ECLI:NL:GHAMS:2025:1974

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
23-000185-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijke ontploffing door vuurwerk op oudejaarsavond

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2006, werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door vuurwerk af te steken en te gooien in de richting van personen op oudejaarsavond 2024. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van gevaarzetting, waaronder het veroorzaken van levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor omstanders. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 mei 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de Dam in Amsterdam vuurwerk heeft afgestoken en in de richting van een menigte heeft gegooid, wat leidde tot een gevaarlijke situatie. De verdachte werd vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk vuurwerk naar verbalisanten gooide. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk een ontploffing teweegbracht, wat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders met zich meebracht. De strafoplegging werd bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, waarbij het hof besloot om een werkstraf op te leggen in plaats van jeugddetentie, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000185-25
datum uitspraak: 11 juni 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 januari 2025 in de strafzaak onder parketnummer 13-001163-25 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2006,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2024 te Amsterdam, opzettelijk een ontploffing(en) teweeg heeft gebracht door illegaal en/of zwaar vuurwerk af te steken en/of te gooien in de richting van personen en/of een brandende vuurwerkpot om te schoppen in de richting van personen, terwijl daarvan
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of zeer veel onbekend gebleven omstanders te duchten was
subsidiair
hij op of omstreeks 31 december 2024 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of onbekend gebleven omstanders opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (illegaan en/of zwaar) vuurwerk af te steken en/of te gooien in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of onbekend gebleven omstanders en/of een brandende vuurwerkpot om te schoppen in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of onbekend gebleven omstanders, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 31 december 2024 te Amsterdam onbekend gebleven omstanders en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (illegaal en/of zwaar) vuurwerk af te steken en/of te gooien in de richting van voornoemde onbekende omstanders en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een brandende vuurwerkpot om te schoppen in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter. Het hof neemt daarnaast een andere beslissing ten aanzien van de straf.

Partiële vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het primair tenlastegelegde integraal zal worden bewezenverklaard.
Het hof is echter van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte vuurwerk heeft gegooid ofwel een brandende vuurwerkpot heeft omgeschopt in de richting van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zodat de verdachte in zoverre van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de camerabeelden (vanaf 00:18:49) en hetgeen zich overigens in het dossier bevindt kan worden afgeleid dat de verdachte het vuurwerk dat uiteindelijk wegschoot in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , voor zich op de grond heeft gegooid, terwijl het hof onvoldoende aanknopingspunten heeft, ook niet in hetgeen er direct aan voorafging, om vast te stellen dat het voor de verdachte voorzienbaar was dat het vuurwerk weg zou schieten (in de richting van voornoemde personen) en aldus gevaar voor hen zou opleveren. Ten aanzien van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde staat dit telkens in de weg aan een bewezenverklaring.

Nadere bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gevorderd en heeft hiertoe aangevoerd dat op de camerabeelden zichtbaar is dat de verdachte vuurwerk heeft afgestoken en opzettelijk in de menigte heeft gegooid, waarna het is afgegaan. De advocaat-generaal heeft voorts gesteld ervanuit te gaan dat het gegooide vuurwerk illegaal vuurwerk betrof.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van zwaar of illegaal vuurwerk. Er is geen rapport daarover opgemaakt en de politierechter heeft de verdachte hiervan vrijgesproken. Omdat de woorden ‘illegaal en/of zwaar’ in de tenlastelegging niet tussen haakjes staan, dient de verdachte van het primaire feit integraal te worden vrijgesproken. Daarnaast is geen sprake geweest van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de onbekend gebleven persoon nu niet zichtbaar is dat het vuurwerk in het gezicht van de onbekende persoon is ontploft. Ook heeft de raadsvrouw betwist dat sprake is van een poging daartoe nu de verdachte niet de bedoeling had iemand te raken. Hij had zich na het gooien direct omgedraaid en heeft niet gezien dat het vuurwerk iemand raakte.
Het hof acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt als volgt.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep neemt het hof de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan. De verdachte bevond zich met een groep vrienden op oudejaarsavond op de Dam in Amsterdam, alwaar veel mensen aanwezig waren. Het hof stelt vast dat op de camerabeelden waarop de verdachte zichzelf heeft herkend, vanaf het tijdstip 00:16:11 zichtbaar is dat hij een stuk vuurwerk van de grond oppakt, aansteekt en met zijn rechterhand en -arm door middel van een krachtige opwaartse beweging onderhands naar voren slingert. Op dat moment staan tientallen mensen verspreid in en nabij de gooirichting voor hem. Het vuurwerk komt vervolgens op schouderhoogte tegen een man aan die naast een kind staat, ketst tegen hem af en komt enkele meters verderop tot ontploffing. Op het moment dat het vuurwerk de man raakt, is een lichtflits te zien. Daarna volgden nog meerdere lichtflitsen (tegelijkertijd en opvolgend) op de plek waar het vuurwerk uiteindelijk op de grond landde.
Deze uitwerking komt qua omvang en kleur overeen met de op de camerabeelden zichtbare lichtflitsen die ontstonden bij het tweede stuk vuurwerk dat de verdachte had aangestoken en op de grond had gegooid (en dat uit zichzelf vanaf de grond richting de verbalisanten schoot). Ten aanzien van deze tweede actie van de verdachte hebben verbalisanten verklaard dat zij een harde knal hoorden afgaan en dat zij de trilling daarvan voelden. De verdachte heeft ook erkend dat het om hetzelfde vuurwerk ging. Gelet op de voornoemde kenmerken van het vuurwerk kan het hof niet anders dan vaststellen dat het in elk geval als krachtig vuurwerk kan worden aangemerkt, dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kan opleveren. Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat het ondanks voornoemde waarnemingen om licht of ongevaarlijk vuurwerk ging, noch dat de verdachte ervan uitging dat het dusdanig licht vuurwerk betrof dat er geen enkel gevaar van uitging. Overigens is het in dit verband ook geen vereiste dat het om officieel als ‘zwaar’ of ‘illegaal’ aan te merken vuurwerk gaat.
Door het (eerste) stuk vuurwerk op de hiervoor beschreven wijze af te steken en weg te gooien, heeft de verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg gebracht, waarvan het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat het gevaar oplevert voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders, in dit geval in het bijzonder de betreffende onbekend gebleven man en het kind dat direct naast hem stond.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2024 te Amsterdam, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door vuurwerk af te steken en te gooien in de richting van personen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor onbekend gebleven omstanders te duchten was.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg (primair) bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 16 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat geen toepassing wordt gegeven aan het adolescentenstrafrecht en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 16 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft daartoe gerekwireerd dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de verdachte onder het adolescentenstrafrecht te berechten. De reclassering heeft geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen, maar hierover twijfels geuit. De verdachte is zelfstandig naar Nederland gekomen en leidt een zelfstandig bestaan, gaat niet naar school en er zijn geen jeugdinterventies aan de orde. Dat hij onder begeleiding van het COA staat, weegt onvoldoende, aldus de advocaat-generaal.
De raadsvrouw heeft verzocht de door de politierechter opgelegde jeugddetentie om te zetten naar een werkstraf in verband met de verblijfsvergunning van de verdachte en diens mogelijkheden tot het verkrijgen van een VOG. De raadsvrouw heeft voorts bepleit het adolescentenstrafrecht toe te passen, gelet op de afweging die de reclassering heeft gemaakt, de leeftijd van de verdachte; hij is net 18 jaar oud. Hij staat onder begeleiding van het COA, leert Nederlands en is een serieuze en rustige jongen zonder justitiële documentatie die kwetsbaar overkomt. Dat er geen zorgen zijn en geen bijzondere voorwaarden of interventies nodig zijn, maakt niet dat het adolescentenstrafrecht niet toepasbaar is, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw heeft voorts verzocht rekening te houden met het feit dat de verdachte verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en de periode die hij in voorarrest heeft vastgezeten grote impact op hem heeft gehad.
Adolescentenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit achttien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. De wet biedt de mogelijkheid om jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar te veroordelen volgens het jeugdstrafrecht indien omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte of omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven.
Het hof heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 10 januari 2024, waarin de reclassering op basis van het wegingskader ASR heeft geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De reclassering heeft in het rapport echter twijfels over dit advies uitgesproken. De reclassering stelt dat enerzijds is gebleken dat de verdachte een zelfstandig bestaan in Nederland leidt zonder pedagogische beïnvloeding van een ouder of verzorger en voor wie de reclassering geen noodzaak tot continuering van de schoolgang of het inzetten van jeugdinterventies ziet. Anderzijds komt de verdachte op de reclassering jong en kwetsbaar over, staat hij onder begeleiding van het COA, leert hij Nederlands en dient hij zich een maatschappelijk geaccepteerd bestaan eigen te maken.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de door de reclassering genoemde omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte aanleiding geven tot toepassing van het adolescentenstrafrecht, zodat het hof een straf zal opleggen met toepassing van het jeugdstrafrecht.
Strafoplegging
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op oudejaarsavond, terwijl hij zich op de drukbezochte Dam in Amsterdam bevond, een stuk vuurwerk aangestoken en door de lucht gegooid in de richting van personen. Het vuurwerk is tot ontploffing gekomen bij een man die samen met een kind verderop stond. Door aldus te handelen heeft de verdachte een gevaarlijke situatie veroorzaakt. Vuurwerk is onvoorspelbaar en kan zwaar lichamelijk letsel veroorzaken wanneer dit in de buurt van personen tot ontploffing komt. Dergelijke feiten roepen niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij omstanders gevoelens van angst en onveiligheid op.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen aan jeugdigen plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting Jeugd van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor een brandstichting met aanzienlijk gevaar voor personen in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie als uitgangspunt gegeven. Het hof acht een jeugddetentie in dit geval echter niet passend, omdat het hof de daad van de verdachte ziet als een onbezonnen, ondoordachte actie (die overigens helemaal verkeerd had kunnen aflopen). Jeugddetentie was wel passend geweest, als de verdachte doelbewust het vuurwerk naar de mensen had gegooid. Ook acht het hof in dit geval een jeugddetentie onwenselijk omdat de verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest en de reclassering negatief heeft geadviseerd over het opleggen van een jeugddetentie.
Het hof zal in plaats daarvan een werkstraf opleggen met een voorwaardelijk deel om de verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een, deels voorwaardelijke, werkstraf van na te melden duur met aftrek van voorarrest passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
22 (tweeëntwintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
11 (elf) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. M.J.A. Duker en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. C.T. Snellenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juni 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]