ECLI:NL:GHAMS:2025:1880

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
23-000775-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met uitzondering van de vordering tenuitvoerlegging in een strafzaak

Op 17 juli 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 februari 2023 was gewezen. De zaak betreft een verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, geboren in 1994. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is afgewezen omdat de straf al ten uitvoer was gelegd. Tijdens de zittingen op 18 juni en 17 juli 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, maar verbindt hieraan geen gevolgen. De beslissing van het hof houdt in dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt vernietigd, terwijl het vonnis voor het overige wordt bevestigd. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000775-23
datum uitspraak: 17 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-338419-22 en 01-332456-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland 1] ) op [geboortedag 1] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 juni en 17 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van vordering tenuitvoerlegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat de bewijsmiddelen worden toegevoegd, de strafmotivering wordt aangevuld als na te melden en de toepasselijke wettelijke voorschriften worden aangevuld met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1
1. Een proces-verbaal van aangifte van 29 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina 12].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 29 december 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
aangeefster [aangeefster 1]:
Op 27 december 2022 heeft mijn zoon de auto geparkeerd op de Prinsengracht te Amsterdam. Mijn zoon heeft de auto achtergelaten met de ramen gesloten. Omstreeks 23.00 uur ben ik nog langs mijn auto gelopen. Ik doet dit iedere avond omdat de auto een cabrio betreft met een linnen dak. Toen ik langs de auto liep zag ik dat de ramen gesloten waren. Op 28 december 2022 omstreeks 03.15 uur werd ik gebeld door de politie. De politie vertelde mij dat er in mijn auto was ingebroken. Ik heb samen met mijn zoon in de auto gekeken. Wij zagen dat er niets weg was. Ik zag dat het raam aan de bestuurderszijde en het raam aan de bijrijderszijde even ver open stonden.
Ten aanzien van feit 2
2. Een proces-verbaal van aangifte van 28 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina’s 18-19].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 december 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
aangeefster [aangeefster 2]:
Op 28 december 2022 om ongeveer 03:00 uur was ik in de [plek 1] gevestigd aan de [adres 1] . Ik had mijn mobiele telefoon, een Huawei Pro 10, in mijn achterzak van mijn broek zitten. Op enig moment ontstond er een beetje commotie achter mij. Er liepen 2 mannen langs mij naar de uitgang van de bar. Ik voelde aan mijn broekzak en merkte dat mijn telefoon niet meer in mijn achterzak zat.
Ik liep achter de 2 mannen aan naar buiten. Voor de bar sprak ik sprak NN2 (het hof begrijpt: één van de twee mannen) aan. Ik sprak hem aan in het Engels. Vervolgens ging hij over in de Franse taal.
De achtergrond van de telefoon is met bloemetjes.
Ten aanzien van feit 3
3. Een proces-verbaal van aangifte van 28 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [doorgenummerde pagina 15].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 december 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
aangeefster [aangeefster 3]:
Op 28 december 2022 omstreeks 00.00 uur ben ik naar de [plek 2] gegaan. Deze bar bevind zich op de [adres 2] . Ik had een tas bij mij. In deze tas zat mijn portemonnee. In mijn portemonnee had ik mijn ABN AMBRO pas en OV chipkaart. Ik had mijn tas op de kapstok gehangen. Ik ging omstreeks 03.00 uur weer naar huis. Toen kwam ik er achter dat mijn tas weg was.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [doorgenummerde pagina’s 21-22].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 28 december 2022 omstreeks 03:17 uur bevonden wij ons op het Leidseplein te Amsterdam.
Aldaar was circa 10 minuten eerder een mobiele telefoon gestolen. Wij hoorden dat er een Huawei telefoon was weggenomen door twee personen die weg waren gelopen in de richting van de Weteringschans.
Omstreeks 03:18 uur hoorden wij portofonisch de melding van een mogelijke inbraak voertuig. Direct reden wij richting de opgegeven locatie alwaar wij binnen een (1) minuut ter plaatse kwamen.
Wij zagen vervolgens vanaf de Vijzelgracht een tweetal personen bij een geparkeerde Volkswagen Golf voorzien van kenteken [kenteken] staan. Wij zagen dat de alarmlichten van deze personenauto knipperden. De personen, de aangehouden verdachten, bleken later te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1994 te [geboorteplaats] ( [geboorteland 1] ) en [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1994 te [geboorteland 2] .
Wij zagen dat beiden aan de passagierszijde van het voertuig stonden. Wij zagen dat [medeverdachte] met beide handen aan de bijrijdersruit zat en deze met kracht naar beneden leek te schuiven. Wij zagen dat [verdachte] tegelijkertijd een van zijn armen door het deels geopende raam had gestoken.
Wij zagen dat [verdachte] werd gefouilleerd. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , hoorde de collega zeggen dat er een mobiele telefoon in de broeksband zat. Ik zag dat er een mobiele telefoon zichtbaar was. Wij zagen dat de mobiele telefoon een Huawei telefoon betrof. Wij zagen dat de achtergrond een afbeelding betrof van bloemen. Hierop hebben wij telefonisch contact opgenomen met de melder van de eerdere diefstal. Wij hoorden dat de aangetroffen telefoon daadwerkelijk de telefoon betrof van [aangeefster 2] .
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , nam vervolgens telefonisch contact op met de tenaamgestelde, [aangeefster 1] , van de Volkswagen Golf.
Nadat de verdachten waren overgebracht naar het cellencomplex Hoofdbureau zijn zij aan een insluitingsfouillering onderworpen. Wij hoorden dat er in een tas die [verdachte] met zich meedroeg meerdere goederen werden aangetroffen, waaronder een bankpas en OV-chipkaart op naam van [aangeefster 3] .

Oplegging van straf

De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat het gebruik van een stroomstootwapen voor de aanhouding van de verdachte tot een lagere straf moet leiden. Voor zover de raadsvrouw daarmee een beroep heeft gedaan op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, overweegt het hof dat dit verweer niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld en het hof daarom niet is gehouden daarop te beslissen. Van de verdediging mag immers worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in het tweede lid genoemde factoren wordt aangegeven tot welk rechtsgevolg een vormverzuim moet leiden. Overigens is het hof van oordeel dat, ware het verweer juist gevoerd, het gebruik van een stroomstootwapen voor de aanhouding van de verdachte geen aanleiding geeft tot verlaging van de door de politierechter opgelegde straf.
Het hof stelt ambtshalve vast dat bij de berechting van de zaak in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Namens de verdachte is op 9 maart 2023 hoger beroep ingesteld en het hof wijst op 17 juli 2025 arrest. Daarmee is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim vier maanden. Gelet op de hoogte van de opgelegde straf en de mate van overschrijding volstaat het hof met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden en verbindt het aan deze overschrijding geen gevolgen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte is het hof van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat de straf al ten uitvoer is gelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Brabant van 2 januari 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2022, parketnummer 01-332456-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Beuze, mr. H.A. van Eijk en mr. N. van der Wijngaart en, in tegenwoordigheid van
mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 juli 2025.
=========================================================================
[…]