ECLI:NL:GHAMS:2025:197

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
200.331.561/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding afgewezen wegens betwisting van de overeenkomst door gedaagde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot schadevergoeding van [appellant] tegen Hemingway's Beach Restaurant B.V. De vordering werd afgewezen omdat de gedaagde, Hemingway's, het bestaan van de overeenkomst die ten grondslag lag aan de vordering voldoende gemotiveerd had betwist. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Bol, had in eerste aanleg een vordering ingesteld voor een schadevergoeding van € 80.000,-- en buitengerechtelijke kosten, gebaseerd op een leaseovereenkomst voor een Mercedes-Benz S-klasse. De rechtbank Noord-Holland had de vordering afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 december 2024 werd het bezwaar van Hemingway's tegen een akte van [appellant] gegrond verklaard, waardoor deze akte niet in de beoordeling werd betrokken. Het hof oordeelde dat [appellant] niet voldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van de overeenkomst, ondanks zijn verwijzingen naar e-mailcorrespondentie en betalingen. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de totstandkoming van de overeenkomst niet vaststond, en het hof bevestigde deze conclusie. De grieven van [appellant] werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.331.561/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/334495 / HA ZA 22-729
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 januari 2025
in de zaak van
[appellant]
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J. Bol te Amsterdam,
tegen
HEMINGWAY'S BEACH RESTAURANT B.V.,
gevestigd te Bergen (NH),
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A. le Belle te Alkmaar.
Partijen worden hierna [appellant] en Hemingway's genoemd.

1.De zaak in het kort

Vordering tot schadevergoeding afgewezen omdat gedaagde het bestaan van de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de vordering voldoende gemotiveerd heeft betwist.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 3 juli 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 5 april 2023 van de rechtbank Noord-Holland, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Hemingway's als gedaagde.
In deze zaak heeft het hof op 12 september 2023 een tussenarrest uitgesproken waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast. Deze mondelinge behandeling heeft evenwel niet plaatsgevonden omdat partijen te kennen hebben gegeven daarvan af te zien.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte zijdens [appellant] , met één productie.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 11 december 2024 laten toelichten, [appellant] door mr. Bol voornoemd en Hemingway's door mr. le Belle voornoemd, beiden aan de hand van overlegde spreekaantekeningen. Bij de mondelinge behandeling is het bezwaar van Hemingway’s tegen de (te late) akte van [appellant] gegrond verklaard, zodat het hof de akte met productie niet in zijn beoordeling heeft betrokken.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in 2.1. tot en met 2.14. van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die de rechtbank tot uitgangspunt heeft genomen. Met
grief Iricht [appellant] zich tegen die vaststelling. Voor zover van belang, zal het hof hierna rekening houden met deze grief. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Hemingway’s exploiteert een strandpaviljoen. [naam 1] is middellijk bestuurder van Hemingway’s via haar vennootschap [bedrijf 1] is via zijn vennootschap [bedrijf 2] van 28 januari 2020 tot 23 juni 2022, op welke datum [bedrijf 2] met onmiddellijke ingang is ontslagen, eveneens middellijk bestuurder geweest van Hemingway's. [naam 1] en [bedrijf 1] waren gehuwd. Zij zijn sinds 2020 in een echtscheidingsprocedure verwikkeld geweest die inmiddels is afgerond. In een rapport van [naam 2] Bedrijfsrecherche (hierna: [naam 2] ) van 4 november 2022 staat dat [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] een bedrag van € 1.200.000,-- heeft verduisterd, dan wel heeft weggenomen van Hemingway's.
3.2.
[appellant] is een vriend van [bedrijf 1] en zakenpartner van [bedrijf 1] in het vastgoed.
3.3.
Op 30 januari 2020 heeft Hemingway’s een leaseovereenkomst gesloten met betrekking tot een Mercedes-Benz S-klasse (hierna: de auto). Bij aflevering van de auto is een bedrag van € 57.500,-- aanbetaald. De maandelijkse leasetermijn bedroeg € 912,44 per maand en de slottermijn € 25.000,--. Op grond van de leaseovereenkomst verkreeg Hemingway’s na betaling van de slottermijn aan het einde van de leaseovereenkomst op 5 februari 2023 de eigendom van de auto.
3.4.
[bedrijf 1] heeft tot omstreeks februari 2021 in de auto gereden. Daarna heeft hij de auto aan [appellant] ter beschikking gesteld. Hemingway’s heeft op 1 maart 2021 (eenmalig) een factuur aan [appellant] gestuurd ter hoogte van € 1.210,25, bestaande uit de maandelijkse leasetermijn (€ 912,44), de motorrijtuigenbelasting (€ 105) en de verzekering (€ 192,81). [appellant] heeft vanaf maart 2021 tot en met oktober 2022 de hiervoor genoemde kosten van de auto betaald.
3.5.
Op 5 augustus 2022 heeft Hemingway’s een e-mailbericht gestuurd aan: administratie@conversdc.nl (het e-mailadres van de beheerder van [bedrijf 1] ) waarin staat:
‘Zoals reeds besproken hoort de Mercedes niet thuis in het paviljoen en wordt deze in de RC van [bedrijf 1] geboekt. Aangezien [appellant] deze van [bedrijf 1] heeft overgenomen en het resterende bedrag van de lease zal afbetalen, is er natuurlijk geen vordering op Hemingway’s maar op [appellant] ’.
3.6.
Op 17 oktober 2022 hebben [naam 1] en [appellant] telefonisch en via whatsapp gecommuniceerd over (de afloop van) de leaseovereenkomst. [naam 1] heeft [appellant] geschreven:
‘Ik hoor graag wat je afgezien van de leasebedragen voor de auto hebt betaald en op welke rekening je dit hebt overgemaakt. Ook hoor ik graag welk deel van de betaling is verrekend met de vergoeding van je werkzaamheden voor de bouw van de [straat 2] (…)’.Daarop heeft [appellant] geantwoord:
‘Ik zal even kijken hoe ik je eea zal laten zien. Weet in ieder geval dat er geen sprake is van onwil vanuit mij. Of dat er iets oneerlijks is gegaan. Ook is alles netjes vastgelegd in een overeenkomst en is dat over en weer formeel per schrijven bevestigd.’
3.7.
Op 18 oktober 2022 heeft [naam 1] per whatsapp geschreven:
‘Hi [naam 3] , kun je de stukken nog even opsturen?’waarop [appellant] heeft geantwoord:
‘Ik vond je houding naar mij toe gister hinderlijk en onredelijk. Als je conflicten zoekt moet je dat zelf weten maar ik heb daar geen zin in. Ga er maar van uit dat het zit zoals ik je gister verteld heb. Ik heb het vandaag nagelezen.’Bij whatsapp van 20.45 uur heeft [naam 1] vervolgens geschreven:
‘ [naam 3] doe nou toch niet zo raar. Ik zoek geen conflict. Ik wil gewoon weten hoe het precies zit en daar ook de vastlegging van zien. Ik zal waar mogelijk en redelijk je aanspraken respecteren. Maar feit is dat de auto straks eigendom is van Hemingway’s en dan een waarde heeft van ongeveer 80k. Dus het is ook in jouw belang om hier duidelijkheid over te krijgen. Als je alles hebt gelezen vandaag, stuur het dan even door. Als het lang gaat duren voor je het opstuurt laad je de verdenking op je dat de afspraken pas achteraf zijn vastgelegd.’[appellant] heeft hierop per whatsapp als volgt gereageerd:
‘Wat een wantrouwen, emails en scanapparaten met data liegen niet. Ik snap dat je het wilt weten. (…) Kom binnenkort maar bij me op kantoor’.Vervolgens heeft [naam 1] geschreven:
‘En jij beschikt dus over documenten die ik niet heb, hoe kan ik er dan rekening mee houden?’, waarop [appellant] als volgt heeft gereageerd:
‘Dat kan je ook niet Maar je komt het mij lastig maken en daar heb ik helemaal geen zin in. Je kan binnenkort bij me komen en zal ik je alles laten zien, op papier, in mijn email en in hard copy’.
3.8.
[naam 1] heeft omstreeks 25 oktober 2022 contact opgenomen met de leasemaatschappij. De leasemaatschappij heeft contact opgenomen met [appellant] .
3.9.
Op 27 oktober 2022 heeft [appellant] aan [naam 1] /Hemingway’s gestuurd:
- een e-mailbericht van [bedrijf 1] aan [appellant] waarin onder meer staat:
‘Verzonden: ‘woensdag 24 februari 2021 11:34’,
- een reply e-mail, waarin onder meer staat ‘
Datum: woensdag 24 februari 2021 om 11:40:03 Midden-Europese standaardtijd’, (hierna: het reply e-mailbericht), en
- een ongedateerde door [appellant] en [bedrijf 1] namens Hemingway’s ondertekende bijlage (hierna: de overeenkomst) waarin staat:
‘Beste [naam 3] ,
We zijn het volgende overeengekomen;
  • Je neemt in privé in economische zin over de Mercedes [kenteken]
  • Vanaf vandaag is de auto voor rekening en risico voor jou. (…)
  • De financial lease, MRB en verzekering blijft op naam staan van Hemingway’s Beach Restaurant BV. Deze werkelijke kosten worden per maand aan jou in privé gefactureerd. Bij afloop van het leasecontract neem je MRB en eigen verzekering over.
  • In juridische zin blijft de auto eigendom van de Leasemaatschappij, totdat de termijn eindigt (over twee jaar). Dan wordt de auto volledig eigendom van [appellant] in privé. De restbetaling dient dan te worden voldaan. De overwaarde is dan voor jouw.
  • Totale aanbetaling was zoals overeengekomen €40.000. Daarvan heb je inmiddels €20.000 voldaan (via verrekeningen). De volgende €20.000 of termijnen daarvan worden betaald uit de beleggingsopbrengst van [straat 1] , of andere verrekening mogelijkheden die zich vanuit gemeenschappelijke verbanden voor doen.’
3.10.
Bij e-mail van dezelfde datum (27 oktober 2022) heeft [naam 2]
‘beknopt enkele bevindingen’ over het reply e-mailbericht van [appellant] aan [bedrijf 1] met Hemingway’s gedeeld. Zij heeft onder meer het volgende geschreven:
‘- Het reply bericht lijkt verstuurd te zijn op woensdag 24 februari 2021 om 11.40 uur (CET). In het bericht wordt onder meer vermeld: ‘In de bijlage de getekende versie’;
- (…) De pdf bijlage betreft een scan van een ondertekend document dat is gescand op 24 februari 2021 om 13.38 uur. Opgemerkt wordt dat het document op een later moment is gescand (13.38 uur) dan het moment dat de reply e-mail is gestuurd (11.40). De bestandsnaam van het pdf bestand geeft ook de datum en tijd (in UTC tijd) weer wanneer het document is in gescand. Dit duidt erop dat de tijd van het e-mailbericht mogelijk is aangepast.
- Verder wordt opgemerkt dat de e-mailheaders (meta data) van de betreffende reply e-mail zijn ‘opgeschoond’. Hierdoor kan niet worden achterhaald wanneer en via welke route de reply e-mail is verstuurd en ook kan niet worden achterhaald welke echte tekst in de mail heeft gestaan. Dit allemaal is mogelijk gedaan om zaken te maskeren’.
3.11.
Op 28 oktober 2022 heeft [appellant] de auto bij [naam 1] op het tuinpad geparkeerd.
3.12.
Hemingway’s heeft op 29 oktober 2022 respectievelijk 1 november 2022 de slottermijn en de resterende leasetermijnen aan de leasemaatschappij betaald. Op 20 december 2022 heeft Hemingway’s de auto aan een derde verkocht voor € 55.000,--.
3.13.
Het door [appellant] ingeschakelde Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (hierna: NFO) heeft in een contra-expertiserapport van 4 juli 2023 onder meer geconcludeerd:

Doordat hier een metadata-onderzoek uitgevoerd is op eenverzondene-mailbericht en door technisch onmogelijke conclusies te trekken mag geconcludeerd worden dat er hier fouten zijn gemaakt waarbij de onderzoeker in het midden laat of deze te wijten zijn aan onwetendheid, onkunde of het gebrek aan verificatie van eerdere onderzoeksresultaten.
Er is, vanuit een technisch oogpunt en met de beschikbare informatie, geen enkele reden aan te nemen dat het betreffende bericht zou zijn aangepast dan wel ‘opgeschoond’.
Een printer/scanner kan een ander tijdstip aangeven dan een PC/laptop. Dat is veelvoorkomend. En een zeer plausibele verklaring voor het schijnbare paradox dat een document is gescand op een later tijdstip dan het is verstuurd’.
3.14.
In een managementletter van 28 maart 2024 van [naam 2] staat een screenshot van de zogenaamde
‘extended MAPI properties’van het reply e-mailbericht, waarin onder meer het volgende staat:
‘(…)
PR_ CREATION _TIME: Mon Aug 08 12:31:00 CEST 2022
PR_LAST_MODIFICATION_ TIME: Mon Aug 08 12:31:00 CEST 2022
(…)
PR_MESSAGE-DELIVERY_TIME: Wed Feb 24 11:40:04 CET 2021
(…)
PR_CLIENT_SUBMIT_TIME:Wed Feb 24 11:40:03 CET 2021
(…)
Volgens documentatie van Microsoft bevat de eigenschap ‘PR_CREATION_TIME’ de datum en tijd in UTC wanneer een e-mailbericht (object) door een ‘message store provider’ wordt aangemaakt. De eigenschap ‘PR_LAST_MODIFICATION_TIME’ bevat de datum en tijd in UCT wanneer een e-mailbericht (object) door een ‘message store provider’ voor het laatst is gewijzigd. Deze eigenschap bevat bij de aanmaak initieel dezelfde waarde als de eigenschap ‘PR_CREATION_TIME’.
(..)
De eigenschap ‘PR_CLIENT_SUBMIT_TIME bevat de datum en tijd in UTC wanneer een e-mailbericht is verzonden, dus wanneer een gebruiker op ‘Verzenden’ klikt. De eigenschap ‘PR_MESSAGE_DELIVERY_TIME’ bevat de datum en tijd in UTC wanneer een e-mailbericht bij een mailserver wordt ‘afgeleverd’ en dus wordt opgeslagen op de mailserver. De mailserver verzendt vervolgens het betreffende e-mailbericht naar de ontvanger. Deze datums en tijden worden na aanmaak van het e-mailbericht (object) bij het verzenden aangemaakt.
Bovenstaande bevindingen duiden erop dat het betreffende e-mailbericht van ’24 februari 2021’op 8 augustus 2022 werd aangemaakt, waarna nog voor het verzenden van het e-mailbericht de datum op 24 februari 2021 werd ingesteld. (…).’

4.Eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg samengevat gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Hemingway’s te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 80.000,-- aan schadevergoeding, een bedrag van € 1.575,-- aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, te vermeerderen met rente. [appellant] heeft aan zijn vordering de in 3.9 aangehaalde overeenkomst tussen Hemingway’s en [appellant] van 24 februari 2021 ten grondslag gelegd.
4.2.
Hemingway’s heeft verweer gevoerd. Zij heeft primair aangevoerd dat er geen overeenkomst tussen haar en [appellant] is gesloten op grond waarvan de juridische eigendom van de auto op [appellant] zou overgaan. Subsidiair heeft Hemingway’s aangevoerd dat zij het recht op de auto niet kon overdragen, omdat de leaseovereenkomst dat verbood, dat de overeenkomst nietig dan wel vernietigbaar was in verband met het tegenstrijdig belang en meer subsidiair dat [appellant] Hemingway’s naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aan de overeenkomst kan houden.
4.3.
De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Samengevat heeft de rechtbank overwogen dat de totstandkoming van een afspraak tussen [appellant] en Hemingway's (via [bedrijf 1] toen hij nog bestuurder was van Hemingway's) dat [appellant] de juridische eigendom van de auto zou verkrijgen na afloop van de leaseovereenkomst niet vast is komen te staan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Hemingway’s met de voorlopige bevindingen van [naam 2] (zie 3.10) voldoende gemotiveerd betwist dat het verzenden van de e-mail op 24 februari 2021 en de tekst van die e-mail vaststaan en dat de overige door [appellant] gestelde uitvoeringshandelingen van de overeenkomst op zich zelf onvoldoende zijn om de door hem gestelde afspraak dat hij de juridische eigendom zou verkrijgen aan te nemen.

5.Beoordeling

5.1
Met zes grieven bestrijdt [appellant] dit oordeel en de motivering daarvan in hoger beroep. [appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog Hemingway’s zal veroordelen om aan [appellant] te voldoen een bedrag van € 80.000,-- aan schadevergoeding en een bedrag van € 1.575,-- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2022 met veroordeling van Hemingway's in de kosten van het geding in beide instanties met rente. [appellant] heeft ter onderbouwing van zijn vordering onder meer verwezen naar het bij memorie van grieven ingebrachte rapport van NFO (zie 3.13).
5.2.
Hemingway's heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
5.3.
Met de
grieven twee tot en met vijfricht [appellant] zich samengevat tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestaan van de overeenkomst niet voldoende is onderbouwd en niet vast is komen te staan. Deze grieven, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, treffen geen doel. Ter toelichting dient het volgende.
5.4.
Op [appellant] rust als de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de overeenkomst de bewijslast van het bestaan van de overeenkomst. Ter onderbouwing daarvan heeft [appellant] verwezen naar:
( a) de e-mail van [bedrijf 1] aan hem gedateerd 24 februari 2021 en zijn reply e-mail daarop met bijlage van dezelfde datum (zie 3.9),
( b) het bericht van 5 augustus 2022 van Hemingway’s aan de beheerder van [bedrijf 1] (zie 3.5), en (c) de omstandigheden dat [appellant] de leasetermijnen, de boete(s) en de onderhoudskosten van de auto heeft betaald (zie 3.4).
Het reply e-mail bericht van [appellant] aan [bedrijf 1]
5.5.
Vast staat dat alleen de reply e-mail door [naam 2] en NFO is onderzocht. [naam 2] heeft in haar voorlopige bevindingen geconcludeerd dat de tijd van het e-mailbericht mogelijk is aangepast, omdat volgens [naam 2] (a) de e-mailheader van het bericht is ‘opgeschoond’, waardoor niet kan worden achterhaald wanneer en via welke route de reply e-mail is verstuurd en ook niet kan worden achterhaald welke echte tekst in de mail heeft gestaan (zie 3.10) en (b) omdat de bijlage op een later moment is gescand (13.38 uur) dan het moment waarop de reply e-mail is gestuurd (11.40 uur).
5.6.
Volgens het door [appellant] ingeschakelde onderzoeksbureau NFO is de bevinding van [naam 2] dat de e-mailheader van het bericht is opgeschoond onjuist, omdat een e-mailbericht dat nog verzonden moet worden geen (complete) e-mailheader bevat, nu dat e-mailbericht nog niet aan ‘de reis’ begonnen is. Dat de bijlage op een later tijdstip is gescand dan waarop de bijlage is verstuurd, wordt volgens NFO verklaard doordat een printer/scanner een ander tijdstip kan aangeven dan een PC/laptop (zie 3.13).
5.7.
[naam 2] heeft in haar managementletter van 28 maart 2024 erkend dat het onderzochte reply e-mailbericht geen headerinformatie bevat, omdat het bericht nog geen route heeft afgelegd naar de ontvanger. In de managementletter is een screenshot opgenomen van zogenaamde Extended MAPI Properties, een set van voor de gebruiker niet zichtbare eigenschappen dat deel uitmaakt van de berichtstructuur van een e-mailbericht dat in Microsoft Outlook of op een Exchange mailserver is aangemaakt en opgeslagen. In dat screenshot staat
‘Mon Aug 08 12:31:00 CEST 2022’als de datum en de tijd waarop het reply e-mailbericht door de ‘message store provider’ is aangemaakt en dezelfde datum en hetzelfde tijdstip waarop het bericht voor het laatst is gewijzigd (zie 3.14). Niet weersproken is dat de aanmaakdatum niet te wijzigen is. Als datum en tijd waarop de gebruiker ( [appellant] ) op verzenden heeft geklikt en het reply e-mailbericht bij de mailserver is afgeleverd, staat vermeld
‘Wed Feb 24 11:40:04 CET 2021’. Het hof kan zich verenigen met de bevinding van [naam 2] dat deze informatie erop duidt dat het betreffende reply e-mailbericht van ‘24 februari 2021’ op 8 augustus 2022 werd aangemaakt, waarna nog voor het verzenden van het bericht de datum op 24 februari 2021 zal zijn ingesteld.
5.8.
De stelling van [appellant] tijdens de mondelinge behandeling dat uit de eigenschappen van de reply e-mail een afwijkende datum namelijk 8 augustus 2022 naar voren komt, omdat het e-mailbericht toen als .msgbestand is gearchiveerd of doorgestuurd, bevestigt de bevinding van [naam 2] , nu in het screenshot ‘
PR_LAST_MODIFICATION_ TIME: Mon Aug 08 12:31:00 CEST 2022’staat als de datum waarop het bericht voor het laatst is gewijzigd. In de voorliggende situatie is deze datum gelijk aan de datum waarop het bericht is aangemaakt.
5.9.
Het voorgaande betekent dat Hemingway’s gemotiveerd heeft betwist dat de overeenkomst op 24 februari 2021 is aangegaan. [appellant] had deze gemotiveerde betwisting door Hemingway’s op zijn beurt (eenvoudig) kunnen weerleggen, door het inkomende e-mailbericht van [bedrijf 1] aan hem, waarop [appellant] met het wel onderzochte e-mailbericht heeft gereageerd, of uit het bij [bedrijf 1] binnengekomen reply e-mailbericht van [appellant] over te leggen. [appellant] heeft er echter zowel in eerste aanleg als in hoger beroep voor gekozen geen van deze twee berichten aan onderzoek te onderwerpen. Het door hem tijdens de mondelinge behandeling alsnog gedane aanbod wordt als te laat gedaan gepasseerd.
Het bericht van 5 augustus 2022
5.10.
Anders dan [appellant] is het hof van oordeel dat evenmin uit het e-mailbericht van 5 augustus 2022 blijkt dat er tussen hem en Hemingway’s een overeenkomst bestond omtrent de auto. Met dit bericht aan de beheerder van [bedrijf 1] (en dus niet aan [appellant] ) heeft Hemingway’s willen duiden dat zo’n auto als de Mercedes niet op de financiën van een strandpaviljoen als Hemingway’s met een meestal negatief resultaat behoorde te drukken, maar dat de kosten van de auto thuishoorden in de rekening-courantverhouding tussen Hemingway's en [bedrijf 1] . Voor het overige blijkt uit het e-mailbericht niet dat Hemingway’s wist van de overeenkomst of van het feit dat [bedrijf 1] en [appellant] de overeenkomst wilden gebruiken om hun onderlinge vorderingen met elkaar te verrekenen en is voorts onweersproken dat Hemingway’s op dat moment nog uitging van een ‘gewone lease’ die door Hemingway’s overgedragen kon worden aan [appellant] .
De ‘uitvoeringshandelingen’
5.11.
Dat [appellant] vanaf maart 2021 tot en met oktober 2022 de leasetermijnen (waarin ook de aflossing was verdisconteerd) en de kosten (van onderhoud) van de auto heeft betaald, betekent hoogstens dat [appellant] voor het bedrag van de aflossingen een vordering op Hemingway's heeft uit hoofde van onverschuldigde betaling, maar is op zichzelf onvoldoende om het bestaan van een afspraak met Hemmingway’s dat [appellant] bij het einde van de lease de eigendom zou verkrijgen aan te nemen.
5.12.
Het voorgaande betekent dat in het licht van de gemotiveerde betwisting van Hemingway’s de grondslag van de vordering van [appellant] niet is komen vast te staan. De grieven falen en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Partijen hebben geen feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat hun bewijsaanbod als niet ter zake dienend wordt gepasseerd.
5.13.
[appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
6.1
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Hemingway's vastgesteld op € 2.135,-- aan verschotten en € 4.426,-- aan salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. W. Aardenburg, mr. A.S. Arnold en mr. A. van Zanten-Baris en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.