ECLI:NL:GHAMS:2025:1883

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
23-001654-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van zware mishandeling, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 december 2023, waarbij de verdachte de aangever, een slachtoffer, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan en stompen in het gezicht en tegen de borst, alsook het trappen tegen de ribben van het slachtoffer. Het hof heeft de verklaringen van de aangever en de verdachte zorgvuldig gewogen, evenals het forensisch geneeskundig onderzoek dat is uitgevoerd. Het hof concludeert dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de zware mishandeling, waarbij het letsel van de aangever, waaronder een bloeding tussen de hersenen en de schedel, ribbreuken, een nierkneuzing en een klaplong, is vastgesteld. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de aangever in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001654-24
datum uitspraak: 17 juli 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-023074-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 juni en 17 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een bloeding tussen hersenen en schedel, gebroken rib, nierkneuzing en/of een klaplong, heeft toegebracht door die [slachtoffer]
- een of meerdere keren in het gezicht/tegen het hoofd te stompen/slaan,
- een of meerdere keren tegen de borst te slaan/stompen en/of
- een of meerdere keren tegen de ribben te trappen;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 december 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
, een of meerdere keren in het gezicht/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt,
- een of meerdere keren tegen de borst van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of
- een of meerdere keren tegen de ribben van die [slachtoffer] heeft getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 december 2023 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] - een of meerdere keren in het gezicht/tegen het hoofd te stompen/slaan,
- een of meerdere keren tegen de borst te slaan/stompen en/of
- een of meerdere keren tegen de ribben te trappen
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een bloeding tussen hersenen en schedel, gebroken rib, nierkneuzing en/of een klaplong ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof, anders dan de politierechter, tot een bewezenverklaring komt.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het vonnis van de rechtbank dient te worden bevestigd, nu de verklaringen omtrent hetgeen is voorgevallen tussen de verdachte en de aangever zeer uiteenlopen. Daarnaast heeft de aangever een volstrekt onbetrouwbare verklaring afgelegd en blijft de mogelijkheid bestaan dat de aangever het letsel heeft opgelopen als gevolg van een ongelukkige val. De verdachte heeft enkel één klap gegeven. Van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is daarom geen sprake. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt. Aangever heeft immers geweld tegen de verdachte gebruikt waartegen de verdachte zichzelf moest verdedigen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, mede gelet op het forensisch geneeskundig onderzoek dat ten behoeve van het hoger beroep is verricht.
Het hof overweegt als volgt.
Op 17 december 2023 ontvingen verbalisanten een melding van een vechtpartij op het Anton de Komplein in Amsterdam Zuidoost. Daar aangekomen, troffen de verbalisanten de verdachte, zijn neef en de aangever aan. De aangever lag met zijn hoofd volledig onder een auto. Op de grond lag een plas bloed, het hoofd van de aangever had een paarse kleur en aan de linkerkant van het hoofd hing een stuk huid los. Na medisch onderzoek bleek dat de aangever een bloeding tussen de hersenen en de schedel, ribbreuken aan de rechterzijde, een nierkneuzing en een klaplong aan de rechterzijde had.
De lezing van de verdachte, met betrekking tot hetgeen op het Anton de Komplein is voorgevallen, komt er in de kern op neer dat de verdachte de aangever uit zijn auto heeft gehaald, dat hij hem één klap met de vlakke hand heeft gegeven nadat de aangever om zich heen ging slaan en dat de aangever vervolgens op de grond is gevallen. De aangever heeft verklaard dat de verdachte hem uit zijn auto heeft getrokken en hem vervolgens met vuisten in het gezicht en op de borst heeft geslagen en tegen zijn ribben heeft getrapt.
Op 31 januari 2025 heeft H.N.J.M. van Venrooij, forensisch arts KNMG, als deskundige werkzaam bij de GGD Amsterdam, een rapport uitgebracht met betrekking tot onder andere de volgende vraagstellingen:
  • In hoeverre past het letsel van het slachtoffer bij geweldshandelingen zoals omschreven in het standpunt van het OM (hypothese 1)?
  • In hoeverre past het letsel van het slachtoffer bij de geweldshandelingen zoals omschreven in het standpunt van de verdediging (hypothese 2)?
Volgens het rapport is het aantreffen van het totaal van bevindingen met betrekking tot het letsel van aangever bij forensisch geneeskundig onderzoek van het beschikbare fotomateriaal gecombineerd met de medische informatie
waarschijnlijkeronder hypothese 1 dan onder hypothese 2. Met de term ‘waarschijnlijker’ wordt bedoeld dat de kans op het waarnemen van de onderzoeksresultaten tien tot honderd keer groter wordt geacht wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer de andere hypothese waar is.
Anders dan de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat de door de raadsman genoemde omstandigheden onvoldoende aanleiding geven om aan de inhoud van dit rapport te twijfelen. Dat brengt met zich dat de verklaring van de aangever over het slaan en trappen door de verdachte steun vindt in het letsel van de aangever en in de conclusies van dit rapport. Het hof concludeert dat met een voor een bewezenverklaring voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het letsel van aangever is veroorzaakt door de in de bewezenverklaring genoemde handelingen van de verdachte.
Het hof acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 17 december 2023 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een bloeding tussen hersenen en schedel, gebroken rib, nierkneuzing en een klaplong, heeft toegebracht door die [slachtoffer]
- meerdere keren in het gezicht/tegen het hoofd te stompen,
- meerdere keren tegen de borst te stompen en
- meerdere keren tegen de ribben te trappen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Voor zover de verdachte of zijn raadsman ook ten aanzien van het primair tenlastegelegde een beroep op noodweer hebben gedaan, is het hof van oordeel dat dit beroep niet slaagt. Uit de bewijsoverweging van het hof volgt dat het hof niet uitgaat van de lezing van de verdachte, maar van de lezing van de aangever voor wat betreft de geweldshandelingen door de verdachte. Dat brengt met zich dat het hof een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de verdachte door de aangever onvoldoende aannemelijk acht.
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf als het hof tot een bewezenverklaring komt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op een openbare plek schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft het slachtoffer meerdere malen tegen het hoofd en de borst geslagen en tegen de ribben geschopt nadat hij het slachtoffer uit zijn auto had getrokken. Daardoor heeft de aangever onder meer een bloeding in en op het hoofd, ribbreuken, een nierkneuzing en een klaplong opgelopen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de aangever. De ervaring leert bovendien dat slachtoffers van dergelijk geweld nog lang de lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dergelijk geweld brengt voorts gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. In die oriëntatiepunten wordt voor zware mishandeling door middel van bijvoorbeeld één of meer schoppen/trappen tegen het hoofd een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden als uitgangspunt genoemd. Het hof is gelet op het voorgaande en op de ernst van het bewezenverklaarde van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend is. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd en ook overigens ziet het hof, gelet op het voorgaande, geen aanleiding de op te leggen straf te matigen of voorwaardelijk op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. N. van der Wijngaart en mr. C. Beuze, en, in tegenwoordigheid van
mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 juli 2025.
=========================================================================
[…]