s. in reactie op ontvangst van de onderbouwing die 123Inkt nadien (bij memorie van grieven) verstrekte, de schade hebben erkend (bij memorie van antwoord) tot het bedrag dat het hof (maximaal) toewijsbaar oordeelt.
5.18.
Het hof stelt de proceskosten in het hoger beroep tot op heden als volgt vast:
- explootkosten € 129,14
- griffierecht € 783,00
- salaris advocaat
€ 8.856,00(tarief VI à € 4.428 per punt, 2 punten)
Totaal € 9.768,14

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de vordering van 123Inkt daarin is afgewezen;
6.2.
bekrachtigt dit vonnis voor zover 123Inkt is veroordeeld in de proceskosten van HP c.s., inclusief de nakosten;
6.3.
veroordeelt HP c.s. tot betaling aan 123Inkt van € 13.990,11, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2016;
6.4.
veroordeelt 123Inkt in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van HP c.s. tot op heden begroot op € 9.768,14;
6.5.
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.