Er zijn naar het oordeel van het hof evenwel een aantal redenen om de schade ter zake van de weggegooide cartridges niet hoger te schatten dan het door HP c.s. erkende bedrag van (in hoofdsom) € 13.099,11. Het hof begrijpt de erkenning door HP c.s. van dit schadebedrag aldus, dat zij met de daarvoor gebruikte uitgangspunten en aannames niet heeft beoogd haar overige verweren prijs te geven voor zover meer schade is gevorderd dan het bedrag dat zij als zodanig heeft willen erkennen. Over die verweren oordeelt het hof als volgt.
(i) Het komt het hof aannemelijk voor, bij gebreke van een specifieke berekening of toelichting van 123Inkt die tot iets anders leidt, dat ondernemers gemiddeld inderdaad meer cartridges hebben gekocht en weggegooid dan consumenten. Er is geen reden om de evenredige verdeling die HP c.s. veronderstellenderwijs hebben aangehouden om tot berekening van het door hen erkende voor btw gecorrigeerde schadebedrag te komen, toe te passen in de voorliggende situatie waarin (veronderstellenderwijs) wordt uitgegaan, wat dit betreft in afwijking van de door HP c.s. voor hun erkenning gehanteerde uitgangspunten, van een hogere totale dagwaarde inclusief btw.
(ii) HP c.s. voeren terecht aan dat het door 123Inkt aan de cedenten toegezonden schadeformulier gebrekkig was. Zo is het bijvoorbeeld sturend, waar het voor alle cedenten als vaststaand aanneemt dat zij pas na het vervangen van de huismerkcartridges door andere huismerkcartridges, al dan niet een set originele HP-cartridges hebben aangeschaft. Dit voorgedrukte uitgangspunt bracht – zo bedoelen HP c.s. het klaarblijkelijk ook – het risico van onjuiste (te hoge) opgave van weggegooide cartridges mee, of verhoogde dat.
(iii) HP c.s. hebben in eerste aanleg aangevoerd dat zij in deze schadestaatprocedure niet aansprakelijk kan worden gehouden voor weggegooide 123Inkt-huismerkcartridges nadat [naam] op 14 september 2016 (daags nadat de foutmeldingen voor het eerst waren opgetreden) aan alle 123Inkt-klanten een e-mail had verzonden die vermeldde dat de cartridges niet defect waren maar dat het aan (de programmatuur van) de printers lag, en dat de printers alleen nog maar originele HP-cartridges accepteerden. Gelet op wat het hof in rov. 3.8 en 3.9 van zijn arrest van 17 december 2019 heeft overwogen (hiervoor, 3.4), is dit verweer terecht voorgesteld. Gesteld noch gebleken is dat na deze e-mail nog schade kon worden veroorzaakt door de onjuiste veronderstelling dat er een defect was aan de huismerkcartridges en door het ontbreken van wetenschap dat de printers (vooralsnog) alleen met originele HP-cartridges werkten. Tegen deze achtergrond had het op de weg van 123Inkt gelegen om de cedenten niet alleen te vragen of zij de huismerkcartridges hadden weggegooid maar vooral ook wanneer, c.q. voor of na de e-mail van 14 september 2016. Bij gebreke van deze informatie kan niet worden vastgesteld in hoeverre de dagwaarde van de (volgens opgave) weggegooide cartridges moet worden gekwalificeerd als schade waarvoor HP c.s. aansprakelijk zijn.
(iv) HP c.s. hebben evenzeer terecht aangevoerd dat niet aannemelijk is dat een deelnemer die vanwege de onjuiste/onvolledige foutmelding huismerkcartridges heeft weggegooid (aanstonds: vóór de e-mail van 14 september 2014, vgl. hiervoor onder (iii)), dat niet zou hebben gedaan als de onjuiste/onvolledige foutmelding achterwege was gebleven maar correct was vermeld dat de dynamic security-software het gebruik van de huismerkcartridges belette en dat alleen met originele HP-cartridges kon worden geprint. Ook in zoverre is schade onaannemelijk.
Ieder voor zich en in onderlinge samenhang bezien, staan deze verweren ruimschoots in de weg aan een hogere schatting van het schadebedrag door het weggooien van huismerkcartridges, dan het door HP c.s. erkende bedrag van in hoofdsom € 13.990,11.